In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat] 30 te [woonplaats]. De belanghebbende, mevrouw [belanghebbende], was in beroep gegaan tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, die de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2015 had vastgesteld op € 333.000. De belanghebbende betwistte deze waarde en voerde aan dat de waarde van de onroerende zaak nihil zou moeten zijn vanwege grondwaterverontreiniging en de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling.
Het Hof heeft vastgesteld dat de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij een te groot perceeloppervlak in de waardebepaling had betrokken. Het Hof heeft de oppervlakte van de cultuurgrond vastgesteld op 15.053 m², wat betekent dat dit gedeelte van het perceel buiten aanmerking moet worden gelaten bij de waardebepaling. De waarde van de onroerende zaak is in goede justitie vastgesteld op € 328.000, rekening houdend met de waardedrukkende factoren zoals de ligging en de grondwaterverontreiniging.
De uitspraak van de Rechtbank is vernietigd, en de Heffingsambtenaar is verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. Het Hof heeft ook geoordeeld dat er geen recht is op vergoeding van kosten van door de echtgenoot verleende rechtsbijstand, omdat deze niet op zakelijke basis is verleend. De beslissing van het Hof biedt duidelijkheid over de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling en de waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet WOZ.