7.2De rechtbank heeft in het vonnis van 20 mei 2015 een aantal feiten opgesomd. Tegen die desbetreffend feiten zijn geen bezwaren aangevoerd, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Het hof gaat van nog enkele feiten uit die niet zijn bestreden. Hierna volgt een opsomming van alle vaststaande feiten waarvan het hof uitgaat.
a. [appellant] is sinds 1 januari 1997 eigenaar van een onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [plaats] . De onroerende zaak bestaat uit een terrein met een oppervlakte van ruim 5 hectare waarop zich een (woon)boerderij met in totaal zes bijgebouwen bevinden, waaronder een aan de woning grenzende schuur/jongveestal, een ligboxenstal en een varkensstal.
b. In of omstreeks 2005 kwam een zogeheten “Bedrijven Compact Polis” bij verzekeringsmaatschappij Interpolis (met polisnummer [polisnummer] ) op naam van [appellant] te staan. Deze polis biedt o.a. dekking voor verzekerde objecten bij schade door onder andere brand, storm, inbraak, diefstal en water.
c. Op dat moment waren de verzekerde gebouwen: object 100 woning, object 101 jongveestal, object 102 ligboxenstal, object 103 varkensstal (en 104 opruimingskosten)
.De overige bijgebouwen (stallen) waren niet verzekerd.
d. Aanvankelijk was [Assurantiën & Hypotheken] Assurantiën & Hypotheken (hierna: [der tussenpersoon] ) de tussenpersoon. De portefeuille van [der tussenpersoon] is op 1 januari 2008 overgenomen door [Assurantie Groep] Assurantie Groep, handelend onder de naam Assurantiedesk en Hypotheekdesk [Assurantiedesk en Hypotheekdesk] , (hierna: [Assurantiedesk en Hypotheekdesk] ). In 2011 heeft nog een portefeuilleoverdracht plaatsgevonden en sindsdien is [de vennootschap] de tussenpersoon.
e. [Assurantiedesk en Hypotheekdesk] heeft in september 2008 [appellant] geadviseerd de verzekerde bedragen te verhogen. In een mail van 10 september 2008 heeft [medewerker van Assurantiedesk en Hypotheekdesk] namens [Assurantiedesk en Hypotheekdesk] [appellant] onder meer het volgende bericht (prod G1 conclusie van antwoord):
“
Hierbij bevestig ik hetgeen wij jl. maandag besproken hebben:Naar aanleiding van mijn berekeningen adviseerde ik je de volgende wijzigingen op je Bedrijven Compact Polis aan te brengen:
Nr. 100: Woongedeelte boerderij: verhogen van € 226.000,- naar € 275.000,-.Nr. 101: Stal/schuurgedeelte boerderij: verhogen van € 117.000,- naar € 275.000,-.Jij zou dan “Garantie Tegen Onderverzekering” krijgen, waarmee bij schade tegenvallers i.v.m. onderverzekering voorkomen worden.
(…)
Aan het einde van ons gesprek gaf jij aan het voorstel te overdenken en er op terug te komen.Ik bied je hierbij voorlopige dekking aan voor deze bedragen tot en met volgende week vrijdag 19 september.Verneem ik niets van je, dan vervalt de dekking weer automatisch en ben je daarover geen premie verschuldigd.Met één mailtje of telefoontje zet ik deze voorlopige dekking om in een definitieve.”
f. Volgens het polisblad dat betrekking heeft op het jaar 2009 (productie 2 dagvaarding in eerste aanleg) waren de verzekerde gebouwen: object 100 woning (verzekerd bedrag € 242.500,-), object 101 jongveestal (verzekerd bedrag € 123.700,-), object 102 ligboxenstal (verzekerd bedrag € 383.600,-), object 103 varkensstal (verzekerd bedrag € 654.300,-), 104 opruimingskosten (verzekerd bedrag € 45.000,-).
