Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[vestigingsplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is er een hoger beroep ingesteld door [belanghebbende] B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 april 2016. De zaak betreft een geschil over de door belanghebbende over het tijdvak van 1 augustus 2014 tot en met 31 augustus 2014 op aangifte voldane omzetbelasting. Tijdens de zitting op 23 oktober 2017 is vastgesteld dat de gemachtigde van belanghebbende, de heer [B], tevens rechter-plaatsvervanger is bij de rechtbank die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat er een risico van schijn van partijdigheid bestaat, wat in strijd is met artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Om deze reden heeft het Hof besloten de zaak ter verdere behandeling en beslissing door te verwijzen naar het gerechtshof te Den Haag. De beslissing is op 6 november 2017 mondeling uitgesproken, waarbij het Hof de griffier gelastte het procesdossier naar het nieuwe hof te zenden. De uitspraak is op 8 november 2017 aan de partijen verzonden.