Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.ITP B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. Filia I B.V,
5. GHJB II B.V.,
6. Jabla B.V.,
8.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/202384 / HA ZA 15-90)
9.Het geding in hoger beroep
10.De beoordeling
Het hof kwalificeert de rechtsverhouding tussen partijen als een overeenkomst van opdracht.
“De rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn of voor wie een zodanige vordering reeds aanhangig is kan een deelgenoot op diens verzoek ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen machtigen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed. (…)”.Het betreft dus een discretionaire bevoegdheid van de rechter, waarbij ingeval van verweer van [ex-partner] alle omstandigheden aan beide zijden zouden zijn betrokken en afgewogen. [appellant] heeft niet gesteld dat [ex-partner] geen verweer zou hebben gevoerd tegen zijn, [appellant] ’s, vordering tot machtiging tot verkoop van de panden. Gelet op de brief van de advocaat van [ex-partner] van 29 april 2011 aan