In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door een vennootschap (appellante) tegen een andere vennootschap (geïntimeerde) naar aanleiding van een geschil over de levering van kippenbotresidu. De appellante had een overeenkomst gesloten met de toeleverancier voor de levering van dit residu, maar de toeleverancier heeft zonder goede gronden de leveringen stopgezet. Dit leidde tot verzuim aan de zijde van de toeleverancier. De appellante stelt dat de problemen die volgden op de staking van de leveringen, zoals complicaties met de omgevingsvergunning en erkenning door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA), voortvloeien uit de initiële wanprestatie van de toeleverancier. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van onvoorziene omstandigheden die de toeleverancier zouden ontslaan van zijn verplichtingen. De uitspraak van het hof is gedaan op 19 september 2017, waarbij het hof heeft bepaald dat partijen de gelegenheid krijgen voor pleidooi op 23 januari 2018. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot na het pleidooi.