g. In een mail van 22 oktober 2010 heeft de opvolgend tussenpersoon, [Assurantiedesk en Hypotheekdesk] , naar aanleiding van een huisbezoek [appellant] onder meer het volgende bericht (productie 4 dagvaarding eerste aanleg):
“
Hierbij een verslagje van hetgeen wij zojuist (…) besproken hebben”
Nummer 101 op de polis betreft de jongveestal, dat aan het woonhuis vast staat. Dat zou ik nog even nagaan.Nummer 103 Varkensstal. Waarde wordt afwijkend van het garantiebedrag gesteld op € 250.000,-Deze stal gaat gesloopt worden. Jij geeft door wanneer dit gaat gebeuren, zodat het object geheel van de polis af kan worden gehaald.(…)De overige verzekerde bedragen blijven ongewijzigd. Zodra er wijzigingen zijn geef je dat even door. (…)”.
h. Per mail van 27 september 2012 heeft [appellant] de daaropvolgend tussenpersoon [de vennootschap] het volgende bericht (productie 5 dagvaarding eerste aanleg/prod G3 conclusie van antwoord):
“
hierby wil ik de verzekering van de varkensstal en de jongveestal beeindigen per 1 oktober ivm sloop van beide stallen polisnummer is [polisnummer] mvg [appellant] [adres] [postcode] [plaats]”.
i. In reactie op het e-mailbericht van 27 september 2012 heeft [de vennootschap] [appellant] per mail van 1 oktober 2012 het volgende laten weten (productie 6 dagvaarding eerste aanleg/productie G3 conclusie van antwoord):
“
Hierbij wil ik reageren op uw onderstaande mail.U geeft aan dat de varkensstal en de jongveestal, resp. obj. 103 en obj. 101 op de polis, per 01-10-2012 mogen vervallen i.v.m. sloop.Naar aanleiding van dit verzoek zullen wij beide stallen per deze datum van de polis afhalen.Let wel, er is dan ook geen dekking meer voor bijv. opruimingskosten na brand mocht de sloop nog niet volledig zijn voltooid.”.
j. Het e-mailbericht van 4 oktober 2012 van [de vennootschap] aan [appellant] (productie G3 conclusie van antwoord) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Hierbij wil ik toch nog even reageren op uw onderstaande mail inzake sloop van stallen (noot hof: het e-mailbericht van [appellant] van 27 september 2012
).
Zover bij ons bekend staat/stond de woning vast aan de jongveestal.
Begrijp ik het goed dat er nu geen stal meer vast staat aan de woning?
Daarnaast hebben wij honden van u verzekerd die ook aanwezig zouden zijn in de jongveestal. Ik heb deze nu gekoppeld aan de ligboxenstal die als enige op de polis overblijft.
Graag uw spoedige reactie.”.
k. Op 18 oktober 2012 heeft Interpolis een nieuwe polis aan [appellant] toegezonden (productie G5 conclusie van antwoord). Uit dit polisblad blijkt dat de verzekerde gebouwen waren: object 100 woning (verzekerd bedrag € 232.000,-), object 102 ligboxenstal (verzekerd bedrag € 385.400,-) en 104 opruimingskosten (verzekerd bedrag € 45.000,-). Op het polisblad is als wijzigingsdatum 1 oktober 2012 genoemd.
l. Op 13 december 2012 (nr. 10 conclusie van antwoord) heeft Interpolis weer een polis aan [appellant] toegezonden (en wel het als productie 9 dagvaarding in eerste aanleg overgelegde polisblad). Uit dit polisblad blijkt dat de verzekerde gebouwen waren: object 100 woning (verzekerd bedrag € 220.000,-), object 102 ligboxenstal (verzekerd bedrag € 390.600,-) en 104 opruimingskosten (verzekerd bedrag € 45.000,-).
m. Op dinsdag 12 februari 2013 is brand ontstaan waarbij de woning van [appellant] en de (jongvee)stal/schuur die aan de woning vaststond nagenoeg geheel verloren zijn gegaan.
