In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2012 is opgelegd. De aanslag is berekend op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.800. Belanghebbende, die in Duitsland werkzaam was, betwist de hoogte van het belastbare inkomen en stelt dat er ten onrechte geen inkomensafhankelijke combinatiekorting is toegepast. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur het belastbare inkomen te laag heeft vastgesteld en verhoogt de aanslag naar € 4.840, waardoor belanghebbende recht heeft op de combinatiekorting. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en gelast de Inspecteur om het griffierecht van in totaal € 168 te vergoeden aan belanghebbende. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 1.237,50 aan belanghebbende.