Ter zitting in hoger beroep is door en namens [appellant] nog het volgende – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd. Voor zover er in de verweerschriften wordt gesteld dat de stellingen van [appellant] niet zijn onderbouwd, geldt dat inmiddels in hoger beroep diverse stukken zijn overgelegd bij indieningsformulier van 25 april 2018. De stellingen van [appellant] zijn derhalve gesubstantieerd. Er is derhalve geen sprake van enige tekortkoming in de wijze van procederen of strijd met de goede procesorde.
Diverse leden van de coöperatie hadden een stortingsplicht, te weten [lid 3] , [lid 2] , [lid 1] en [architecten] Architecten. De betaling van deze bedragen is nergens terug te vinden, ook niet in de eindafrekening zoals opgemaakt bij opheffing van ZGL. Daarnaast hadden de leden op basis van artikel 10 lid 1 en 2 in combinatie met artikel 25 lid 2 van de statuten van ZGL een verplichting tot betaling van een bijdrage in de exploitatie van ZGL. Deze verplichting is niet ingeroepen door het bestuur en is bij ontbinding van ZGL buiten beschouwing gelaten. Bij benadering is op grond van deze statutaire artikelen een bate van circa € 50.000,- te genereren. Uit niets blijkt dat het bestuur/ZGL ten tijde van de laatste vergadering dan wel daarvoor heeft voorzien in nakoming van de ledencontracten om zodoende voldoende baten te genereren en de vorderingen die ZGL had te incasseren.
Er bestaan ook nog onbetaalde facturen van derden op ZGL, die niet terug te vinden zijn in de rekening en verantwoording over 2014, 2015 en 2016, onder andere van [vastgoed] Vastgoed en How2create.care. [appellant] weet dat er nog meer schuldeisers zijn maar krijgt geen inzicht in de boekhouding en kan dit dus niet aantonen. Dit kan [appellant] echter niet worden tegengeworpen.
Daarnaast is sprake van een nietige besluitvorming ten aanzien van de laatste algemene ledenvergadering van 5 januari 2016. [lid 1] was geen lid met stem en deze mocht ook niet als voorzitter fungeren. Hij had immers het ledenkapitaal van € 17.500,- niet ingebracht en daardoor geen (volledig) stemrecht. [gebruikte naam] , een door [belanghebbende 1] veelvuldig gebruikte naam, blijkt tussen 28 mei 2013 en 8 maart 2016 in staat van faillissement te hebben verkeerd, aldus [appellant] .
Op uitdrukkelijke vragen van het hof heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij op de ledenvergadering van 3 september 2015 tegen heeft gestemd toen in stemming werd gebracht dat leden van ZGL elkaar onderling niet zouden betalen (‘geen uitbetalingen over en weer’).
De door [appellant] als productie 10 overgelegde facturen van zijn werkzaamheden (onder de naam [appellant] of onder de naam A&O Care Solution) zijn niet betaald. Er is slechts één keer circa € 2.100,- betaald. Er zijn nog circa 30 onbetaald gebleven facturen waarvan ongeveer vijf facturen van derden. Eén van die derden, [derde] , heeft nog gedreigd een deurwaarder op de zaak te zetten.
[architecten] is uiteindelijk geen lid geworden van ZGL, hoewel ze wel één project van [lid 2] hebben gekregen en nog een ander project toegezegd hebben gekregen. Er is wel e-mailverkeer van de oud-eigenaar van [lid 2] dat hij garant zou staan voor de betaling.
Op uitdrukkelijk vragen van het hof deelt mr. Willems mede dat het [appellant] in deze procedure niet te doen is om de besluiten van de ledenvergaderingen te vernietigen, maar om een vereffenaar aan te stellen die de vereffening van ZGL in liquidatie voortzet.