Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellant 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
1.[de vennootschap 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende in [kantoorplaats 1] ,
2.De Ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en Kleinbedrijf,kantoorhoudende te [kantoorplaats 2] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 3 november 2015;
- de memorie van antwoord van [de vennootschap 2] met één productie bestaande uit meerdere stukken;
- de memorie van antwoord van de Ontvanger met producties;
- de akte overlegging deskundigenbericht; uitbreiding bewijsaanbod; vermeerdering eis van [de vennootschap 1] en [appellant 2] ;
- antwoordakte van [de vennootschap 2] ;
- antwoordakte van de Ontvanger.
6.De verdere beoordeling
“Die iets ter leen ontvangt is verpligt hetzelve, in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en op den bepaalden tijd, terug te geven.”. [appellant 2] was dus volgens de wet verplicht om het geleende geld ook in geld terug te betalen. Een terugbetaling middels een cessie van huidige en toekomstige vorderingen van [appellant 2] op [de vennootschap 2] kwalificeert niet als een betaling in geld. [appellant 2] was dus niet op grond van de wet verplicht tot terugbetaling door cessie van vorderingen.
7.De uitspraak
rol van 29 augustus 2017teneinde [de vennootschap 1] en [appellant 2] in de gelegenheid te stellen een akte te nemen als bedoeld in 6.30.2, waarna de Ontvanger bij akte hierop mag antwoorden op de
rol van 19 september 2017;