In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Oost-Brabant om de appellante toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had op 14 augustus 2017 geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellante de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. De appellante, die kampt met psychische klachten, had verzocht om vernietiging van het vonnis en toelating tot de schuldsaneringsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2017 is de appellante gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en is er een beëdigd tolk ingeschakeld. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder medische verklaringen en rapportages over de appellante's situatie.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellante een aanzienlijke schuldenlast heeft en dat er een bewind is ingesteld over haar goederen. De rechtbank had in haar vonnis geconcludeerd dat de appellante niet in staat was om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling na te komen, mede gezien haar psychische toestand en het ontbreken van een recente verklaring van een deskundige die haar stabiliteit bevestigde. Het hof heeft deze overwegingen onderschreven en benadrukt dat, hoewel psychosociale problemen niet per definitie een belemmering vormen voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, het essentieel is dat deze problemen beheersbaar zijn en bevestigd worden door een deskundige.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, met de mogelijkheid voor de appellante om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen indien zij over relevante en actuele informatie beschikt die haar stabiliteit aantoont.