In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de (verhoogde) zelfstandigenaftrek aan belanghebbende, die een commanditaire vennootschap (CV) heeft opgericht samen met haar echtgenoot. De inspecteur van de Belastingdienst had de zelfstandigenaftrek geweigerd omdat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan het urencriterium van 1.225 uur per jaar. Belanghebbende had urenregistraties overgelegd, maar het Hof oordeelde dat de verschillen in de registraties en de omstandigheden rondom haar fulltime dienstverband als directrice van een bedrijf de betrouwbaarheid van deze registraties in twijfel trokken. Hierdoor werd de zelfstandigenaftrek voor zowel 2012 als 2013 terecht geweigerd.
Daarnaast werd ook de vraag van belanghebbende over de mogelijkheid van willekeurige afschrijving voor startende ondernemers afgewezen, omdat deze afschrijving alleen mogelijk is als de zelfstandigenaftrek van toepassing is. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet in aanmerking kwam voor deze afschrijving. De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd vernietigd, en de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2012 en 2013 werden verminderd tot respectievelijk € 71.020 en € 84.051. De inspecteur werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, maar het Hof zag geen aanleiding voor een integrale proceskostenvergoeding aan belanghebbende.