3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [geïntimeerde] is sinds 4 september 2006 krachtens een arbeidsovereenkomst, die schriftelijk is vastgelegd op 4 september 2006 (hierna: de arbeidsovereenkomst) in dienst van [appellante] als industrieel reiniger. [geïntimeerde] woonde en woont in België en [appellante] was en is in België gevestigd.
b. [geïntimeerde] heeft op 23 september 2009 een bedrijfsongeval (hierna: het ongeval) gehad in [plaats 1] (Nederland). Het ongeval vond plaats in het bedrijf van [de vennootschap 2] (hierna te noemen: [de vennootschap 2] ) te [plaats 1] waar [geïntimeerde] toen in opdracht van [appellante] werkzaamheden verrichtte. Hierbij heeft hij letsel opgelopen aan zijn longen en strottenhoofd doordat hij de giftige stof Röstgut (calcine) heeft ingeademd.
c. Ten tijde van het ongeval was [geïntimeerde] werkzaam met een collega, de heer [collega] . Zij waren doende met het reinigen van een filterinstallatie in een “besloten ruimte”. Op datzelfde moment was ook [de vennootschap 2] bezig met reinigingswerkzaamheden. Daarnaast waren ook medewerkers van [de vennootschap 3] (inmiddels overgenomen door [de vennootschap 4] te [plaats 2] (Duitsland)) en van de firma [firma] bezig met werkzaamheden aan dezelfde installatie.
d. [de vennootschap 2] werkte toen, ter voorkoming van conflicterende werkzaamheden, met zogenaamde lockboxen. Op het moment dat iemand aan een installatie ging werken, diende hij een sleutel uit de box te halen en een persoonlijk hangslot aan de lockbox te hangen, zodat het voor iedereen zichtbaar is wie op dat moment werkzaam was bij de betreffende machine. Ten tijde van het bedrijfsongeval heeft [geïntimeerde] met de lockbox gewerkt en heeft een door [appellante] ingehuurde “mangatwacht”, de heer [mangatwacht] , toezicht gehouden op de lockboxen.
e. De toedracht tot het ongeval was als volgt. [geïntimeerde] droeg bij de uitvoering van de reinigingswerkzaamheden in de besloten ruimte een zogenaamd halfgelaatsmasker. De zich in de besloten ruimte bevindende filterinstallatie, die [geïntimeerde] ging schoonmaken, was ernstig vervuild met stof, waarin zich onder meer calcine bevond. Door een trilling is het stof losgekomen van de filterinstallatie en in de lucht terecht gekomen. [geïntimeerde] heeft daarop het stof ingeademd.
f. Direct na het ongeval heeft [appellante] door middel van een ongevallenmeldingsformulier melding gemaakt van het ongeval en daarin opgemerkt:
“bij het buitenkomen droeg slachtoffer zijn Half Gelaatsmasker ABEK P3 en andere PBM’s zoals voorgeschreven op de werkvergunning.”
g. [geïntimeerde] heeft na het ongeval drie weken op de Intensive Care gelegen. Het oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan Röstgut als gevolg van het bedrijfsongeval van [geïntimeerde] en de daaruit voortvloeiende letselschade staat vast.
h. De (Nederlandse) arbeidsinspectie heeft ongevalsrapporten opgesteld op 24 september 2009, 25 januari 2011 en 27 januari 2014.
j. Het rapport van 27 januari 2014 vermeldt als conclusie:
“Uit dit nieuw uitgevoerde ongevalonderzoek mag gesteld worden dat ten tijde van het bedrijfsongeval op 23 september 2009 door uw werkgever, de firma [appellante] , niet voldoende technische- en organisatorische maatregelen waren getroffen om te voorkomen dat U, de heer [geïntimeerde] , bij uitvoering van uw werkzaamheden, kon worden blootgesteld aan een gevaarlijke stof, in dit geval röstgut (calcine).
In het indertijd opgestelde ongevalrapport is, door niet te beschikken over alle feiten of omstandigheden, een niet volledige conclusie getrokken door de desbetreffende arbeidsinspecteur.”
k. In juli 2014 heeft [geïntimeerde] een deelgeschillenprocedure bij de rechtbank Oost-Brabant, kantonrechter te Eindhoven, opgestart, waarin hij [de vennootschap 2] en [appellante] heeft betrokken. Bij beschikking van 30 september 2014 heeft de deelgeschillenrechter zich onbevoegd verklaard.
l. [geïntimeerde] heeft bij verzoekschrift van 1 oktober 2015 [de vennootschap 2] , [appellante] en [de vennootschap 4] in een procedure voor de rechtbank Oost-Brabant betrokken en verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen.
m. Bij beschikking van 26 juli 2016 heeft de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van [geïntimeerde] toegewezen.
n. De rechtbank Oost-Brabant heeft vervolgens bij beschikking van 16 januari 2017 arbeidsinspecteur bij de Inspectie SWZ, ing. R.J.W.M. van Wezel benoemd tot deskundige (hierna te noemen: de deskundige).
o. De deskundige heeft op 3 juli 2017 het deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) opgemaakt. Dit is bij akte van 4 juli 2017 bij de rechtbank gedeponeerd. In het deskundigenbericht is onder meer het volgende opgenomen:
(Pag. 5:….)
Het mogelijk vrijkomen van deze gevaarlijke stof is op verschillende momenten onderkend en geïnventariseerd:
door [appellante] in haar plan “Werkvoorbereiding JOB6301”
Door [de vennootschap 2] in haar werkvergunning met bijbehorend informatieblad “Besloten Ruimte”
In de bespreking van 22-09-2009 waar in de rapportage van [de vennootschap 3] naar verwezen wordt.
