In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Eindhoven. De naheffingsaanslag van € 63,20 werd opgelegd omdat er geen geldig parkeerkaartje zichtbaar was achter de voorruit van het voertuig van belanghebbende. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Heffingsambtenaar handhaafde de aanslag. De Rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de procedure heeft het Hof vastgesteld dat de Heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat er geen geldig parkeerkaartje aanwezig was. Belanghebbende heeft enkel een kopie van een parkeerkaartje overgelegd, wat volgens het Hof onvoldoende bewijs is om aan te tonen dat de parkeerbelasting is betaald. Het Hof oordeelt dat de verklaring van de parkeercontroleur, die geen geldig ticket heeft waargenomen, toereikend is, maar niet onweerlegbaar. Belanghebbende heeft niet overtuigend bewijs geleverd dat zijn parkeerkaartje daadwerkelijk geldig was op het moment van de controle.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen redenen om de Heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan op 21 juni 2018 door een meervoudige kamer van het Hof, en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.