Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,2. [appellante] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
8.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 11 juli 2017;
- de akte na tussenarrest van Stadlander van 29 augustus 2017 met vijf producties (nr. 15 tot en met 19);
- de antwoordakte na tussenarrest van [appellanten c.s.] van 26 september 2017 met twee producties (prod. Q en prod. R).
9.De verdere beoordeling
- de algemene voorwaarden van 1 juli 2004 over te leggen;
- toe te lichten vanaf welk moment de algemene voorwaarden die zij als productie 1 bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd, ten name van Stadlander werden gehanteerd;
- zich uit te laten over de vraag of en hoe zij wil aantonen dat de algemene voorwaarden die zij als productie 1 bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd, van toepassing zijn;
- aan te geven in hoeverre – voor zover relevant – de beide sets van voorwaarden van elkaar verschillen en wat de invloed daarvan is voor de beslissing van de onderhavige zaak.
- zijn versie van de voorwaarden uit 2004 over te leggen;
- desgewenst te reageren op de akte van Stadlander;
- aan te geven in hoeverre – voor zover relevant – de beide sets van voorwaarden van elkaar verschillen en wat de invloed daarvan is voor de beslissing van de onderhavige zaak.
- A. € 26.582,08 ter zake beschadigde inboedelgoederen;
- B. € 14.226,72 ter zake vermiste contanten en sieraden;
- C. € 7.016,-- ter zake vermiste inboedelgoederen;
- D. € 17.713,63 ter zake de door [appellant] in de keuken aangebrachte woningverbeteringen (welke deelvordering nadien is verminderd, zie rov. 9.1.5 van dit arrest);
- E. € 19.050,-- ter zake de in rest van de woning aangebrachte woningverbeteringen (waaronder begrepen verbeteringen aan de keuken, zie rov. 9.1.5 van dit arrest);
- F. € 25.000,-- ter zake immateriële schadevergoeding.
- Stadlander niet gehouden was onderdelen van de te ontruimen inboedel voor [appellanten c.s.] te bewaren;
- Stadlander niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gestelde schade ter zake beweerdelijk beschadigde en vermiste zaken.
- De stelling van [appellanten c.s.] dat zij geen gelegenheid hebben gehad de zelf aangebrachte voorzieningen (hof: hierna aan te duiden als ZAV) te verwijderen, treft geen doel. Er moet vanuit worden gegaan dat [appellanten c.s.] de voor hen bestemde exploten hebben ontvangen en dus wisten of hadden kunnen weten dat er een veroordeling tot ontruiming van de woning was uitgesproken en dat de woning daarom ontruimd moest worden (rov. 3.6).
- [appellanten c.s.] hebben de ZAV aangebracht zonder de daarvoor benodigde toestemming van Stadlander. De vordering van [appellanten c.s.] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking ter zake de ZAV is bij deze stand van zaken niet toewijsbaar (rov. 3.13).
- een factuur van Bouwbedrijf [bouwbedrijf 1] van 26 september 2013 ten bedrage van € 1.068,73 (btw verlegd);
- een factuur van Bouwbedrijf [bouwbedrijf 2] bv van 13 september 2013 ten bedrage van € 8.285,40 (btw verlegd).
10.De uitspraak
- veroordeelt [appellanten c.s.] om aan Stadlander € 8.762,40 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 13 mei 2015;
- veroordeelt [appellanten c.s.] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter in reconventie en begroot die kosten aan de zijde van Stadlander tot op heden op € 500,-- aan salaris gemachtigde, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
- wijst het in reconventie meer of anders gevorderde af;