3.1.4.[geïntimeerde] heeft op 8 januari 2014 een
bodemprocedureaanhangig gemaakt bij de rechtbank Oost-Brabant (zaaknummer C/01/273457 / HA ZA 14-50). Daarin heeft zij onder meer gevorderd haar te machtigen om mede namens [appellant] de woning te verkopen en vervolgens te leveren en te bepalen dat [appellant] op verzoek van [geïntimeerde] de makelaar en geïnteresseerde kopers toegang dient te verlenen tot de woning.
Op 17 december 2014 heeft de rechtbank [appellant] bij tussenvonnis verzocht zich uit te laten over de mogelijkheid om de woning over te nemen voor een bedrag van € 460.000,--.
[appellant] heeft bij akte aangegeven niet in staat te zijn de woning te financieren. De rechtbank heeft vervolgens bij tussenvonnis van 5 augustus 2015 geoordeeld dat de woning moet worden verkocht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten of zij inmiddels gezamenlijk opdracht hebben gegeven aan een makelaar tot verkoop van de woning.
Op 15 september 2015 zijn partijen overeengekomen dat zij makelaarskantoor [makelaarskantoor] B.V. (hierna: [makelaarskantoor] ) opdracht zullen verstrekken om te bemiddelen bij de verkoop van de woning. Ook zijn partijen overeengekomen dat de laatprijs € 514.000,-- zal zijn en dat de vraagprijs in overleg met de makelaar zal worden vastgesteld.
Op 16 september 2015 hebben partijen de rechtbank bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de in te schakelen makelaar en dat aan deze makelaar de bemiddelingsopdracht zal worden verstrekt. Makelaar [makelaar] (hierna: de makelaar) van [makelaarskantoor] is vervolgens benaderd om te bemiddelen bij de verkoop van de woning.
3.1.5.De makelaar heeft aangegeven problemen te ondervinden bij het uitvoeren van de bemiddelingsopdracht omdat hij van partijen geen eensluidende instructies ontving.
Naar aanleiding daarvan heeft [geïntimeerde] op 24 februari 2016 een
kort geding(zaaknummer C/01/304867 KG ZA 16-79) aanhangig gemaakt waarin zij, kort gezegd, heeft gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld aan [makelaarskantoor] de bemiddelingsopdracht te geven tegen een nader genoemde vraag- en laatprijs.
Bij vonnis in kort geding van 25 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter [appellant] veroordeeld om aan [makelaarskantoor] de bemiddelingsopdracht te geven waarbij de vraagprijs € 475.000,-- zal zijn en de bodemlaatprijs € 430.000,--. [appellant] is veroordeeld om in te stemmen met de door de makelaar voorgestelde aanpassingen met betrekking tot de vraagprijs als partijen het daarover niet eens worden. Ten slotte is [appellant] veroordeeld om de makelaar en geïnteresseerde kopers ongehinderd toegang te verschaffen tot de woning.
Na betekening van het vonnis in kort geding heeft [appellant] op 12 april 2016 de opdracht tot dienstverlening aan [makelaarskantoor] ondertekend. In afwijking van het vonnis hebben partijen in overleg met de makelaar de vraagprijs vastgesteld op € 495.000,--.
