3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellant] is bij beschikking van 15 februari 2011 door de kantonrechter benoemd tot bewindvoerder van de goederen die (zullen) toebehoren aan zijn zoon [rechthebbende] , [rechthebbende] .
b. [rechthebbende] is meervoudig gehandicapt en heeft daarom begeleiding/verzorging nodig. [verweerster] heeft een deel van deze zorg vanaf 1 november 2009 verleend.
c. [appellant] als werkgever en [verweerster] als werkneemster hebben voor het verlenen van deze zorg op 14 december 2009 een “zorgovereenkomst arbeidsovereenkomst” gesloten volgens een door de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) beschikbaar gesteld model. Deze overeenkomst is later vervangen door een nieuwe, op 29 februari 2016 gesloten, “zorgovereenkomst arbeidsovereenkomst”, eveneens volgens een door de SVB beschikbaar gesteld model. Volgens deze laatste overeenkomst houden de werkzaamheden van [verweerster] werkzaamheden op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) in, namelijk begeleiden en verzorgen (artikel 5).
d. Het loon van [verweerster] werd door [appellant] gefinancierd uit het persoonsgebonden budget (hierna: PGB), dat laatstelijk, op grond van een indicatiestelling van 12 februari 2016 van het CIZ als bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wlz , voor het jaar 2017 ingevolge de Wlz is toegekend bij beschikking van het zorgkantoor van 14 december 2016.
e. Op 23 februari 2017 heeft [verweerster] aan [appellant] toestemming gevraagd om op
6 maart 2017 een uur eerder te mogen stoppen met haar werkzaamheden. [appellant] heeft dit geweigerd. Vervolgens is een discussie tussen partijen ontstaan waarna [verweerster] is vertrokken terwijl haar werkdag er nog niet op zat en heeft zij op verzoek van [appellant] de sleutels van het pand waar zij werkte aan hem overhandigd.
f. Bij e-mailbericht van diezelfde dag heeft [verweerster] aan [appellant] het volgende medegedeeld:
“Naar aanleiding van de aanvaring van vandaag, wil ik bij deze even aangeven, dat ik bereid ben volgende week Donderdag te komen werken, mocht je dit niet nodig achten, behoor je me gewoon door te betalen tot einde contract. Verder hoor ik van jou of SVB hoe nu verder.”
[appellant] heeft op dit bericht niet gereageerd.
g. Partijen hebben vervolgens op 7 maart 2017 via WhatsApp contact gehad.
h. [appellant] heeft op enig moment daarna een wijzigingsformulier naar de SVB gezonden waarop hij heeft vermeld dat de zorgovereenkomst met [verweerster] is geëindigd per 1 april 2017.
j. Bij brief van 9 maart 2017 heeft de SVB deze wijziging bevestigd. De brief vermeldt verder:
“Uw zorgverlener heeft het wijzigingsformulier niet ondertekend. Is uw zorgverlener het niet eens met de wijziging? Dan bent u zelf verantwoordelijk voor de eventuele gevolgen.”
k. Bij brief van 13 maart 2017 heeft [verweerster] aan [appellant] medegedeeld nog steeds bereid te zijn haar werkzaamheden te hervatten en dat [appellant] gehouden is tot doorbetaling van het loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd.
l. Bij brief van 31 maart 2017 heeft [appellant] het standpunt ingenomen dat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd per 1 april 2017 en [verweerster] medegedeeld deze brief voor zover nodig als een opzegging van het dienstverband per die datum te beschouwen.
De standpunten van partijen en het oordeel van de kantonrechter
3.2.1.In de onderhavige procedure verzocht [verweerster] veroordeling van [appellant] tot betaling van:
- het loon van € 974,00 bruto over de periode vanaf 23 februari 2017 tot 1 april 2017, onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie en te vermeerderen met de wettelijke verhoging,
- een gefixeerde schadevergoeding van primair € 1.584,00 en subsidiair van € 792,00 bruto,
- een transitievergoeding van € 1.848,00 bruto,
- een billijke vergoeding van € 5.000,00 bruto,
- de wettelijke rente over al deze posten vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van voldoening,
- de proceskosten.
3.2.2.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft verzocht om de vorderingen van [verweerster] af te wijzen en [verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.3.In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, kort samengevat, overwogen dat de vorderingen tot betaling van het achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging, de primair gevorderde gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de wettelijke rente over deze posten zullen worden toegewezen; de vordering tot betaling van een billijke vergoeding heeft de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
3.2.4.[appellant] heeft in hoger beroep 2 grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten van beide instanties. [appellant] heeft ook terugbetaling gevorderd van hetgeen [appellant] ingevolge de bestreden beschikking aan [verweerster] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de voldoening.
3.2.5[verweerster] heeft verweer gevoerd tegen de grieven van [appellant] . Zij heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in zijn hoger beroep dan wel bekrachtiging van de bestreden beschikking, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van beide instanties.
De beoordeling van de grieven van [appellant]