3.1.In overweging 2.1. tot en met 2.5. van het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen – voor zover in hoger beroep niet betwist – ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [appellant] heeft in de periode van september 2011 tot en met november 2011 aan mevrouw [geldnemer] (hierna [geldnemer] ) in totaal een bedrag van meer dan € 300.000,- betaald. Deze bedragen zijn in deelbetalingen door [appellant] contant aan [geldnemer] betaald.
b. Op 2 januari 2012 is tussen [geldnemer] en Holding [holding] B.V. een zogenaamde pensionovereenkomst gesloten met betrekking tot het paard [het paard] (hierna: het paard).
c. [appellant] heeft in de nazomer van 2012 uit de media vernomen dat [geldnemer] door de Duitse politie is opgepakt ter zake van verdenking van onder andere oplichting.
d. Bij e-mailbericht van 1 oktober 2012 is namens [appellant] aan [geïntimeerde 1] bericht dat [appellant] er op staat dat hij het paard nog die week kan ophalen. In dit e- mailbericht is gesteld dat [appellant] de eigenaar is van het paard.
e. [geïntimeerde 1] heeft daarop aan [geïntimeerde 2] bericht dat [appellant] zich tot hem had gewend met de mededeling dat hij eigenaar is van het paard en dat hij het wil komen ophalen.
f. Medio oktober 2012 is [appellant] naar de stal van [geïntimeerde 1] gegaan om het paard op te halen. Aldaar aangekomen, heeft [geïntimeerde 2] geclaimd de eigenaar te zijn van het paard . [geïntimeerde 1] heeft het paard niet aan [appellant] meegegeven.
h. Bij beschikking van 18 oktober 2012 van de voorzieningenrechter van de (voormalige) rechtbank Roermond is, op verzoek van [appellant] , bevolen het paard ter gerechtelijke bewaring af te geven aan bewaarder [bewaarder] van [horses] Horses B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] . Het paard is hierop in gerechtelijke bewaring genomen.
i. In juli 2013 is het paard doodgegaan.
3.2.1.Bij inleidende dagvaarding heeft [appellant] in conventie, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
I. te verklaren voor recht dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] inbreuk maken op de eigendomsrechten van [appellant] aangaande het paard [het paard] ;
II. te verklaren voor recht dat [appellant] eigenaar is van het paard [het paard] ;
III. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te veroordelen tot betaling van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
V. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.2.[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben ieder afzonderlijk gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.[geïntimeerde 2] heeft in reconventie, kort samengevat, gevorderd:
I. te verklaren voor recht dat [geïntimeerde 2] de enige en rechtmatige eigenaar is van het paard [het paard] , geboren op [geboortedatum] 2012, met levensnummer [levensnummer] ;
II. [appellant] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot afgifte van het paard [het paard] ;
III. [appellant] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot afgifte aan [geïntimeerde 2] van alle originele papieren die [appellant] met betrekking tot het paard [het paard] onder zich heeft, meer bepaald het originele stamboekpapier van het paard;
IV. [appellant] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.4.[appellant] heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.
3.3.1.In het tussenvonnis van 8 mei 2013 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 29 juli 2013. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
3.3.2.In het bestreden eindvonnis van 5 augustus 2015 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] in conventie afgewezen en [appellant] veroordeeld in de aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gevallen proceskosten. In reconventie wees de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde 2] toe. De rechtbank oordeelde daartoe, samengevat, als volgt. De rechtbank verwierp het verweer van [geïntimeerde 1] dat hij ten onrechte in persoon is gedagvaard (4.2).
Vervolgens heeft de rechtbank in conventie geoordeeld dat zowel naar Nederlands recht als naar Duits recht het, om eigenaar van een goed te worden, noodzakelijk is dat dat goed op enigerlei wijze wordt geleverd en dat [appellant] op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat het paard ooit aan hem geleverd is. Volgens de rechtbank is het betoog van [appellant] onsamenhangend is, innerlijk tegenstrijdig en op geen enkele wijze nader onderbouwd. Dit betekent dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op enig moment eigenaar is geworden van het paard, zodat ook niet kan worden gezegd dat er inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van [appellant] (4.5).
In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde 2] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2009 eigenaar is geworden van het paard .