Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 september 2016.
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 november 2016;
- een brief van FIS met producties, ingekomen ter griffie op 26 juni 2016;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 juni 2016;
3.De beoordeling
€ 5.686,-- bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening, onder overlegging van een correcte bruto/netto-specificatie;
€ 659,30 conform de staffel BIK vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van dit bedrag tot aan de dag der voldoening; en,
Stcrt.2015, 12688) is het oordeel van het UWV over deze situatie geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht; het betreft niet een op rechtsgevolg gerichte verklaring.
eindigt. Dit blijkt ook uit de toelichting bij dit artikelonderdeel (
Stcrt.2015, 12685). Dit leidt in dit geval tot de conclusie dat de referentieperiode voor de beoordeling van de financiële situatie van FIS is 2013, 2014 en 2015.
Stcrt.2016, 34013) is namelijk per 1 juli 2016 van kracht geworden, dus na het einde van de arbeidsovereenkomst en het verschuldigd worden van de transitievergoeding.
Stcrt.2015, 12685) is het aan de werkgever die gebruik maakt van de mogelijkheid een lagere transitievergoeding te betalen om aan te tonen dat aan de in dat artikellid genoemde voorwaarden is voldaan. Uit de toelichting blijkt verder dat aan de voorwaarde van onderdeel a is voldaan, bijvoorbeeld kan blijken uit de enkelvoudige jaarrekeningen over de afgelopen drie boekjaren en de winst- en verliesrekening.
Wij zijn daarom van mening de u aannemelijk heeft gemaakt dat het vanwege bedrijfseconomische omstandigheden noodzakelijk is dat arbeidsplaatsen structureel komen te vervallen.” Bovenstaand verweer van [verweerster] wordt verworpen, nu de werkgever de keuze heeft gemaakt om de werkzaamheden voortaan te laten uitvoeren door de twee medewerkers die in dienst blijven.
netjes te zullen afwikkelen’. [verweerster] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toegelicht dat zij een goede verstandhouding had met Kroonbergs en dat zij ervan uitging dat het goed zou gaan. Naar het oordeel van het hof had op de weg gelegen van FIS om als zij van plan was alsnog een beroep te doen op de Overbruggingsregeling, dit aan [verweerster] te laten weten. Te meer omdat FIS een negatief oordeel van het UWV daarover had gehad, waarvan [verweerster] ook een afschrift had ontvangen.
€ 702,-- bruto, en anders: € 6.388,-- bruto – is sprake van zodanige omstandigheden dat het hof toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid gerechtvaardigd acht.