Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 20 juli 2017.
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2017;
- een V6-formulier van [verweerster] met de nadere producties 3 en 4, ingekomen ter griffie op 1 november 2017;
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
3.De beoordeling
Op 15 december 2016 hebben wij na een onderzoeksperiode geconstateerd dat de heer [echtgenoot van verweerster] , uw echtgenoot, verschillende nota’s voor door hem verrichte werkzaamheden als werknemer van [appellante] met de declaratielocatie van zijn vennootschap [Tandtechnisch Laboratorium] B.V. bij verzekeraar [verzekeraar] heeft gedeclareerd, met vermelding van de AGB-code van de heer drs. [voormalig werknemer] als declarant. Navraag bij [verzekeraar] leerde dat zij deze door de heer [echtgenoot van verweerster] ingediende declaraties aan hem heeft uitbetaald en dat deze inkomsten voor werkzaamheden die door de heer [echtgenoot van verweerster] als werknemer in ons laboratorium zijn verricht, ten goede aan hem zijn gekomen in plaats van [appellante] .
met betrekking tot het verzoek van [verweerster], samengevat:
- de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden vernietigd;
met betrekking tot de verzoeken van [appellante], kort gezegd:
[appellante] is veroordeeld in de proceskosten. Al het overige is afgewezen.
€ 2.291,33 bruto;
III. de transitievergoeding niet toe te kennen, althans vast te stellen op € 1.909,44 bruto;
IV. de billijke vergoeding niet toe te kennen, althans vast te stellen op € 5.000,- bruto;
in alle gevallen met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
[verweerster] heeft tijdens haar dienstverband met [appellante] , al dan niet gezamenlijk met haar echtgenoot, deze facturering verzorgd, althans niet ingegrepen terwijl zij hiermee bekend was, waardoor [appellante] is benadeeld. [verweerster] was ermee bekend dat [praktijk] het volledige klantenbestand en de volledige orderportefeuille van [Tandtechnisch Laboratorium] had overgenomen. Toch heeft zij haar medewerking verleend aan deze gang van zaken, doordat zij de administratie van [Tandtechnisch Laboratorium] is blijven verzorgen. Ook als [verweerster] zou ontkennen dat zij actief zou hebben meegewerkt aan het frauduleus handelen, dan nog valt haar een verwijt te maken omdat zij niet heeft ingegrepen. Daarnaast heeft [verweerster] zich de administratie (ordners), bestanden en computer van [appellante] toegeëigend.
€ 20.707,14 was uitbetaald op een rekeningnummer van [bedrijf] , die dit bedrag had doorgestort naar [echtgenoot van verweerster] . [appellante] werkt niet samen met [bedrijf] . [echtgenoot van verweerster] is die dag, samen met [verweerster] , uitgenodigd voor een gesprek en op staande voet ontslagen.
a en bonderbouwd met correspondentie met [verzekeraar] . [verzekeraar] heeft in een e-mail van 6 december 2016 bevestigd dat is gedeclareerd onder de AGB-codes van [voormalig werknemer] en [Tandtechnisch Laboratorium] , en in een e-mail van 15 december 2016 een overzicht van de gecontroleerde zorgdeclaraties aan [appellante] gestuurd. De Integrity Officer van [verzekeraar] heeft in een brief van 27 maart 2017 aan de advocaat van [appellante] geschreven:
(…) bijgevoegd een declaratieoverzicht betreffende:
tegenbewijsmet betrekking tot de hiervoor onder rov. 3.3
a en bgenoemde redenen voor het ontslag op staande voet dient te worden toegelaten. Het gaat dan om tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [appellante] dat [echtgenoot van verweerster] de door [Tandtechnisch Laboratorium] bij [verzekeraar] ingediende declaraties, die niet zijn doorbetaald aan [praktijk] , niet als onderhanden werk per 1 oktober 2014 mocht verrichten, althans voor rekening van [Tandtechnisch Laboratorium] mocht verrichten, zonder dat die bedragen aan [praktijk] ten goede zouden komen. Het hof zal haar daartoe dan ook in de gelegenheid stellen, zoals hierna te melden.
Volgens [appellante] was ook mevrouw [derde 2] aanwezig bij het eerste en laatste overnamegesprek. Uit haar verklaring blijkt ook van de afspraak dat de gehele orderportefeuille en het gehele klantenbestand zou worden overgedragen aan [praktijk] .
bewijsvan de hiervoor onder rov. 3.3
cgenoemde reden voor het ontslag op staande voet toelaten.
Het hof zal de beoordeling van deze grieven aanhouden tot na de bewijslevering.
4.De beslissing
tegenbewijsopleveren tegen de vooralsnog voor juist gehouden stellingen dat:
bewijsopleveren van haar stelling dat: