Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
BsGW heeft namens de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 2] (hierna: de Heffingsambtenaar) een verweerschrift ingediend.
2.Feiten
€ 88.000.
Naast gegevens van de onroerende zaak bevat dit taxatierapport gegevens van de volgende drie verkochte vergelijkingsobjecten:
Naast gegevens van de onroerende zaak bevat dit taxatierapport gegevens van de volgende vijf verkochte vergelijkingsobjecten:
- [adres 2] 37 verkocht op 17 oktober 2016 verkoopprijs € 68.000
inhoud woning 394 m³
Hoekwoning – verkoop vóór complete renovatie
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
De door de taxateur van belanghebbende in zijn onder 2.3 vermelde taxatierapport genoemde vijf verkopen worden ten onrechte buiten beschouwing gelaten met het argument dat die objecten niet zouden zijn aangeboden op de vrije markt. Dat geldt ook voor de aldaar genoemde vraagprijs van het object [adres 2] 7.
Met het feit dat twee van drie vergelijkingsobjecten hoekwoningen zijn, heeft de Heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden door een correctie van 5% toe te passen op de gemiddelde prijs per m³ van de betreffende woningen. Blijkens de in de taxatiematrix gehanteerde kwaliteitsindicaties en de gehanteerde m³-prijs van de vergelijkingsobjecten van – afgerond - tussen de € 232 en € 327 en de m³-prijs van de woning van belanghebbende van € 190, heeft de Heffingsambtenaar voorts voldoende rekening gehouden met de zeer slechte onderhoudstoestand van de onroerende zaak. Het door belanghebbende geschetste verschil in ligging van de onroerende zaak (gelegen aan een doorgaande straat) ten opzichte van de drie genoemde vergelijkingsobjecten (gelegen aan een pleintje), acht het Hof niet van zodanige betekenis dat te dier zake een afzonderlijke correctie op de waarde moet worden toegepast.
€ 85.000. Een vraagprijs van een vergelijkingsobject kan echter niet dienen als een toereikende onderbouwing van de waarde van de onroerende zaak.
1 januari 2014, voor het kalenderjaar 2015, heeft vastgesteld op € 70.000. De Heffingsambtenaar heeft deze stelling bij gebrek aan wetenschap betwist.
Deze nieuwe stelling van belanghebbende treft – wat daar overigens ook van zij - geen doel. Ieder belastingjaar staat op zichzelf en de WOZ-waarde van een onroerende zaak moet op elke nieuwe waardepeildatum opnieuw worden vastgesteld.
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.