ECLI:NL:GHSHE:2018:2861
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en heffingsrente met betrekking tot negatief loon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 3 maart 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011 had opgelegd. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar inkomen van € 107.583, maar na bezwaar was dit bedrag verlaagd naar € 68.435. Belanghebbende had bij zijn aangifte een negatief loon van € 6.514 in aanmerking genomen, gerelateerd aan een geschil met zijn voormalige werkgever, stichting [C]. De Inspecteur weigerde deze aftrek en legde een heffingsrente op van € 301.
Tijdens de zitting op 24 mei 2018 heeft het Hof de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. Belanghebbende stelde dat hij recht had op het negatieve loon, omdat hij in het onderhavige jaar niets had (terug)betaald. De Inspecteur betwistte dit en voerde aan dat de heffingsrente terecht was opgelegd. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen negatief loon kon in aanmerking nemen, omdat hij in het betreffende jaar geen betalingen had gedaan. Ook werd de beschikking heffingsrente bevestigd, omdat er geen gronden waren om deze te vernietigen of te verminderen.
De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de Rechtbank, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Belanghebbende werd in het ongelijk gesteld en het Hof oordeelde dat er geen redenen waren voor vergoeding van griffierechten of proceskosten.