Om de werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren moesten er dus adequate Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) gebruikt worden. Het dragen van minimaal een volgelaatsmasker is ook vooraf geïnventariseerd door zowel [de vennootschap 2] als [appellante] . Op alle werkvergunningen, behalve die van de mangatwacht, is bij het kopje “Vereiste Beschermingsmiddelen” zowel het vakje van “volgelaatmasker ABEK1 +P3” aangekruist als het vakje “verse luchtmasker/kap”. Het vakje “halfgelaatsmasker stoffiltertype…..” is niet aangekruist. De werkzaamheden die de heer [geïntimeerde] uitvoerde vielen onder werkvergunning 2265 (Binnenkant E.F. straat afborstelen).
Een ander oorzaak van de blootstelling van de heer [geïntimeerde] aan de gevaarlijke stof is dus het gebruik van een verkeerd PBM, een ademhalingsbescherming met een mindere beschermingsgraad dan voorgeschreven. Op basis van de verklaringen die door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie, resp. Inspectie SZW zijn opgenomen blijkt dat het gezicht van het slachtoffer niet schoon was en dat zich Roostgoed(het hof leest: Röstgut)
bevond op de plaats waar het masker zat. Wat niet vastgesteld kan worden is dat de blootstelling is ontstaan door het falen van het masker, of door verkeerd gebruik (bijvoorbeeld in een paniekreactie het masker van het gezicht trekken om lucht te krijgen). Wel is uit de literatuur af te leiden dat een volgelaatsmasker een 2 maal zo hoge graad van bescherming (NPF = nominale protectiefactor) biedt en een onafhankelijk persluchttoestel met ademautomaat en volgelaatsmasker een 100 maal zo grote NPF heeft.
(….)
(pag. 6:….)
“Samenvatting Conclusie vraag 1:
De toedracht van het ongeval is blootstelling aan een gevaarlijke stof.
Samenvatting Conclusie vraag 2:
De oorzaken hiervan zijn:
- Ernstige vervuiling van de filters aan de binnenzijde
- Het bij een lichte trilling vrij kunnen komen van deze vervuiling
- Gebruik van verkeerd, tevens anders dan voorgeschreven, PBM
- Onvoldoende toezicht door de werkgever [appellante] op het gebruik van de juiste PBM’s
(…)
(pag. 9:….)
Conclusie(vraag 3, toev. hof)
:
Het in het verzoekschrift genoemde lockboxensysteem speelt geen rol in de toedracht en oorzaken van het ongeval.
(…)
(pag. 10:….)
Conclusie(vraag 4, toev. hof):
Zover binnen dit onderzoek is na te gaan zijn er geen fouten gemaakt bij het toelaten van de werkzaamheden. Wel zijn er fouten gemaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden (gebruik van verkeerde, niet voorgeschreven PBM’s).
(…)
(pag. 11:….)
Conclusie(vraag 5, toev. hof)
:
De mangatwacht heeft ten tijde van het ongeval geen fouten gemaakt zover dat nu nog te beoordelen is.
(…)
(pag. 15:….)
Nu volgens punt 1 blijkt dat niet [de vennootschap 2] maar [appellante] als werkgever in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet gezien dient te worden en uit punt 2 blijkt dat het masker geen bescherming heeft geboden tegen blootstelling aan de gevaarlijke stof waaraan de heer [geïntimeerde] is blootgesteld en uit punt 3 blijkt dat het masker dat de heer [geïntimeerde] droeg ten tijde van het ongeval niet het juiste masker was, is er wel een verband vast te stellen tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het, ingevolge artikel 9, 1e lid van diezelfde wet, meldingsplichtige arbeidsongeval, zoals bedoeld in artikel 1, derde lid onder i, Arbowet. Er is namelijk geen gebruik gemaakt van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen; er zijn door de werkgever [appellante] de verkeerde persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekt, namelijk een halfgelaatsmasker in plaats van een volgelaatsmasker of een verse luchtkap. Tevens is er op het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen onvoldoende toezicht geweest. Adequaat toezicht had kunnen signaleren dat er niet gewerkt werd met de beschermingsmiddelen zoals voorgeschreven in de inventarisatie van de risico’s en als voorgeschreven in de werkvergunning.”
p. De Arbeidsrechtbank Antwerpen heeft bij vonnis van 3 mei 2017 in een geding tussen [geïntimeerde] en [gemeenschappelijke verzekeringskas] , Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen, na rapportage van deskundigen de arbeidsongeschiktheid van [geïntimeerde] bepaald op 100 % van 23.09.2009 tot en met 23.03.2010, op 50 % van 24.03.2010 tot en met 22.03.2011 en op 19 % als graad van daarna blijvende arbeidsongeschiktheid.
de standpunten van partijen en het oordeel van de voorzieningenrechter
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] betaling van € 50.000,00 als voorschot op de vergoeding van de schade ten gevolge van het ongeval, vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten van het geding. [geïntimeerde] baseerde de vordering op art. 7:658 BW en stelde dat [appellante] tekort was geschoten in haar zorgplicht als werkgeefster van [geïntimeerde] om de schade, zoals [geïntimeerde] die heeft geleden, te voorkomen.
3.2.2.[appellante] heeft onder meer betoogd dat de Nederlandse rechter in deze zaak geen internationale rechtsmacht heeft en dat Belgisch recht van toepassing is, heeft inhoudelijk gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en heeft veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding gevorderd.