n. Bij brief van 20 februari 2013 heeft Interpolis [appellant] het volgende bericht (productie 8 dagvaarding in eerste aanleg):
“
Op uw bedrijf is op 12 februari 2013 als gevolg van brand schade ontstaan aan uw woning, jongveestal, honden en roerende zaken.(…)Dekking JongveestalVan onze expert heb ik vernomen dat naast de schade aan de woning ook schade aan de jongveestal is ontstaan. Helaas moet ik u melden dat deze schade niet onder dekking van de polis valt. De jongveestal is niet meeverzekerd op de door u afgesloten Bedrijven Compact Polis.”.
o. Uit de in opdracht van [appellant] gemaakte (contra)rapportage van [expertise] Expertise d.d. 21 februari 2013 blijkt onder meer het volgende (productie 7 dagvaarding in eerste aanleg):
“(…)
Polisanalyse:
Aangaande de eerste polisanalyse, die wij aan de hand van de in de namiddag verkregen polis van Interpolis N.V. hebben kunnen constateren, is de woning verzekerd op de gebouwenpolis, onder rubriek 100, voor een verzekerde som van € 220.000,00 met daarbij clausule 3, zijnde afwijkende waarde.Naar wij hebben begrepen zou voorheen, tevens een object 101 zijn verzekerd, voor een bedrag van € 124.500,00, hetgeen de aan de woning aangebouwde jongveestal zou zijn.Door bij ons nog onbekende redenen is deze jongveestal op de polis “doorgehaald”.(…)Ten aanzien van het doorhalen van het object 101, hebben wij vernomen dat hierbij sprake zou zijn van een communicatiestoornis tussen het intermediair en de heer [appellant] .Laatstgenoemde had weliswaar de intentie om een voormalige varkensschuur en diverse overige opstallen te laten slopen, echter het zou nimmer de intentie zijn geweest om de aan de woning gebouwde jongveestal te slopen. (…)”.
p. [expertise] Expertise heeft de totale schade aan het niet verzekerde gebouw vastgesteld op € 133.896,83, zijnde de vervangingsschade van € 125.166,83 en € 8.730,- opruimingskosten (productie 9 dagvaarding eerste aanleg).
q. Bij brief van 12 juni 2013 heeft (de advocaat van) [appellant] [de vennootschap] aansprakelijk gesteld voor verwijtbare onzorgvuldigheid waardoor [appellant] schade heeft geleden (productie 12 dagvaarding in eerste aanleg). De brief houdt onder meer in:
“(…)
Doordat de term ‘jongveestal’ op de polis is gebruikt voor een ander dan het bedoelde (gesloopte) pand, is het misverstand ontstaan en is door u het verkeerde pand van de polis verwijderd. Omdat u zelf ook twijfelde of cliënt echt wilde dat het pand met objectaanduiding 101 wilde slopen, aangezien dit aan het woonhuis vastgebouwd zat, heeft u hieraan per mail hierover nog een vraag gesteld. Zonder het antwoord af te wachten is uiteindelijk het object 101 van de polis verwijderd. (…)”
.
r. Bij brief van 6 augustus 2013 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [de vennootschap] aansprakelijkheid van de hand gewezen.
7.3.1[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [de vennootschap] veroordeelt tot het vergoeden van de door [appellant] geleden schade, vastgesteld op € 133.896,83 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2013 tot de dag der algehele voldoening;
2. [de vennootschap] veroordeelt tot het vergoeden van de door [appellant] gemaakte kosten ter vaststelling van de schade, zijnde € 5.800,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2014 tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [de vennootschap] in de kosten van de procedure, onder de bepaling dat zij de wettelijke rente hierover verschuldigd wordt wanneer deze niet binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis zijn betaald.
