Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
- de heer [waarnemend beschermingsbewindvoerder] in zijn hoedanigheid van informant, hierna te noemen: de
.
3.De beoordeling
€ 6.000,00, dus [appellant] kan dit niet alleen wijten aan de vóór de schuldsaneringsregeling opgenomen tegoeden. Ook gedurende de looptijd is er onvoldoende afgedragen en [appellant] kreeg hiervan ieder halfjaar een overzicht waarin hij kon zien dat er een achterstand was. Ter zitting van 29 juni 2017 heeft [appellant] duidelijk gezegd dat hij geen verlenging van de schuldsaneringsregeling wilde. Echter na veel overredingskracht van èn de rechter èn de bewindvoerder èn de advocaat was hij bereid nog even te verlengen, zodat of een akkoord kon worden gesloten of dat er mogelijk nog een tegoed te halen was bij de vorige beschermingsbewindvoerder. Echter bij de zitting van 7 september 2017 bleek dat beide opties niet mogelijk waren. Een mogelijke verlenging is toen nog eens besproken, de consequenties van een tussentijdse beëindiging zijn nogmaals verteld, echter [appellant] heeft dit voorstel resoluut van de hand gewezen. Terloops werd tijdens deze zitting gevraagd wat er nog gespaard zou moeten worden voor een integrale betaling en de bewindvoerder heeft toen gezegd dat ze dit niet precies wist, maar dacht dat het om een bedrag van circa € 3.500,00 zou gaan. Dit bleek bij terugkomst van de bewindvoerder op kantoor te laag en is ook direct medegedeeld aan de rechter-commissaris. Mogelijk dat hierdoor in het beroepschrift in deze een spraakverwarring is ontstaan. Het was niet de achterstand die daar werd benoemd, echter het mogelijk nog te sparen bedrag voor een integrale betaling. De verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zijn voorts blijven doorlopen en de achterstand op de boedelbijdrage bedraagt momenteel nog € 4.014,72. [appellant] stelt dat de tekortkomingen van geringe betekenis zijn, maar daarmee kan de bewindvoerder zich niet verenigen. Zij is zeer verbaasd dat er alsnog een hoger beroep is ingesteld nu de schuldsanering immers op verzoek van [appellant] zelf is beëindigd. Er is achterstand op de boedelbijdrage die wel degelijk verwijtbaar is aan [appellant] . De bewindvoerder is dan ook van mening dat de tussentijdse beëindiging op eigen verzoek gehandhaafd dient te worden. Mocht het hof toch van mening zijn dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling kan worden verlengd, dan vraagt de bewindvoerder om dit te doen met continuering van alle regels en verplichtingen.