6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] heeft met ingang van 15 mei 2009 van Wonen Limburg een woning gehuurd gelegen aan de [adres] te [woonplaats] .
In artikel 6.6. van de algemene huurvoorwaarden die op de huurovereenkomst van toepassing is het volgende opgenomen:
“Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
Bij Wonen Limburg zijn diverse klachten van buren van [appellant] binnengekomen over [appellant] met betrekking tot geluids- , rook- en stankoverlast, waarbij veruit de meeste klachten afkomstig zijn van de directe buren, de families [familie 1] en [familie 2] .
In een brief van 15 januari 2015 aan [appellant] heeft Wonen Limburg ter bevestiging van afspraken die zijn gemaakt tussen hem en de buren, het volgende geschreven:
“(…) Begin 2014 is er onenigheid ontstaan over iets dat tussen de kinderen speelde en heeft u afstand van elkaar genomen. Daarna zijn er veel dingen over en weer gezegd die de andere partij kwetsten waardoor er weer een reactie terugkwam. U sprak af om elkaar rechtstreeks aan te spreken als u elkaar wilt spreken. (…) We spraken af dat u vóór vandaag het afvoerkanaal van de kachel verlengt zodat de rook niet meer achter het huis neerslaat. (…).
[appellant] heeft op enig moment het afvoerkanaal van de kachel verlengd.
In de drie maanden daarna heeft Wonen Limburg steeds opnieuw klachten over de stankoverlast van de kachel van de buren ontvangen.
Naar aanleiding van de klachten is [appellant] bij brief van 2 november 2015 opnieuw uitgenodigd door Wonen Limburg voor een gesprek over deze klachten. [appellant] heeft aan Wonen Limburg telefonisch laten weten geen actie te zullen ondernemen omdat “hij aan alle wettelijke vereisten voldoet”.
6.2.1.In de onderhavige procedure heeft Wonen Limburg [appellant] gedagvaard voor de kantonrechter en, onder andere, gevorderd dat [appellant] zich onthoudt van stoken van hout in de kachel van zijn woning, in de ton in de tuin van zijn woning en in de kachel in een bijgebouw in de tuin van zijn woning. Omdat er gedurende de procedure wederom klachten over het gedrag van [appellant] bij Wonen Limburg werden ingediend, heeft Wonen Limburg haar eis gewijzigd en (kort samengevat) primair de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gevorderd. Subsidiair heeft zij de gedragsaanwijzingen gevorderd.
6.2.2.Aan deze vorderingen heeft Wonen Limburg, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellant] is tekort geschoten in de nakoming van een van zijn verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene bepalingen. Volgens haar veroorzaakt [appellant] onrechtmatig overlast en hinder aan zijn omwonenden onder meer door zijn stookgedrag in en buiten de woning. Hoewel [appellant] meerdere kansen heeft gekregen om de situatie te verbeteren en hij regelmatig is aangesproken op de overlast, weigert hij serieus mee te werken aan een oplossing.
6.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het beroepen eindvonnis heeft de kantonrechter de primaire vorderingen van Limburg Wonen toegewezen. De huurovereenkomst is ontbonden en [appellant] is veroordeeld tot ontruiming. Hij is tevens in de proceskosten veroordeeld.