7.3.2De rechtbank heeft geoordeeld dat [de vennootschap] haar zorgplicht heeft geschonden doordat zij heeft besloten om objectnummer 101 niet meer onder de dekking te laten vallen zonder dat zij antwoord had gehad op haar vraag of [appellant] echt wilde dat de schuur die vastzat aan het woonhuis niet meer onder de verzekering zou vallen. Door het antwoord niet af te wachten, heeft zij het risico aanvaard dat de bij haar gerezen twijfel of dit inderdaad de bedoeling was van [appellant] , bewaarheid zou worden. Dit risico heeft zich vervolgens verwezenlijkt. [appellant] valt echter, aldus de rechtbank, een grote mate van eigen schuld te verwijten. Zo heeft hij (i) een wijzigingsverzoek gedaan dat aanleiding zou kunnen geven tot misverstanden door onder meer niet aan te geven op welke objectnummers zijn beëindigingsverzoek betrekking had, (ii) de ongeloofwaardige stelling betrokken dat hij meende dat de jongveestal niet de aanbouw was, maar dat daarmee andere stallen waren bedoeld en (iii) nagelaten de polisbladen goed te controleren. Verder had hij moeten begrijpen uit de mailwisseling dat [de vennootschap] objectnummer 101 had gekoppeld aan het aan de woning vastzittende bijgebouw, terwijl hij niet heeft betwist dat [de vennootschap] heeft geprobeerd telefonisch contact met hem te krijgen, dat hij echter moeilijk bereikbaar was en dat [de vennootschap] zijn ouders heeft gevraagd om [appellant] mee te delen dat hij haar moest bellen, hetgeen niet is gebeurd. Gelet daarop hebben de aan [de vennootschap] toe te rekenen omstandigheden voor 25% bijgedragen aan de schade van [appellant] . De rechtbank heeft geoordeeld dat de totale door [appellant] geleden schade van € 133.896,83 onvoldoende gemotiveerd is betwist. Op grond van de verzekeringsvoorwaarden dient 50% als voorschot te worden uitgekeerd en de overige 50% pas na herstel of herbouw. Nu [appellant] geen aanvang heeft gemaakt met herstel of herbouw, kan hij slechts aanspraak maken op 50% van € 133.896,83. Hiervan moet [de vennootschap] thans 25% moet betalen. Na vermindering met een bedrag voor premie heeft de rechtbank [de vennootschap] uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om € 16.583,93 vermeerderd met wettelijke rente aan [appellant] te betalen. De rechtbank is er hierbij van uitgegaan dat [de vennootschap] zal overgaan tot betaling van het restant als herstel of herbouw heeft plaatsgevonden. De proceskosten zijn gecompenseerd en het meer of anders gevorderde is afgewezen, waarbij het onder sub 2 gevorderde is afgewezen omdat [appellant] die kosten (vooralsnog) niet heeft gemaakt.
7.4.1[appellant] vordert in het principaal appel en onder het voordragen van vier grieven dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [de vennootschap] zal veroordelen conform het door hem in eerste aanleg gevorderde behoudens zijn eisvermindering ten aanzien van de expertisekosten, met veroordeling van [de vennootschap] in de kosten van beide instanties onder de bepaling dat zij hierover de wettelijke rente is verschuldigd wanneer deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen arrest zijn betaald. De verminderde eis ziet op het in eerste aanleg onder 2 gevorderde, dat in hoger beroep niet langer wordt gevorderd door [appellant] .
[de vennootschap] voert verweer.
7.4.2[de vennootschap] vordert in incidenteel appel en onder het voordragen van drie grieven vernietiging van het vonnis van 20 mei 2015 en, opnieuw rechtdoende, afwijzing van al het door [appellant] gevorderde, met veroordeling van hem om al hetgeen [de vennootschap] aan hem heeft betaald ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [de vennootschap] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot de dag van terugbetaling, alsmede veroordeling van [appellant] in de proceskosten, alsmede de na de uitspraak vallende kosten, althans subsidiair, het in het principaal bekrachtigde vonnis van de rechtbank voor wat betreft de in grief III in het incidenteel appel aangehaalde overweging van de rechtbank te schrappen c.q. aan te vullen als door [de vennootschap] vermeld in alinea 42 van haar memorie van eis, met veroordeling van [appellant] in de kosten, alsmede de na de uitspraak vallende kosten.
[appellant] voert verweer.