3.1.6.Op 8 juni 2016 heeft de rechtbank eindvonnis gewezen in de
bodemzaakmet zaaknummer C/01/273457 / HA ZA 14-50. Voor zover in hoger beroep relevant heeft de rechtbank het volgende beslist:
“1a. bepaalt met toepassing van artikel 3:185 lid 2 onder c BW dat het onroerend goed, gelegen aan [adres] te [plaats 1] moet worden verkocht, uiterlijk één jaar na de datum van dit vonnis, met bemiddeling van makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 2] [hof: [plaats 3] ] waarbij de vraagprijs om te beginnen wordt gesteld op € 475.000,00 en de laatprijs op € 430.000,00;
1b. veroordeelt partijen jegens elkaar binnen 10 dagen na de datum van dit vonnis gezamenlijk schriftelijk opdracht te geven aan makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 2] , voornoemd, tot verkoop van het onroerend goed aan [adres] te [plaats 1] ;
1c. veroordeelt partijen jegens elkaar de adviezen van makelaarskantoor [makelaarskantoor] inzake de te hanteren vraag- en laatprijs op te volgen en zich te houden aan de overige adviezen van makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 3] om de woning zo spoedig mogelijk tegen een zo gunstig mogelijke prijs te verkopen en na verkoop mee te werken aan de notariële levering van het onroerend goed aan koper;
2a. bepaalt dat, indien het onroerend goed gelegen aan [adres] te [plaats 1] niet binnen één jaar na de datum van dit vonnis daadwerkelijk is verkocht het onroerend goed openbaar zal worden verkocht ten overstaan van een door makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 3] aan te wijzen notaris;
2b. veroordeelt partijen jegens elkaar om op het eerste verzoek van makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 3] voornoemd aan de door hem genoemde notaris opdracht tot openbare verkoop te geven en op diens aanwijzing alles te doen wat nodig is voor de openbare verkoop;
2c. veroordeelt partijen jegens elkaar mee te werken aan de notariële levering van de woning indien deze openbaar zal zijn verkocht;
3a. bepaalt dat de kosten, verbonden aan de (openbare) verkoop en levering van het onroerend goed door partijen voor gezamenlijke rekening van partijen zijn;
3b. bepaalt dat in het geval een van partijen weigert de opdracht tot verkoop te geven aan de makelaar en/of notaris zoals hiervoor bedoeld onder 1b respectievelijk 2b, en/of weigert mee te werken aan de notariële levering van de woning dit vonnis in de plaats treedt van de daartoe benodigde aktes of gedeelten daarvan;
5a. veroordeelt de vrouw om aan de man te voldoen als haar aandeel in de door de man tot aan de datum van levering van de woning aan de koper betaalde hypotheekrente en eigenaarslasten het bedrag van € 31.099,08 te vermeerderen met de helft van de door de man over de periode vanaf 1 januari 2015 tot aan de datum van levering van de woning betaalde hypotheekrente waarop in mindering komt het belastingvoordeel dat de man heeft genoten vanwege de voor hem geldende hypotheekrente-aftrek;
5b. bepaalt dat de man uiterlijk een week voor de notariële levering van de woning schriftelijk opgave doet aan de vrouw en aan de notaris ten overstaan van wie het transport plaatsvindt van hetgeen hij vanaf 1 januari 2015 aan hypotheekrente heeft betaald en van het daarover door hem genoten belastingvoordeel;
13. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;”
[geïntimeerde] is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Deze zaak is bij dit hof bekend onder zaaknummer HD 200.199.709/01.
3.1.7.Een medewerker van de makelaar heeft per e-mail van 27 juni 2016 en 22 juli 2016 zijn ongenoegen geuit over de gebrekkige medewerking van [appellant] bij het maken van foto’s van de woning en bij twee bezichtigingen van de woning. In een e-mail van 2 augustus 2016 heeft de makelaar [appellant] bericht dat [makelaarskantoor] genoodzaakt zal zijn haar werkzaamheden te staken indien bij een eventuele volgende bezichtiging geen verandering is te zien. Voorts heeft de makelaar [appellant] in deze e-mail het volgende medegedeeld.
“Hoewel u telefonisch al had aangegeven dat de woning nog niet verkoopklaar was, hebben wij helaas moeten constateren dat bij u elke motivatie tot verkoop ontbreekt.
Ondanks het feit dat wij al geruime tijd met elkaar in gesprek zijn over verkoop van jullie woning is het schijnbaar nog steeds niet gelukt om de diverse onderhoudskwesties aan te pakken. Maar dit heeft ons inziens niets te maken met onderstaande punten:
alle gordijnen waren dicht en u vroeg mij waar het voor nodig was om deze open te maken?
u gaf aan dat we de tuin maar van binnenuit moesten bezichtigen, pas na diverse malen aandringen mochten we de tuin bekijken
slaapkamers verre van opgeruimd …
verlichting overloop functioneerde niet
etc.
De kandidaat kopers hebben ons inmiddels laten weten erg geschrokken te zijn van de staat waarin de woning verkeert en er zodoende ook niet verder mee te gaan.”
Bij e-mail van 24 augustus 2016 aan [geïntimeerde] heeft een medewerker van de makelaar opmerkingen gemaakt over achterstallig onderhoud van de woning.
