6.3.Partijen zijn het eens over het volgende.
a. a) [appellant] is op 1 september 2010 bij [verweerster] in dienst getreden. Hij werkte als monteur. Hij is op 15 september 2014 uit dienst getreden en is vervolgens op 2 december 2014 opnieuw bij [verweerster] in dienst getreden.
b) Op 12 juni 2016 om 20.38 uur liet [directeur van verweerster] , de directeur van [verweerster] , per sms aan [appellant] weten dat hij de volgende dag met een bedrijfsbus naar een project in Luxemburg moest rijden. Hij moest twee collega’s meenemen.
c) [appellant] reageerde diezelfde dag om 20.49 uur en 21.02 uur per sms (in het voor [directeur van verweerster] begrijpelijke Pools). Hij liet weten dat hij niet met die auto zou rijden. Hij noemde de auto in de sms ‘szrotem’, een oude kapotte auto of roestbak, waar je niets mee kunt doen.
d) [verweerster] heeft die avond niet meer op de sms-berichten van [appellant] gereageerd.
e) [appellant] had de volgende ochtend rond 4.30 uur vanaf een parkeerplaats naar het project moeten vertrekken. Hij kwam echter niet. [directeur van verweerster] probeerde hem in de vroege ochtenduren te bereiken, maar zonder succes.
f) Op 13 juni 2016 om 9.10 uur stuurde [directeur van verweerster] hem een sms waarin stond dat hij niet meer hoefde te komen, dat hij op staande voet was ontslagen en dat dit nog schriftelijk zou worden bevestigd. [appellant] heeft kort daarop gereageerd met de mededeling dat hij niet met die auto zou rijden.
g) Bij brief van 13 juni 2016 heeft [verweerster] aan [appellant] laten weten dat hij op staande voet is ontslagen omdat hij reeds meerdere malen onder invloed van alcohol op het werk is verschenen en daarvoor al diverse malen is gewaarschuwd én omdat hij die dag, zonder kennisgeving niet op het werk is verschenen en niet bereikbaar was om aan te geven waarom hij niet is komen opdagen.
Verzoek van [appellant] , tegenverzoek van [verweerster] en beslissing van de kantonrechter