In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, bestuurder van [onderneming verdachte] B.V., werd beschuldigd van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting, wat resulteerde in een belastingnadeel van ruim € 59.000. Het hof verwierp het ontvankelijkheidsverweer van het Openbaar Ministerie, omdat voldaan was aan de vereisten voor strafvervolging volgens de ATV-richtlijn. De verdachte had de boekhouder opdracht gegeven om de aangiften te doen, maar het hof oordeelde dat zij, ondanks haar beperkte fiscale kennis, had moeten ingrijpen gezien de grote verschillen met de eerdere boekhouder. Het hof achtte het opzet van de verdachte bewezen, omdat zij bewust de kans had aanvaard dat de aangiften onjuist waren. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie en het verlies van haar werk.