“1. [DD] heeft zijn 5000 opties verkregen vóór 26 juni 1998.
Dat betekent dat de vergoeding die hij krijgt bij uitoefening en vervreemding c.q. voor de verk1aring zijn optierechten niet te zullen uitoefenen onbelast is. De hoogte van de vergoeding is hierbij niet relevant, mits die vergoeding “zakelijk” is. Dat wi1 zeggen een reële vergoeding is voor de tegenprestatie.
2. In casu zal [DD] in zijn aangepaste arbeidscontract zijn (nog niet geëffectueerde en ook nog niet vorderbare) winstrechten (tantième + extra winstdeling) laten vervallen en langer in dienst kunnen blijven.
3. In de cijfermatige opstelling van [S] is één post niet meegenomen: de Vpb-gevolgen van de tantième/extra winst-uitkeringen (met name bij contract 2).
Volledigheidshalve dient ook de invloed op de a.b.-claim bij Hans [F] meegenomen te worden.
4. Ik neem aan dat met betrekking tot de garantie ter zake van de eventuele a.b.-heffing bedoeld wordt: een compensatie ter grootte van de enkelvoudige a.b.-heffing ter grootte van 25% x (300 - 81 - 16,20) x 5000 = f 253.500.
Omdat met de overige personen ten tijde van de statutenwijziging wordt afgerekend op basis van een waarde van f 300, zal dat naar mijn mening op dat moment als “waarde in het economische verkeer” hebben te gelden.
Als de compensatie wordt verstrekt in de vorm van een latere hogere reële vergoeding met betrekking tot de opties, komt brutering in feite niet aan de orde.
Alsdan is er immers geen a.b.-positie meer. Het onderscheid tussen A- en B-aandelen is
dan al vervallen.
(…)
6. 1ndien de Vpb-aftrek bij [P] geaccepteerd zou worden (op zich discutabel) en ook geëffectueerd zou kunnen worden (voorwaarde: voldoende eigen fiscale winst), dan bedraagt de netto-last voor [F] / [P] bij contract 2 f 4.178.906.
Indien de Vpb-aftrek bij [P] niet zou worden geaccepteerd c.q. geëffectueerd, bedraagt de netto-last voor [F] / [P] bij contract 2 f 5.986.875.
Bij contract 3 is Vpb-aftrek niet aan de orde. De netto-last voor [F] / [P] bedraagt hierbij f 3.077.250.
Contract 3 levert derhalve een voordeel op ter grootte van minimaal f 1,1 mio. Dit is inclusief de invloed op de a,b.-claim.
7. Het is raadzaam geen duidelijk (causale) relatie te leggen tussen de contractwijziging (waarbij [DD] zijn nog niet vorderbare tantièmerechten en extra winstdelingsrechten kwijtraakt en het dienstverband wordt verlengd) en het vooralsnog laten behouden van de opties. De contractwijziging speelt zich af in de belaste loonsfeer. De optierechten hebben de loonsfeer in beginsel volledig verlaten. Dat laatste moet ook zo blijven.
Ik zie in het nog niet “terugroepen” van de optierechten door [P] sec in beginsel geen te belasten loonelement.
Voorkomen moet worden dat door een samenstel van rechtshandelingen wel een loonelement zou ontstaan.
8. (…)
Ik stel voor dat er twee afzonderlijke en van elkaar onafhankelijke overeenkomsten worden gemaakt
a. nieuwe arbeidsovereenkomst tussen [FF] B.V. en [DD] ter vervanging van eerdere overeenkomsten, waarbij en waardoor [DD] geen tantièmerechten (meer) zal hebben met betrekking tot de jaren 1999, 2000 en 2001 en hij ook geen extra winstrechten (meer) zal hebben.
b. overeenkomst tussen [P] B.V. van [DD] waarbij [DD] verklaart zijn optierechten met betrekking tot [M] B.V. niet te zullen uitoefenen en [P] B.V. verklaart hiervoor een vergoedingen te zullen geven gebaseerd op de waarde van de certificaten minus f 81 per 1 april 2000, echter maximaal f 3.850.000, eventueel te verhogen met f 253.000 (middels een side-letter) ingeval er onverhoopt a.b.-heffing verschuldigd mocht zijn. De betaling kan in 3 tranches plaatsvinden en verrekend worden met de verstrekte leningen.”