Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
“(…) Deze machtiging geldt in het bijzonder voor de bezwaar- en beroepschriftprocedures naar aanleiding van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001, 2002 en 2003.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- I. Is de aanslag tijdig opgelegd?
- II. Dient de waardestijging van de onroerende zaken in aanmerking te worden genomen op het tijdstip van beëindiging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs)?
- III. Is de hoogte van de tbs-winst juist vastgesteld?
- IV. Is de in rekening gebrachte heffingsrente terecht vastgesteld?
4.Gronden
“totdat er een uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure”over de jaren 2001, 2002 en 2003. Belanghebbende staat een letterlijke uitleg van dit verzoek voor en stelt dat de aanslag had moeten worden opgelegd op de dag dat de uitspraken in de genoemde procedures zijn gedaan. Als de inspecteur heeft bedoeld om de mogelijkheid te krijgen om de aanslag op te leggen binnen een redelijke termijn na de uitspraken dan had hij dat zo moeten opschrijven, aldus belanghebbende.
“een uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure”niet is gedoeld op een eventueel arrest van de Hoge Raad na de procedure voor het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, maar op de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de bedoelde beroepsprocedures. De rechtbank volgt partijen hierin, nu deze uitleg ook steun in de handelwijze van partijen vindt (te weten dat de inspecteur ná die uitspraak tot afhandeling van de aanslag is overgegaan en niet het arrest van de Hoge Raad heeft afgewacht).
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.