ECLI:NL:GHSHE:2017:4433

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
20-001906-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake seksueel misbruik en kinderporno met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van seksueel misbruik van minderjarigen en het bezit en verspreiden van kinderporno. De zaak betreft twee verschillende tenlasteleggingen, aangeduid als zaak A en zaak B. In zaak A is de verdachte beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en het in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderporno. In zaak B is de verdachte beschuldigd van het seksueel binnendringen van een minderjarige, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en het bevorderen van ontuchtige handelingen door anderen met minderjarigen. Het hof heeft de dagvaarding in zaak A voor een deel nietig verklaard, maar heeft de verdachte in andere onderdelen van de tenlastelegging wel schuldig bevonden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof heeft overwogen dat de verdachte een ernstig gevaar vormt voor de samenleving en dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001906-15
Uitspraak : 17 oktober 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juni 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-879299-13 (hierna te noemen: zaak A) en 01‑860257-14 (hierna te noemen: zaak B), tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats/datum] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft het bepleit dat het hof:
  • de dagvaarding in zaak A voor wat betreft feit 2, onderdeel A, nietig zal verklaren;
  • de verdachte integraal zal vrijspreken;
  • bij bewezenverklaring de verdachte zal veroordelen tot maximaal vijf jaren gevangenisstraf in combinatie met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden;
  • de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering, subsidiair de immateriële schade te matigen en te begroten op maximaal 5.000 euro.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na nadere omschrijving ex art. 314a Sv van de tenlastelegging in zaak A ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 01-879299-13):
1. hij in de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn vinger(s) en/of penis geheel of gedeeltelijk in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] gebracht
en/of
hij in de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] met onder andere de penis, (een) vinger(s) en/of hand,
terwijl hij dit feit mede heeft begaan op momenten dat dit kind aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
A.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 oktober 2012 tot en met 23 oktober 2013, te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een (groot) aantal afbeeldingen, te weten foto('s) en/of video('s) en/of (een) film(s),
en/of
(een) gegevensdrager(s) (te weten een USB-stick (beslagnummer: 583333) en/of een of meer mobiele telefoons (merk: BlackBerry, beslagnummer: 583939) en/of een computer (merk IBM, beslagnummer: 583714) en/of een of meer optical disk(s) (beslagnummers: 588275 en/of 588290 en/of 588300 en/of digitaal nummer 13-0043-010) bevattende (een) (grote) hoeveelheid afbeelding(en),
heeft verspreid en/of verworven en/of in bezit gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 1] en/of [bestandsnaam 2] en/of [bestandsnaam 3] en/of [bestandsnaam 4] );
en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 5] en/of [bestandsnaam 6] en/of [bestandsnaam 7] en tevens omschreven in proces-verbaal 2013110550-117 opgemaakt op 17 oktober 2014);
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 8] en/of [bestandsnaam 9] en/of [bestandsnaam 10] en/of [bestandsnaam 11] en tevens omschreven in proces-verbaal 2013110550-117 opgemaakt op 17 oktober 2014);
en/of
- het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 12] en tevens omschreven in proces-verbaal 2013110550-117 opgemaakt op 17 oktober 2014),
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
en/of

B.

hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens),
een (groot) aantal afbeeldingen, te weten foto('s),
en/of
(een) gegevensdrager(s) (te weten een USB-stick (beslagnummer: 583333) en/of een of meer mobiele telefoons (merk: BlackBerry, beslagnummer: 583939) bevattende (een) grote hoeveelheid afbeelding(en),
heeft vervaardigd,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, te weten [slachtoffer] ,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 13] );
en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 14] );
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(zie (onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeelding onder vermelding van [bestandsnaam 15] ).
Zaak B (parketnummer 01-860257-14):
1. hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2009 tot en met 14 september 2011 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis en/of vinger(s) in de mond en/of vagina en/of de anus van die [slachtoffer] gebracht;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2009 tot en met 14 september 2011 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
  • het uitkleden van die [slachtoffer] en/of
  • het betasten van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn (geheel of gedeeltelijk) ontblote lichaam tegen het (geheel of gedeeltelijk) ontblote lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het zoenen van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn penis tegen de vagina, anus, billen en/of mond, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
  • het likken van die [slachtoffer] en/of het onder spuiten van die [slachtoffer] (met sperma),
terwijl de schuldige dit feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
2. hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 in [pleegplaats] en/of Tilburg en/of Lekkerkerk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, heeft gepoogd om [medeverdachte 1] door in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, door beloften en/of door het verschaffen van inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten:
het verrichten van een of meer handeling(en), die bestaan uit of mede bestaan uit het (medeplegen van) seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , in elk geval (een) kind die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet bereikt had,
immers heeft verdachte met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
  • voornoemde [medeverdachte 1] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet en/of telefoonverkeer - (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toegestuurd en/of
  • die [medeverdachte 1] - via WhatsApp en/of Skype althans via (enig) dataverkeer/ internet en/of telefoonverkeer aangeboden/gevraagd om seks/(geslachts)gemeenschap te hebben met [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] te (laten) likken, al dan niet tegelijkertijd met verdachte, althans woorden van gelijke strekking;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 in [pleegplaats] en/of Lekkerkerk en/of Tilburg, althans in Nederland, meermalen het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid en/of zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , in elk geval een minderjarig kind, met [medeverdachte 1] , althans een derde, opzettelijk heeft bevorderd en /of teweeggebracht,
door, meermalen, althans eenmaal,
  • voornoemde [medeverdachte 1] via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet en/of telefoonverkeer (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [medeverdachte 1] via WhatsApp en/of Skype althans via dataverkeer/internet en/of telefoonverkeer aan te bieden/te vragen om seks te hebben met [slachtoffer] , al dan niet tegelijkertijd met verdachte en/of om die [slachtoffer] te (laten) likken en/of te vingeren, althans woorden van gelijke strekking,
bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap en/of het vingeren (in vereniging), althans het penetreren van lichaamsholtes (in vereniging) met/van voornoemd kind;
3. [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 4 februari 2009 tot en met 14 september 2011 te Tilburg ( [adres] ), althans in Nederland, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende die [medeverdachte 2] zijn vingers en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht,
hebbende verdachte, toen en daar en/of elders in Nederland door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen dit feit opzettelijk uitgelokt, te weten door:
  • die [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - (kinderporno-grafische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [slachtoffer] naar de woning van die [medeverdachte 2] te brengen/vervoeren en/of
  • die [slachtoffer] (in het bijzijn) van die [medeverdachte 2] uit te kleden en/of
  • die [medeverdachte 2] - al dan niet via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - mee te delen dat [slachtoffer] makkelijk is/was en/of er niet over zou praten, althans woorden van gelijke strekking;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2009 tot en met 14 september 2011 in Tilburg, althans in Nederland, (telkens) het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid en/of zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , in elk geval een minderjarig kind met [medeverdachte 2] opzettelijk heeft bevorderd en/of teweeggebracht,
door met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
  • die [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [slachtoffer] naar de woning van die [medeverdachte 2] te brengen/te vervoeren en/of
  • die [slachtoffer] (in het bijzijn) van die [medeverdachte 2] uit te kleden en/of
  • die [medeverdachte 2] - al dan niet via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - mee te delen dat [slachtoffer] makkelijk is/was en/of er niet over zou praten, althans woorden van gelijke strekking,
bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap en/of het vingeren met/van voornoemd kind, althans het penetreren van lichaamsholtes van voornoemd kind (al dan niet in vereniging met en/of in het bijzijn van verdachte);
4. hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 in [pleegplaats] en/of Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal heeft gepoogd om [medeverdachte 2] door in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, door beloften en/of door het verschaffen van inlichtingen, te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten:
het verrichten van een of meer handeling(en), die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] in elk geval een kind die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
immers heeft verdachte met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
  • voornoemde [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/ internet - (kinderporno-grafische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toegestuurd en/of
  • die [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - aangeboden om (wederom) seks/geslachtsgemeenschap te hebben met [slachtoffer] ;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 in [pleegplaats] en/of Tilburg, althans in Nederland, (telkens) het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid en/of zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , in elk geval een minderjarig kind met [medeverdachte 2] , althans een derde, opzettelijk heeft bevorderd en/of teweeggebracht,
door met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
  • voornoemde [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - (kinderporno-grafische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype althans via (enig) dataverkeer/internet - aan te bieden om (wederom en/of samen) seks/geslachtsgemeenschap te hebben met [slachtoffer] en/of
  • die [medeverdachte 2] - al dan niet via WhatsApp en/of Skype althans via (enig) dataverkeer/internet - mee te delen dat hij [slachtoffer] (daartoe) naar de woning van die [medeverdachte 2] zal brengen,
en bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap met voornoemd kind;
5. hij in of omstreeks de periode van 11 september 2013 tot en met 23 oktober 2013 in [pleegplaats], De Lier en/of Den Haag, althans in Nederland, (telkens) het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid en/of zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , in elk geval een minderjarig kind met [medeverdachte 3] , althans een derde, opzettelijk heeft bevorderd en/of teweeggebracht,
door met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
  • voornoemde [medeverdachte 3] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [medeverdachte 3] - via WhatsApp en/of Skype althans via (enig) dataverkeer/internet - aan te bieden om (al dan niet samen met verdachte) seks/geslachtsgemeenschap te hebben met [slachtoffer] (al dan niet in het bijzijn van andere (zeer) jonge, althans minderjarige, kinderen),
en bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van seks/geslachtsgemeenschap met voornoemd kind.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de wijze waarop het bezit van kinderpornografische afbeeldingen aan de verdachte ten laste is gelegd, voor zover het betreft het in zaak A onder feit 2, onderdeel A, ten laste gelegde, niet in overeenstemming is met de eisen zoals de Hoge Raad die in het arrest van 24 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1497) heeft gesteld en dat de tenlastelegging van dit feit onvoldoende feitelijk is omschreven als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De dagvaarding moet - aldus de raadsman - ten aanzien van dit onderdeel nietig worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging”, in de zin van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), komt op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toe. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, Sv gestelde eis van opgave van het feit.
In voormeld arrest van 24 juni 2014 heeft de Hoge Raad enkele uitgangspunten geformuleerd met het oog op de strafrechtelijke beoordeling van het op grote(re) schaal voorhanden hebben van kinderporno. Die uitgangspunten komen hierop neer dat de steller van de tenlastelegging zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het beschrijven van een selectie van een gering aantal (representatieve) afbeeldingen - zo mogelijk ten hoogste vijf - zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken. In het arrest van 17 november 2015 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:3322) bovendien overwogen dat “uit de eisen die art. 261 Sv in gevallen als de onderhavige stelt aan de dagvaarding, [voortvloeit] dat de tenlastelegging met het oog op de [vereiste duidelijkheid] voor in het bijzonder de verdachte en de rechter ten aanzien van elk van die afbeeldingen, hetzij een voldoende concrete beschrijving dient te bevatten, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden.”
Het hof ziet zich voor de vraag geplaatst of aan de tenlastelegging in zaak A, feit 2, onderdeel A, voldoende feitelijke betekenis toekomt in de zin van artikel 261 Sv, overeenkomstig de eisen die de Hoge Raad hieraan in voornoemde arresten heeft gesteld. De steller van de tenlastelegging heeft de seksuele gedragingen (als bedoeld in artikel 240b Sr) die zouden voorkomen op het aangetroffen materiaal nader omschreven. De seksuele gedragingen zijn daarbij in vier categorieën onderverdeeld en per categorie is een nadere feitelijke omschrijving van de seksuele gedraging weergegeven, waarbij telkens als toelichting aan het eind van deze omschrijving wordt verwezen naar één of meer bestandsnamen van afbeeldingen uit de in beslag genomen collectie, met daarbij al dan niet genoemd het bronproces-verbaal waarin die afbeeldingen zouden worden beschreven. Bovendien zijn de specifieke gegevensdragers waarop zich de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen zouden bevinden in de tenlastelegging opgenomen. Een en ander is in het procesdossier terug te vinden. Zodoende is naar het oordeel van het hof sprake van zowel een voldoende concrete beschrijving als een vermelde vindplaats. Ook is het hof van oordeel dat de in de tenlastelegging beschreven afbeeldingen een representatieve selectie vormen van alle bij verdachte aangetroffen afbeeldingen, die tevens zijn beschreven in het procesdossier. Uit de tenlastelegging en de beschreven selectie van afbeeldingen blijkt derhalve welk verwijt verdachte wordt gemaakt en waartegen hij zich heeft te verdedigen.
Overigens is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken dat verdachte en zijn raadsman niet hebben begrepen wat verdachte wordt verweten.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van zaak A, feit 2, onderdeel A, in overeenstemming is met de eisen gesteld in artikel 261, eerste lid, Sv, zodat geen sprake is van (partiële) nietigheid van de dagvaarding.
Het hof verwerpt, evenals de rechtbank, het verweer.
Vrijspraak (zaak B onder feit 1): seksueel misbruik in de periode van 2009 tot 2011
In zaak B onder feit 1 is aan de verdachte ten laste gelegde dat hij – kort gezegd – [slachtoffer] seksueel misbruikt heeft in de periode van 2009 tot 2011. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende - overtuigend - bewijs bevat dat dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden zoals ten laste gelegd. Het hof overweegt als volgt.
Zowel [slachtoffer] , haar moeder getuige [getuige 1] , haar zusje getuige [getuige 2] als de medeverdachte [medeverdachte 2] hebben belastende verklaringen afgelegd over de verdachte als het gaat om seksueel misbruik van [slachtoffer] . In het bijzonder voor wat betreft het vermeend seksueel misbruik in de periode van 2009 tot 2011 blinken deze verklaringen echter niet uit in helderheid. Weliswaar bevatten genoemde verklaringen sterke aanwijzingen dat reeds in die periode seksueel misbruik van [slachtoffer] door verdachte zou hebben plaatsgevonden, maar ook bevatten die verklaringen diverse discrepanties als het gaat om bijvoorbeeld locaties waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden, de daarbij aanwezige personen en handelingen. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde seksueel misbruik voor wat betreft de periode van 2009 tot 2011 onvoldoende concreet steun vindt in het dossier. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het in de zaak B onder feit 1 ten laste gelegde.
Vrijspraak (zaak B onder feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 primair): uitlokking seksueel misbruik
Evenals de rechtbank en met de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat de feiten die in zaak B onder feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 primair aan de verdachte ten laste zijn gelegd, niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte zal derhalve van die feiten worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak A onder feit 1 en feit 2 en in zaak B onder feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair en feit 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak A (01-879299-13):
1. hij in de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 te [pleegplaats], met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn vinger(s) en/of penis geheel of gedeeltelijk in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] gebracht
en
hij in de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 te [pleegplaats], met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] met onder andere de penis, (een) vinger(s) en/of hand,
terwijl hij dit feit mede heeft begaan op momenten dat dit kind aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
A.hij in de periode van 05 oktober 2012 tot en met 23 oktober 2013, te [pleegplaats] en/of elders in Nederland,
een aantal afbeeldingen, te weten foto's en/of video’s,
en/of
gegevensdragers (te weten een USB-stick (beslagnummer: 583333) en/of een of meer mobiele telefoons (merk: BlackBerry, beslagnummer: 583939) en/of een computer (merk IBM, beslagnummer: 583714) en/of een of meer optical disk(s) (beslagnummers: 588275 en/of 588290 en/of 588300 en/of digitaal nummer 13-0043-010) bevattende een hoeveelheid afbeeldingen,
heeft verspreid en/of in bezit gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
- het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
en
B.hij in de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland,
een aantal afbeeldingen, te weten foto’s,
heeft vervaardigd,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, te weten [slachtoffer] ,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon in (erotisch getinte) houdingen (op een wijze) die niet bij haar leeftijd passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeeldingen nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Zaak B (01-860257-14):
2. hij in de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 in Nederland, meermalen het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , met [medeverdachte 1] , opzettelijk heeft bevorderd,
door
  • voornoemde [medeverdachte 1] via WhatsApp en/of Skype, (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [medeverdachte 1] via WhatsApp en/of Skype aan te bieden/te vragen om seks te hebben met [slachtoffer] , al dan niet tegelijkertijd met verdachte en/of om die [slachtoffer] te (laten) likken en/of te vingeren, althans woorden van gelijke strekking,
bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap en/of het vingeren (in vereniging), althans het penetreren van lichaamsholtes (in vereniging) met/van voornoemd kind;
3. hij in de periode van 4 februari 2009 tot en met 14 september 2011 in Nederland, het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , met [medeverdachte 2] opzettelijk heeft bevorderd en teweeggebracht,
door met dat opzet,
  • die [slachtoffer] naar de woning van die [medeverdachte 2] te brengen / te vervoeren en/of
  • die [slachtoffer] (in het bijzijn) van die [medeverdachte 2] uit te kleden en/of
bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap en/of het vingeren met/van voornoemd kind, althans het penetreren van lichaamsholtes van voornoemd kind (in het bijzijn van verdachte);
4. hij in de periode van 23 juli 2013 tot en met 23 oktober 2013 in Nederland, het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , met [medeverdachte 2] , opzettelijk heeft bevorderd,
door met dat opzet, meermalen,
  • voornoemde [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype, althans via (enig) dataverkeer/internet - (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [medeverdachte 2] - via WhatsApp en/of Skype althans via (enig) dataverkeer/internet - aan te bieden om (wederom en/of samen) seks/geslachtsgemeenschap te hebben met [slachtoffer] en/of
  • die [medeverdachte 2] - al dan niet via WhatsApp en/of Skype althans via (enig) dataverkeer/internet - mee te delen dat hij [slachtoffer] (daartoe) naar de woning van die [medeverdachte 2] zal brengen,
en bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap met voornoemd kind;
5. hij in de periode van 11 september 2013 tot en met 23 oktober 2013 in Nederland, het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , met [medeverdachte 3] , opzettelijk heeft bevorderd,
door met dat opzet,
  • voornoemde [medeverdachte 3] - via Skype - (kinderpornografische) afbeeldingen van die [slachtoffer] toe te sturen en/of
  • die [medeverdachte 3] – via Skype - aan te bieden om (al dan niet samen met verdachte) seks/geslachtsgemeenschap te hebben met [slachtoffer] (al dan niet in het bijzijn van andere (zeer) jonge, althans minderjarige, kinderen),
en bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van seks/geslachtsgemeenschap met voornoemd kind.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
I. Onderzoek aan smartphone en laptop
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat onrechtmatig onderzoek aan de smartphone en de laptop van de verdachte heeft plaatsgevonden. De inhoud van deze inbeslaggenomen gegevensdragers van de verdachte moet dientengevolge worden uitgesloten van het bewijs en als gevolg daarvan dient de verdachte te worden vrijgesproken van de in zaak B onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:584) het toetsingskader uiteengezet voor het doen van onderzoek aan gegevensdragers door de politie. In dit arrest is overwogen dat “
voor de waarheidsvinding onderzoek mag worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen teneinde gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. In computers opgeslagen of beschikbare gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd. Dat geldt ook voor in andere inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken, waaronder smartphones, opgeslagen of beschikbare gegevens. De wettelijke basis voor dat onderzoek door opsporingsambtenaren is gelegen in het samenstel van de bepalingen waarop de bevoegdheid tot inbeslagneming is gebaseerd. Voor het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken teneinde de beschikking te krijgen over daarin opgeslagen of beschikbare gegevens vereist de wet geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie. Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 94, in verbinding met art. 95 en 96 Sv, daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens. Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.
Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
Naar aanleiding van een melding d.d. 22 oktober 2013 over de verdachte werd door het team zedencriminaliteit van de regiopolitie Brabant Noord een opsporingsonderzoek uitgevoerd (pg. 7). Uit de melding bleek dat verdachte op proefverlof (naar het hof begrijpt: in het kader van het penitentiair programma) was in verband met een eerdere zedenzaak en dat tijdens dit verlof een voor verdachte belastende geluidsopname was gemaakt door getuige [getuige 3] , alsmede een USB-stick was aangetroffen. Op de USB-stick bleken meerdere ontblote kinderen te staan en verder ontuchtige handelen met een meisje, waarover getuige [getuige 3] verklaarde dat het [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) was (pg. 55-57). Tijdens het onderzoek werden diverse (digitale) goederen aangetroffen en inbeslaggenomen (pg. 14). Zo werd op 23 oktober 2013 in de PI te Roermond met toestemming van de officier van justitie onder andere een gsm van het merk BlackBerry van de verdachte in beslag genomen (pg. 17 i.c.m. pg. 334 en 335). Eveneens op 23 oktober 2013 werd in de woning van de ouders van de verdachte een notebook van het merk/type IBM Thinkpad, eigendom van de verdachte, in beslag genomen (pg. 18 i.c.m. pg. 338-344). Beide goederen werden diezelfde dag voor digitaal onderzoek overgedragen aan het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme, het TBKK (pg. 17 en 18).
Aan het TBKK werd verzocht de goederen te onderzoeken op aanwezigheid van geheugens of gegevens. Met daarvoor geschikte apparatuur en programmatuur hebben zij de opgeslagen gegevens overgenomen. De strekking van het onderzoek was onder andere het inzichtelijk maken van de afbeeldingen, videobestanden, chats, e-mails, internetgeschiedenis en Skype-data. De afbeeldingen en videobestanden werden voor nader onderzoek inzichtelijk gemaakt en de gemaakte images werden middels speciale software onderzocht op eventuele aanwezigheid van onder andere chats, e-mails en internetgeschiedenis. De aangetroffen data werd ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. Voorts werden Skype-data inzichtelijk gemaakt (pg. 279-283).
Het hof overweegt nader als volgt.
Het onderzoek aan de IBM notebook en de BlackBerry gsm van de verdachte is in casu niet beperkt gebleven tot het enkel raadplegen van een gering aantal bepaalde gegevens. Met het inzichtelijk maken van afbeeldingen, videobestanden, chats, e-mails, internetgeschiedenis en Skype-data, zoals in casu opgenomen in het procesdossier, kon een min of meer compleet beeld verkregen worden van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte. Het hof komt ten aanzien van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte dan ook tot de conclusie dat het moet worden gezien als een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. In zoverre is er naar het oordeel van het hof dan ook sprake van een vormverzuim, nu hierdoor het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte is geschonden. In hoeverre dat vormverzuim tot sancties moet leiden hangt af van het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat hierdoor is veroorzaakt.
Het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang en kan niet gelden als nadeel in de zin van artikel 359a, tweede lid, Sv. Het geleden nadeel bestaat voor de verdachte daaruit dat verbalisanten kennis hebben kunnen nemen en hebben genomen van privéinformatie die de verdachte op zijn notebook en gsm had staan, terwijl hij recht had op bescherming van zijn privacy.
Het hof acht de onderhavige schending echter niet een dermate grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, dat die schending ertoe moet leiden dat dient te worden overgegaan tot bewijsuitsluiting. Gesteld noch gebleken is dat de kennisneming door de verbalisanten van privégegevens van de verdachte, anders dan in het kader van de onderzochte strafzaak, heeft geleid tot enige verdere verspreiding van privégegevens of enig ander concreet nadeel. Anderzijds acht het hof van zwaarwegend belang dat het politieonderzoek werd uitgevoerd voor de opsporing van zeer ernstige zedenfeiten. Van enig moedwillig handelen met veronachtzaming van de te respecteren belangen van de verdachte is het hof bovendien allerminst gebleken.
Evenmin acht het hof in dit geval strafvermindering passend en gerechtvaardigd.
Het hof zal, alles afwegende, volstaan met constatering van het verzuim.
Hetgeen de raadsman voor het overige naar voren heeft gebracht, heeft het hof niet gebracht tot een ander oordeel. Daarbij merkt het hof ten slotte nog op dat het hof niet in voldoende mate is gebleken van een structureel karakter waarbij de verantwoordelijke autoriteiten zich onvoldoende hebben ingespannen om herhaling ervan te voorkomen.
II. Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Evenals de rechtbank en anders dan door de verdediging is betoogd, is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] – de door haar tegenover haar moeder afgelegde verklaringen daaronder begrepen – wel als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en dat deze verklaringen aldus tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De door [slachtoffer] afgelegde verklaringen vinden immers voldoende steun in de inhoud van de andere bewijsmiddelen. Het feit dat de tegenover haar moeder afgelegde verklaringen van [slachtoffer] in de loop van het onderzoek naar inhoud steeds ‘zwaarder’ worden, in die zin dat zij over steeds verdergaande handelingen spreekt, maakt haar verklaringen niet per definitie onbetrouwbaar. Dat – naar de verdediging heeft geopperd – sprake zou zijn van ongeoorloofde beïnvloeding van [slachtoffer] door haar moeder, acht het hof niet aannemelijk. Zeker nu de verklaringen van [slachtoffer] ook op die ‘zwaardere’ onderdelen in bewijsmateriaal uit andere bron, bijvoorbeeld in de door verdachte gevoerde gesprekken met anderen en de op een gegevensdrager aangetroffen foto’s, in meer dan voldoende mate steun vinden.
III. Partiële vrijspraken
Het hof zal de verdachte vrijspreken van het in zaak A onder feit 2, onderdeel A, eerste categorie van afbeeldingen ten laste gelegde. Het dossier bevat namelijk geen (correcte en deugdelijk controleerbare) beschrijving van de afbeeldingen waarnaar in de tenlastelegging wordt verwezen.
Voorts zal het hof de verdachte vrijspreken van het in zaak A onder feit 2, onderdeel B, eerste categorie van afbeeldingen, ten laste gelegde, omdat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat er op de afbeeldingen een daadwerkelijke penetratie van het lichaam van [slachtoffer] zichtbaar is.
IV. Overige bewijsverweren
Voor het overige vinden de bewijsverweren, zoals omtrent de geluidsopname, usb-stick, onderzochte afbeeldingen en contra-indicaties van misbruik, hun weerlegging reeds in de gebruikte bewijsmiddelen, zodat deze geen nadere bespreking behoeven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in zaak A onder feit 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd

en

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
Het in zaak A onder feit 2 bewezen verklaarde levert op:
A. een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden,

en

een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben,

en

een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben,

en

B. een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen,

terwijl hij van het plegen van deze misdrijven een gewoonte maakt.

Het in zaak B onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige met een derde opzettelijk teweegbrengen of bevorderen, meermalen gepleegd
Het in zaak B onder feit 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige met een derde opzettelijk teweegbrengen of bevorderen
Het in zaak B onder feit 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige met een derde opzettelijk teweegbrengen of bevorderen, meermalen gepleegd
Het in zaak B onder feit 5 bewezen verklaarde levert op:
het plegen van ontucht door een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige met een derde opzettelijk teweegbrengen of bevorderen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Psychiater [psychiater] heeft op 28 augustus 2016 een rapport pro justitia betreffende de verdachte uitgebracht. De psychiater stelt op grond van zijn onderzoek als diagnose dat bij de verdachte sprake is van een ernstige vorm van ADHD en dat tevens sprake is van PTSS. Daarnaast diagnosticeert de psychiater een borderline persoonlijkheidsstoornis en tevens afhankelijke persoonlijkheidstrekken. “
Bovengenoemde stoornissen zijn vanaf zijn jeugd aanwezig en hebben door de jaren heen elkaar wederzijds ongunstig beïnvloed en daarmee zijn sociaal-maatschappelijk functioneren en zijn welbevinden in zeer hoge mate bepaald. Wat betreft de seksuele ontwikkeling van onderzochte kan gesteld worden dat deze problematisch is verlopen (…) Mede door zijn ADHD en zijn gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling is hij altijd een man geweest die grenzeloos is, die grenzen van anderen niet herkent en overschrijdt, en die slecht in staat is zich in te leven in anderen of op emoties van anderen te reageren. Hij heeft geen ontwikkeling doorgemaakt naar volwassen seksualiteit” (pg. 25-26). “
Zijn impulsiviteit lijkt ook van invloed op zijn seksuele behoeften en driften met daarbij mogelijk ook een opportunistische houding. In relatie met kinderen neigt hij tot emotionele congruentie, welke ongepast is bij zijn leeftijd en positie; hij kent ook in relatie met kinderen de grenzen in het contact niet”(pg. 32)
.De psychiater komt tot de conclusie dat er een direct causaal verband kan worden verondersteld tussen de vastgestelde psychopathologie en het delictgedrag en wel in sterke mate. Geadviseerd wordt om de verdachte alle ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen.
Psycholoog [psycholoog] heeft op 29 augustus 2016 een rapport pro justitia betreffende de verdachte uitgebracht. De psycholoog stelt op grond van zijn onderzoek als diagnose dat bij de verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen, te weten ADHD en PTSS. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte zijn handelen vanuit de diverse op elkaar ingrijpende stoornissen onvoldoende kon sturen en controleren. Geadviseerd wordt de verdachte tenminste verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de feiten.
Het hof verenigt zich met de conclusie van de deskundigen over de toerekeningsvatbaarheid, neemt deze over en maakt deze tot de zijne.
Nu het gaat om een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid, betreft het geen omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit. Wel zal het hof dit aspect betrekken bij het oordeel omtrent de op te leggen straf.
Overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, zij het op grond van een uitgebreidere bewezenverklaring dan waartoe het hof oordeelt - met name ten aanzien van het meermalen seksueel misbruiken van [slachtoffer] in grofweg de periode 2009-2011 (zaak B, onder feit 1). De rechtbank heeft daarnaast de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met bevel tot verpleging van overheidswege.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep ook voor wat betreft de strafoplegging zal bevestigen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde en de ook thans door de advocaat‑generaal gevorderde gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van voorarrest te hoog is en de maatregel tbs met dwangverpleging niet geïndiceerd is. De verdediging heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot maximaal vijf jaren gevangenisstraf in combinatie met de maatregel tbs met voorwaarden. Ingeval het hof anders overweegt, heeft de verdediging het hof voorts verzocht om tussenarrest te wijzen en te bepalen dat de reclassering nader onderzoek zal doen naar het bestaan van klinieken of instellingen die – kort gezegd – ontkennende verdachten behandelen.
Het hof overweegt en beslist als volgt.
Ten aanzien van de op te leggen straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstig seksueel misbruik van de destijds 10-jarig [slachtoffer] , de dochter van een goede bekende van hem. Verder heeft de verdachte kinderpornografische afbeeldingen van het meisje gemaakt en heeft hij diverse kinderporno in bezit gehad en verspreid. Daarnaast heeft de verdachte misbruik van hetzelfde meisje door derden bevorderd en in één geval ook daadwerkelijk teweeggebracht.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Door ontuchtige handelingen te plegen met een minderjarige stelt een verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer. Hierdoor doorkruist een verdachte de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord hoort te kunnen groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel vlak. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Dat is in de onderhavige kwestie niet anders.
In het procesdossier zijn verder aanwijzingen voorhanden dat verdachte beschikte over honderden kinderpornografische afbeeldingen en tientallen kinderpornografische videobestanden, die voor hem toegankelijk waren. Hij heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno (met betrekking tot de door hem misbruikte [slachtoffer] ) en het verspreiden van kinderporno. Deze feiten zijn alle buitengewoon laakbaar, vooral omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor dit seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen en te verspreiden, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar ook diegenen die kinderporno verzamelen en verspreiden.
Daarboven komt nog dat de verdachte seksueel misbruik - van de genoemde [slachtoffer] die hij zelf heeft misbruikt – door maar liefst drie andere personen heeft bevorderd, waarbij het bij een van die personen daadwerkelijk tot seksueel misbruik is gekomen, toen het meisje aan verdachtes waakzaamheid was toevertrouwd en hij haar naar het huis van die ander bracht. Aldus heeft de verdachte zijn slachtoffer ook nog als het ware uitbesteed en gebruikt voor de seksuele behoeftes van anderen, welk verwerpelijk gedrag het hof de verdachte zwaar aanrekent.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarnaast houdt het hof rekening met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde slechts in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder het kopje 'Strafbaarheid van de verdachte' is overwogen.
Bij zijn oordeel met betrekking tot de op te leggen straf betrekt het hof tevens de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 augustus 2017. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds in 2011 is veroordeeld wegens seksueel misbruik van een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, waarbij de handelingen ook hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, en het bezit van kinderporno, waarvan een gewoonte is gemaakt. De destijds opgelegde gevangenisstraf van vier jaren heeft kennelijk onvoldoende indruk op de verdachte gemaakt. Integendeel, reeds tijdens het proefverlof (naar het hof begrijpt: in het kader van het penitentiair programma) is de verdachte meermalen in diverse vormen en zeer ernstig gerecidiveerd.
Al het voorgaande in ogenschouw genomen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de verdediging verzochte gevangenisstraf voor de duur van (maximaal) 5 jaren, doch dat in het onderhavige geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, een passende straf is. Het hof is van oordeel dat deze straf meer recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn, mede in relatie tot de eerdere veroordeling wegens soortgelijke feiten. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel.
Over de vraag of naast deze gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, overweegt het hof het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht kan in geval van oplegging van een vrijheidsstraf naast oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde, die vrijheidsstraf ten hoogste op 5 jaren worden bepaald. Het hof heeft hiervoor overwogen dat het het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren (met aftrek van voorarrest) passend en geboden acht. Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf is oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden betreffende het gedrag reeds daarom rechtens niet mogelijk.
Maar ook om de navolgende, nader te noemen redenen vindt het hof dat, zelfs als het hof van oordeel zou zijn geweest dat met een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest voldoende recht zou zijn gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden betreffende het gedrag niet kan worden volstaan.
De psychiater [psychiater] heeft omtrent het recidiverisico en de eventuele behandeling het navolgende gerapporteerd:
(pg. 28) De psychopathologie bij onderzochte – zijn ernstige ADHD en de chronische PTSS in combinatie met zijn borderline persoonlijkheidsstoornis – maken hem tot een man die veel problemen ondervindt in interpersoonlijke contacten: hij is te amicaal, komt figuurlijk en ook letterlijk te dichtbij, is impulsief, is hulpvaardig en tegelijk aandachtsbehoeftig, hij kan emoties bij anderen niet lezen/interpreteren, is chaotisch in zijn planning en star in zijn denken. Men zou bij hem kunnen spreken van ernstige psychische invaliditeit op basis van deze stoornissen. Daarnaast is zijn seksualiteit niet uitgerijpt tot een volwassen niveau (…) De impulsiviteit lijkt ook van invloed op zijn seksuele behoeften en driften met daarbij mogelijk ook een opportunistische houding. In relatie tot kinderen neigt hij tot emotionele congruentie, niet passend bij zijn leeftijd en positie (…) hij kent ook in relatie met kinderen de grenzen in het contact niet.(…)
Op grond van dit onderzoek komt ondergetekende tot de conclusie dat sprake is van een matig verhoogd recidiverisico. Men ziet bij hem diverse risicofactoren die hoog scoren. Daarnaast blijken er nauwelijks beschermende factoren aanwezig.
(pg. 29) Ondergetekende is van mening dat onderzochte in de afgelopen jaren onvoldoende is behandeld voor zijn ernstige psychiatrische problematiek. Men moet bij behandeling denken aan medicamenteuze behandeling van zijn ADHD, aan een specifiek op traumatische ervaringen gerichte behandeling (EMDR voor de PTSS) en op psychotherapeutische behandeling van zijn persoonlijkheidsstoornis. Binnen een goed lopend behandelcontact zou tevens bekeken kunnen worden of hij positief reageert op medicatie die zijn libido vermindert. (…) Naast deze behandelopties is een behandelprogramma gericht op sociale vaardigheden, werkhervatting, vrijetijdsbesteding en begeleid wonen geïndiceerd. Een dergelijke behandeling start bij voorkeur binnen een klinische setting, waarna deze behandeling – bij goed beloop – na ongeveer een jaar ambulant in combinatie met begeleid wonen en strak (reclassering)toezicht zou kunnen worden gecontinueerd. (…) Als onderzochte goed meewerkt aan behandeling, dan kan daar zeker goed resultaat van worden verwacht. (…)
Ondergetekende wil u adviseren om een behandeling op te leggen in een strafrechtelijk kader. Een behandeling binnen het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf acht ondergetekende een onvoldoende stevig kader, omdat bij een zedendelinquent die zo sterk dergelijke ernstige feiten ontkent het risico van schijnaanpassing groot is en bij ontlopen of vermijden van daadwerkelijke behandeling het gevaar op recidive blijft voortbestaan. Anderzijds acht ondergetekende voor het beperken van het recidiverisico het ultimum remedium van een tbs met verpleging niet noodzakelijk geacht. Mits onderzochte met behandeling in een klinisch kader instemt wordt geadviseerd om die behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een tbs met voorwaarden. Nader onderzoek van de reclassering zal moeten uitwijzen of tot een passend plan van aanpak kan worden gekomen.
De psycholoog [psycholoog] heeft omtrent het recidiverisico en eventuele behandeling het navolgende gerapporteerd:
(p. 29) Betrokkene heeft een beperkt probleemoplossend vermogen. Hij is zeer impulsief en draagt veel negatieve emoties en wantrouwen bij zich. Betrokkene ziet vanuit zijn stoornissen onvoldoende gevaar voor zichzelf en anderen. Betrokkene komt via de gestandaardiseerde risicotaxatie uit op een matig verhoogde score.
(pg. 27) Betrokkene heeft complexe problematiek waarvoor hij al sinds de vroege adolescentie is behandeld.. (…) Betrokkene is zelf wat angstig voor een EMDR behandeling vanwege het zelf misbruikt zijn. (…) Deze behandeling is echter wel geïndiceerd daar betrokkene nog veel last ervaart van het misbruikt zijn. Er zijn voorts enige aanwijzingen dat het zelf misbruikt zijn een rol heeft gespeeld in de volwassen seksuele relaties die betrokkene heeft gehad. Ook t.a.v. recidive preventie is deze behandeling van belang, immers re-enactment (het herhalen met iemand anders wat je zelf is overkomen) kan niet geheel uitgesloten worden bij deze ontkennende verdachte.
(pg. 30) Een klinische startbehandeling in een FPA is aangewezen. Naast medicamenteuze behandeling van de ADHD zal betrokkene via EMDR behandeld dienen te worden voor zijn PTSS. De borderline persoonlijkheidsproblematiek kan het beste via schermtherapie behandeld worden. (…) Qua juridisch kader wordt gedacht aan een tbs met voorwaarden als de rechtsgang dit mogelijk maakt. Voorts dient nog vermeld te worden dat afstraffen het recidiverisico niet zal verminderen. Betrokkene blijkt in detentie een ‘bewerkelijk type’ met beklagzaken en gewenste psychologische en medische zorg.
De verdachte is vanaf 16 mei 2017 gedurende 3 maanden in het kader van een proefbehandeling geplaatst binnen de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) Assen. De reclassering heeft in het advies van 24 juli 2017 gerapporteerd over deze proefbehandeling. Het rapport vermeldt – voor zover thans relevant – het volgende:
De proefbehandeling is opgestart om te bezien of behandeling voortgezet zou kunnen worden in het kader van tbs met voorwaarden. Op 12 juli 2017 ontving rapporteur de ontslagbrief van FPK Assen. De belangrijkste informatie wordt geciteerd:
“Betrokkene werd voor drie maanden geplaatst op afdeling De Boeg met de vraagstelling of betrokkene behandelbaar is onder een TBS met voorwaarden. In eerste instantie werd (…) de aanmelding afgewezen, omdat op de FPK delict preventieve behandeling, ook aan zedendelinquenten, plaatsvindt door middel van daderbehandeling. Betrokkene gaf (…) aan zijn delict(en) te ontkennen en hier niet of nauwelijks over te kunnen en/of willen praten. Desondanks werd betrokkene aangemeld met daarbij het bericht: ‘het is ook een taak aan een behandelaar om betrokkene te motiveren / inzicht te laten krijgen in zijn problematiek. Wellicht kan door juiste benadering en behandeling wel inzicht en progressie worden geboekt.’
(…)
Tijdens de opname van 3 maanden werd gekeken naar de behandelbaarheid van betrokkene onder de titel TBS met voorwaarden.
(…)
Vanaf het begin werkte betrokkene goed samen waar het zijn kliniekprogramma betrof. (…) Er gingen ook dingen minder goed. (…) In de diagnostische gesprekken was er weinig diepgang daar waar het zijn delictgeschiedenis betrof. De delicten werden door betrokkene ontkend of betrokkene praatte eroverheen door aan te geven wat er allemaal goed was aan hem en fout aan verschillende anderen. Bij herhaling bespraken we met hem hoe behandeling op de FPK er uit ziet en wat hij van ons kan verwachten en wat we van hem verwachten: om te beginnen erkenning van de door hem gepleegde delicten, met het doel hier verantwoordelijkheid over te leren nemen in de behandeling. Verantwoordelijkheid of spijt hoeven er in dit stadium niet te zijn. Alleen de erkenning van de delicten is onontbeerlijk, omdat er zonder delict geen delictpreventieve behandeling gestart kan worden.
(…)
Wij zien onder de huidige omstandigheden geen mogelijkheid tot behandeling in een instelling die daderbehandeling centraal stelt in de delictpreventieve behandeling.
(…)
Het heeft geen meerwaarde om de mogelijkheden binnen andere FPK’s te onderzoeken daar ook binnen andere FPK’s een daderbehandeling centraal zal staan.”
Geadviseerd wordt om betrokkene niet in aanmerking te laten komen voor TBS met voorwaarden. Dit advies is gebaseerd op de evaluatie van de proefbehandeling in FPK Assen die niet van de grond kwam, daar betrokkene nochtans een ontkennende verdachte is, maar ook de eerdere veroordelingen inzake zedenmisdrijven ontkent c.q. negeert. Gezien dit gegeven is er onvoldoende basis van gedragsverandering en zowel extrinsieke als intrinsieke motivatie bij betrokkene aanwezig om een plan van aanpak op te stellen ten behoeve van het risicomanagement en om vervolgens dit risicomanagement uit te voeren en toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden in het kader van de maatregel tbs met voorwaarden. De reclassering acht het dan ook niet verantwoord om betrokkene te behandelen, begeleiden en te resocialiseren in het kader van de maatregel tbs met voorwaarden.
Het hof verenigt zich met de weergegeven informatie en bevindingen van de deskundigen strekkende tot de noodzaak van (uitgebreide) behandeling, echter niet met het daar uit voortvloeiende advies van tbs met voorwaarden. In het licht van speciale preventie onderschrijft het hof het standpunt van reclassering en de kliniek dat een daderbehandeling noodzakelijk is teneinde het recidiverisico te beteugelen, te meer gelet op de verschillende verschijningsvormen van delicten. Het hof vermag niet in te zien hoe een behandeling die volledig voorbij gaat aan de bewezen verklaarde feiten, bijdraagt aan het voorkomen van herhaling van dergelijke feiten. Het hof acht niet enkel de behandeling van de achterliggende psychopathologie van belang, maar ook de ontwikkeling van inzicht aan de zijde van de verdachte in de doorwerking van die psychopathologie. Inzicht in dat verband acht hof noodzakelijk om dat verband te kunnen doorbreken en zodoende de verdachte de handvatten te geven zich ervan te weerhouden opnieuw dergelijk feiten te plegen.
Indachtig voorgaande overwegingen acht het hof nader onderzoek naar andere mogelijkheden voor behandeling voor de verdachte, zoals verzocht door de verdediging, niet noodzakelijk. Dat verzoek wijst het hof derhalve af.
Ambtshalve heeft het hof geconstateerd dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hof stelt vast dat de door verdachte begane feiten, zoals bewezen verklaard, misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Het hof is tegen de achtergrond van de overwegingen van de beide gedragsdeskundigen omtrent het recidiverisico van oordeel dat het gevaar dat van verdachte uitgaat zodanig is, dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen ook daadwerkelijk eist dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd. Daarbij neemt het hof de ernst en omvang van de bewezen verklaarde feiten in aanmerking, alsmede dat verdachte tijdens zijn proefverlof (in het kader van het penitentiair programma) van een veroordeling ter zake ernstige zedendelicten meermalen in verschillende vormen ernstig is gerecidiveerd.
Het hof hecht eraan dat de verdachte in een dwingend klinisch kader behandeld wordt en dat er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele ontregelingen onmiddellijk op te vangen en de veiligheid te waarborgen. Behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel is gelet op de duur van te op te leggen gevangenisstraf reeds niet mogelijk en bovendien – aldus de gedragsdeskundigen – ontoereikend om het recidivegevaar te beteugelen. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden blijkt – los van de formeel-juridische belemmering – geen reële mogelijkheid.
Nu het hof gelet op de op te leggen duur van de gevangenisstraf niet toe kan komen aan oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, maar tevens de behandeling op grond van deze maatregel op inhoudelijke gronden ontoereikend wordt geacht om het recidiverisico op een aanvaardbare wijze in te perken, komt het hof tot de conclusie dat de dwangopname ter verpleging moet worden opgelegd.
Het hof zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelet op het bewezen verklaarde wordt de maatregel van terbeschikkingstelling gelast ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de duur van de terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.
Conclusie.
Concluderend komt het hof derhalve tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en zal het gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Hetgeen overigens door en namens de verdachte omtrent diens persoon en/of persoonlijke omstandigheden is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Bij de strafvervolging van verdachte in hoger beroep is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden. De in beginsel geldende termijn van 16 maanden voor een gedetineerde verdachte is op de dag dat arrest wordt gewezen immers overschreden met circa acht maanden In hoger beroep heeft echter uitgebreid (aanvullend) onderzoek naar de persoon van en in het belang van de verdachte plaatsgevonden. Gelet hierop, en tevens gelet op de complexiteit van de zaak, zal het hof volstaan met de constatering van de schending.
Beslag
Het hof is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De vordering.
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is door haar wettelijk vertegenwoordiger in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 7.774,39, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag is opgebouwd uit:
een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade en
een bedrag van € 274,39 aan reiskosten en parkeergeld als verplaatste schade ex artikel 6:107 BW.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De vordering is door de verdediging betwist voor wat betreft de immateriële schadevergoeding.
Overwegingen van het hof.
Ad. a:
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] – in het bijzonder – door het seksuele misbruik door verdachte, dat mede heeft bestaan uit seksueel binnendringen, ernstig is geschonden en dat zij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksueel zijn misbruikt daar in de toekomst nog veel last van kunnen ondervinden.
Het hof acht schadevergoeding voor schending van de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] toewijsbaar, doch zal de hoogte daarvan naar maatstaven van billijkheid en gelet op de vrijspraak van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde, te weten het seksueel misbruik van [slachtoffer] in de periode van begin 2009 tot medio 2011, en gelet op vergelijkbare zaken, matigen tot € 5.000,00.
De benadeelde partij kan in resterende deel van haar vordering tot immateriële schadevergoeding niet worden ontvangen.
Ad. b:
De vordering tot vergoeding van materiële schade bestaat uit reiskosten en parkeergelden, gemaakt door de moeder van [slachtoffer] . Het hof merkt daarbij op dat deze kosten kennelijk zijn gemaakt in het kader van de aangifte, het opsporingsonderzoek en de voorbereiding op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof overweegt hieromtrent ambtshalve als volgt.
Naar het oordeel van het hof moet worden onderscheiden tussen enerzijds de civielrechtelijke mogelijkheden tot schadevergoeding (voor de verplaatste schade is dit opgenomen in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek) en anderzijds de beperkte mogelijkheden om die civielrechtelijke aanspraken binnen een strafrechtelijke procedure geldend te maken. Voor die laatste procedure gelden immers de criteria voor slachtofferschap van de artikelen 51a e.v. Sv. Het hof is van oordeel dat voor wat betreft de schade die de moeder voor zichzelf, als verplaatste schade, heeft gevorderd, niet aan de criteria van de artikelen 51a e.v. Sv is voldaan. Dit betekent niet dat de verdachte niet aansprakelijk zou zijn voor de door de moeder in zoverre gestelde schade, maar dat het aan de burgerlijke rechter is om die aansprakelijkheid vast te stellen.
Het hof zal de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet kan worden ontvangen en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 63, 240b, 244, 247, 248 en 250 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-860257-14 (zaak B) onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879299-13 (zaak A) onder feit 1 en feit 2 en in de zaak met parketnummer 01-860257-14 (zaak B) onder feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair en feit 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een usb stick type Place2be [goednummer G583333],
  • een GSM merk Blackberry [goednummer G583939],
  • een notebook merk IBM type Thinkpad [goednummer G583714],
  • een CD/ROM merk Philips [goednummer G587735] en
  • twee CD/ROM Optical disks [goednummers G588290 en G588300].

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) bestaande uit immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. J.J.M. Gielen-Winkster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier,
en op 17 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.J.M. Gielen-Winkster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.