Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/306133/HA ZA 15-672)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- de memorie van grieven van 5 juli 2016 met producties;
- de memorie van antwoord van 13 september 2016;
- de akte indiening producties van [appellant] van 25 oktober 2016 met twee producties;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 22 november 2016.
3.De beoordeling
U heeft een betalingsregeling (…). Daarom melden wij u per 1 augustus af bij Zorginstituut (…)
derde lid, ad c”. Daarin is voorts vermeld: “
Met het oog hierop is bepaald dat alleen een minnelijke schuldregeling die door tussenkomst van een (professionele) schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet tot stand is gekomen, aanleiding kan zijn voor het einde van het bestuursrechtelijke systeem. De schuldhulpverlener zal er doorgaans voor zorgen, dat opkomende premies worden voldaan, en de afspraken over de afbetaling van de schulden worden nagekomen.”
33 683 Wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen), gepubliceerd in Staatsblad 502, 2015 op 16 december 2015, is artikel 18d Zorgverzekeringswet gewijzigd. Onder meer is daarbij in het derde lid van dit artikel onder c de volgende afmeldingsgrond toegevoegd:
(…) of de zorgverzekeraar met de verzekeringnemer een betalingsregeling is overeengekomen (…)”.
(…) Het systeem van de wanbetalersregeling draagt het risico in zich dat een wanbetaler, eenmaal in dit systeem beland, er niet of moeilijk uit komt omdat de hoogte van de bestuursrechtelijke premie, gecombineerd met een lage aflossingscapaciteit, aflossen van de schuld bemoeilijkt. Het is daarom belangrijk deze uitstroom te bevorderen. (…)