Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
de inspecteur van de Belastingdienst,
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Bezwaar maken
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een V.O.F. die zich bezighoudt met het bereiden en bezorgen van frites en burgers, tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had op 8 juni 2015 een indelingsbeschikking afgegeven waarin belanghebbende werd ingedeeld in sector 33 (Horeca algemeen). Na bezwaar van belanghebbende, dat op 28 september 2015 werd ingediend, verklaarde de Inspecteur dit bezwaar op 20 april 2016 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende ging hiertegen in beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 26 juli 2017 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende stelde dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de indeling in sector 33 onterecht was. Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat het bezwaar van belanghebbende na deze termijn was ingediend. Het Hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding konden opleveren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.
De beslissing werd op 10 augustus 2017 genomen door een meervoudige kamer van het Hof, bestaande uit drie rechters. De uitspraak is ter openbare zitting gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden of om proceskosten te vergoeden aan belanghebbende.