Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2593311, rolnr. 13-16199)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 21 juli 2015;
- de memorie van grieven van 24 november 2015 met producties;
- de memorie van antwoord van 26 januari 2016;
- de akte van [appellante] van 8 maart 2016;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 5 april 2016.
3.De beoordeling
De totale personeelsbezetting is niet in balans met de te verwachten omzet en marge. (…) Volgens de aanvullende bijgesloten informatie zal de personele bezetting in de vestiging [vestiging 1] worden ingekrompen.”.
“
Het herstel verliep naar verwachting, tot het moment van hernieuwde volledige uitval vanaf 23 januari 2012. (…) De aanleiding tot de hernieuwde uitval bestond in de aanzegging van zijn ontslag, omdat zijn functie zal worden opgeheven.”.
Op basis van bovenstaande ontwikkelingen zien we ons genoodzaakt om in [vestiging 1] enkele, niet volledig productieve kleinere afdelingen te sluiten. Het betreft hier de decoratieafdeling en de spuiterij/schilderswerkplaats (…). Wij moeten er derhalve voor kiezen om deze afdelingen volledig te sluiten en de werkzaamheden uit te besteden.”.
“
Vorige week heeft er een laatste gesprek plaatsgevonden tussen ondergetekende en dhr. [medewerker vakbond] ( [vakbond] ) inzake het definitief maken van het Sociaal Plan. (…) Onder artikel 5 (… ) wordt nu onder andere vermeld dat medewerkers die ouder zijn dan 55 jaar (…) een aanvulling op hun WW (of ZW) uitkering tot 90% krijgen en wel gedurende een periode van 9 maanden. Deze passage blijft gehandhaafd, echter zullen we in jouw geval gebruik maken van de zogenaamde hardheidsclausule (…). Vanwege het feit dat jij langdurig ziek bent en er op korte termijn geen volledig herstel te verwachten valt én na afloop er geen financiële aansluiting zal zijn tussen je WW/ZW-uitkering en je AOW-pensioen, is besloten de termijn van aanvulling te verlengen tot 11 maanden.”.
[appellante] gaf (…) aan weinig financiële middelen te hebben voor een sociaal plan. (…) Voor een 2 tal medewerkers die op dat moment richting vroegpensioen gingen zou een passende regeling getroffen worden. Een van hen (…) was dermate ziek en onder medische behandeling dat vervangend werk geen optie zou/kon zijn. Voor hem zou een maatwerkoplossing gevonden worden. (…) Mede in overleg met onze jurist en jullie Or hebben we het gelaten voor wat het was: een herenakkoord dus.”.
[appellante] heeft betoogd dat herplaatsing regelmatig onderwerp van gesprek is geweest in MT-overleggen in [vestiging 1] en dat het wegens bedrijfseconomische omstandigheden niet is gelukt om [geïntimeerde] intern te herplaatsen, maar van haar had een extra inspanning verwacht mogen worden om [geïntimeerde] , die door zijn leeftijd en arbeidsongeschiktheid moeilijk bemiddelbaar was op de arbeidsmarkt, binnen het concern te herplaatsen (vgl. HR 21 mei 2010 ECLI:NL:HR:2010:BL6075). Hiervan is niet, althans onvoldoende gebleken. Ook van enige inspanning voor externe herplaatsing, al dan niet met behulp van scholing, is niet gebleken. Dat [geïntimeerde] volgens [appellante] op enig moment zou hebben aangegeven geen contact meer met haar te willen hebben, neemt niet weg dat [appellante] aan de bedrijfsarts had kunnen vragen om [geïntimeerde] hierbij te begeleiden. Daarbij komt dat partijen volgens [appellante] uiteindelijk toch weer met elkaar in gesprek zijn gegaan.
Kamerstukken II1951/52, 881, nr. 6, p. 30) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de schadevergoeding te bepalen. De algemene regels van Boek 6 BW zijn op de begroting van de schadevergoeding van toepassing. Derhalve moet de rechter de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 7:97 BW). Alleen indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat.
€ 3.000,- wegens aan pensioenpremie verschuldigde bedragen, behoeft dan ook geen bespreking.
Deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 711,- aan griffierecht en op € 1.158,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief III, 1 punt voor memorie van antwoord).