3.2.1.[geïntimeerde] heeft [appellant] vervolgens opnieuw in
kort gedinggedagvaard. Zij vordert, na vermeerdering van eis, op straffe van een dwangsom, samengevat:
[appellant] te veroordelen in te stemmen met de door de makelaar geadviseerde aanpassingen voor de hoogte van de vraagprijs en het moment waarop die aanpassingen in werking treden, voor zover partijen het in onderling overleg over die aanpassingen niet eens worden;
[appellant] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de gehele woning en tuin in een voor verkoop acceptabele staat te hebben gebracht;
[appellant] te bevelen de makelaar en geïnteresseerde kopers ongehinderd toegang te verschaffen en daartoe aan de makelaar af te geven de sleutel(s) die toegang bieden tot de woning en alle daartoe behorende ruimtes, alsmede hem te bevelen op geen enkele wijze de toegang aan de makelaar en geïnteresseerde kopers te hinderen;
[geïntimeerde] te machtigen namens [appellant] een koopovereenkomst te tekenen wanneer er een koper is voor de bodemprijs van € 430.000,-- of hoger, subsidiair [appellant] te bevelen mee te werken aan het tekenen van een koopovereenkomst wanneer er een koper is voor de bodemprijs van € 430.000,-- of hoger;
[geïntimeerde] te machtigen namens [appellant] de leveringsakte te tekenen, subsidiair hem te bevelen mee te werken aan de levering van de woning wanneer de woning is verkocht;
[appellant] te bevelen de woning te ontruimen voordat de woning aan een derde wordt geleverd, met inlevering van de sleutels bij de makelaar;
[appellant] te veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis te gehengen en te gedogen dat de makelaar een “te koop-bord” in de tuin plaatst en hem te gelasten het bord geplaatst te houden;
[appellant] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Partijen hebben op 15 september 2015 een overeenkomst gesloten voor de verkoop van de woning. Die overeenkomst moeten partijen, ondanks het eindvonnis van de rechtbank van 8 juni 2016, nakomen. De rechtbank is in dat vonnis buiten de rechtsstrijd van partijen getreden door voor de woning een beslissing te nemen terwijl zij ervan op de hoogte was dat partijen daarover inmiddels overeenstemming hadden bereikt.
[appellant] schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit die overeenkomst door de verkoop, kort gezegd, te traineren.
[geïntimeerde] heeft een spoedeisend belang. Zij hoeft niet langer te wachten op het te koop aanbieden van de woning die steeds minder waard wordt omdat [appellant] de woning niet onderhoudt. [geïntimeerde] is niet in staat tot het betalen van de helft van de hypothecaire lasten die zijn verbonden aan de woning.
3.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en het (spoedeisend) belang van [geïntimeerde] bij haar vorderingen betwist. Volgens [appellant] zijn de vorderingen van [geïntimeerde] prematuur en in strijd met het vonnis van de rechtbank van 8 juni 2016 omdat daarin is bepaald dat partijen tot 8 juni 2017 de tijd hebben om de woning te verkopen. [geïntimeerde] komt de verplichtingen uit dat vonnis niet na. [appellant] bestrijdt dat hij de verkoop van de woning traineert. Hij erkent dat de woning onderhoud behoeft, maar hij heeft hiervoor onvoldoende financiële middelen en [geïntimeerde] is niet bereid die kosten voor haar rekening te nemen.
[appellant] heeft een vordering van circa € 40.000,-- op [geïntimeerde] . Deze vordering neemt in omvang toe en moet worden betaald uit het aandeel van [geïntimeerde] in de overwaarde. Indien zij wordt gemachtigd de verkoop zelf ter hand te nemen, zal zij moedwillig het financieel belang van [appellant] schaden. Niet kan worden verlangd dat [appellant] zijn medewerking verleent aan verkoop van de woning voor een bedrag van € 430.000,--. De vorderingen om in te stemmen met de adviezen van de makelaar en om de woning en tuin in acceptabele staat te brengen zijn onvoldoende bepaald. Ten slotte kan [appellant] niet worden bevolen de sleutels aan de makelaar ter beschikking te stellen.