3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Dit zijn de volgende.
3.1.1.[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1962, is op 10 maart 1985 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) [verweerster] in de functie van carrosseriebewerker/spuiter. Het overeengekomen loon bedroeg laatstelijk € 2.985,46 bruto (exclusief 8% vakantiebijslag).
3.1.2.Op 15 februari 2018 heeft [verweerster] aan het UWV toestemming gevraagd voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met [appellant] op grond van bedrijfseconomische omstandigheden waardoor [verweerster] haar onderneming zou staken (art. 7:699 lid 3 aanhef en onder a BW). [verweerster] heeft verder op die datum aan het UWV verzocht te verklaren dat [verweerster] voldoet aan de voorwaarden voor de ‘overbruggingsregeling transitievergoeding’.
3.1.3.Het UWV heeft bij beslissing van 11 april 2018 toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen. Daarnaast heeft het UWV bij brief van dezelfde datum verklaard dat [verweerster] voldoet aan de voorwaarden van de overbruggingsregeling.
3.1.4.[verweerster] heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 1 augustus 2018.
3.1.5.Op 31 augustus 2018 heeft [verweerster] aan [appellant] een transitievergoeding van € 2.958,00 netto betaald.
Procedure bij de kantonrechter
3.2.1.[appellant] heeft de kantonrechter verzocht om:
1. te bepalen dat hij recht heeft op de volledige transitievergoeding van € 57.495,00 bruto, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
2. [verweerster] te veroordelen tot betaling van het netto-equivalent van deze transitievergoeding, verminderd met de reeds verrichte betaling van € 2.958,00 bruto;
3. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.2.[verweerster] heeft verweer gevoerd en een tegenverzoek ingediend. [verweerster] heeft verzocht voor recht te verklaren dat zij voldoet aan de overbruggingsregeling.
3.2.3.De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking de verzoeken van [appellant] afgewezen en het tegenverzoek van [verweerster] toegewezen. De kantonrechter heeft dus voor recht verklaard dat [verweerster] voldoet aan de voorwaarden van ar. 7:673d BW jo. art. 24 van de Ontslagregeling. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
De verzoeken in hoger beroep en de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep
3.3.1.[appellant] heeft vier grieven aangevoerd tegen de beroepen beschikking. Verder heeft [appellant] een nieuwe grondslag toegevoegd aan het verzoek tot betaling van de volledige transitievergoeding. [appellant] verzoekt in zijn beroepschrift:
1. te bepalen dat
primair: [appellant] recht heeft op de volledige transitievergoeding ex artikel 7:673 BW ten bedrage van € 57.495,- bruto, althans een door het hof te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018;
subsidiair: [verweerster] zich niet als een goed werkgever heeft gedragen en dat [appellant] daarom recht heeft op een gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 57.495,-, althans een door het hof te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018;
2. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van (het netto equivalent) van het eerder genoemde bedrag, minus het reeds betaalde bedrag, onder gelijktijdige toezending van een bruto/netto-specificatie;
3. [verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.2.Vervolgens heeft [appellant] het hiervoor in 2.1 genoemde V8 formulier met faxbrief ingediend. Het hof begrijpt daaruit dat [appellant] het hof verzoekt het hiervoor weergegeven verzoek aldus te lezen dat daaraan moet worden toegevoegd dat het hof de bestreden beschikking dient te vernietigen en opnieuw recht moet doen volgens hetgeen in het hiervoor weergegeven petitum van het beroepschrift is vermeld.
3.3.3.Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [appellant] toegelicht dat het in het petitum genoemde bedrag van € 57.495,- bruto op verkeerde wijze is berekend en dat dit moet worden gelezen als € 39.761,60. De advocaat van [appellant] heeft op een vraag van het hof of het verzoek tot dit bedrag wordt verminderd bevestigend gereageerd.
3.4.1.[verweerster] heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek als genoemd in 3.3.1. onder 1. subsidiair. Het betreft een vermeerdering van het verzoek ten opzichte van hetgeen [appellant] bij de kantonrechter heeft verzocht. Het bezwaar van [verweerster] heeft echter betrekking op de inhoud van het vermeerderde verzoek. Het betreft niet een processueel bezwaar in de zin van artikel 130 Rv. [verweerster] heeft ook niet aangevoerd dat de procedure door deze wijziging onredelijk wordt vertraagd of dat zij onredelijk in haar verdediging wordt geschaad. Het hof is van oordeel dat geen sprake is van strijd met een goede procesorde. Het hof acht het gewijzigde verzoek toelaatbaar.
3.4.2.[verweerster] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek om het petitum gewijzigd te lezen als genoemd in 3.3.2. Het hof ziet daarin ook geen bezwaar. In het beroepschrift was per abuis niet opgenomen dat het hof werd verzocht om de beroepen beschikking te vernietigen. Uit hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd blijkt voldoende duidelijk dat dit de bedoeling was van [appellant] .
3.4.3.[verweerster] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het gewijzigde bedrag. Het betreft een vermindering van het verzoek. Dat is dus in het belang van [verweerster] en het hof acht daarom ook dit wijzigingsverzoek toelaatbaar.
3.4.4.[verweerster] heeft erop gewezen dat [appellant] geen grief heeft gericht tegen de door de kantonrechter toegewezen verklaring voor recht dat [verweerster] voldoet aan de voorwaarden van art. 7:673d BW jo. art. 24 van de Ontslagregeling. Het hof begrijpt dat [verweerster] daarmee bedoelt dat het slagen van de overige grieven om deze reden niet kan leiden tot toewijzing van het verzochte. Het hof gaat voorbij aan dat bezwaar. Uit het beroepschrift blijkt volstrekt helder dat en waarom [appellant] vindt dat [verweerster] niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 24 van de Ontslagregeling en dat en waarom hij recht heeft op de volledige transitievergoeding. [verweerster] heeft dat beroepschrift ook op deze wijze opgevat, zo blijkt uit het verweerschrift in hoger beroep.
De beoordeling van de grieven