In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Rechtbank bevestigde deze beslissing en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende stelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, maar het Hof oordeelde dat de Rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het Hof nam de overwegingen van de Rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen aan de belanghebbende.