8.1.De rechtbank heeft in het vonnis van 29 april 2015 onder “2. Feiten” de feiten opgesomd waarvan zij is uitgegaan bij de beoordeling. Daartegen zijn geen bezwaren aangevoerd, zodat het hof van die feiten zal uitgaan. Hierna volgt de weergave van die feiten.
a. [appellant 2] houdt de aandelen in [appellante 1] .
b. [geintimeerde 3] en [geintimeerde 4] houden de aandelen in [B.V. 2] .
c. Op 11 januari 2007 hebben [appellante 1] en [B.V. 2] CS opgericht. CS hield zich met name bezig met de verkoop, reparatie en service van reinigingsapparaten. Partijen werkten vanaf 2007 samen in CS. Eind 2012 is er tussen partijen een conflict ontstaan waarna de samenwerking is verbroken.
d. De akte van oprichting van CS van 11 januari 2007 (productie 1 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie) houdt onder meer in dat:
- CS ten doel heeft de verkoop, reparatie en service van reinigingssystemen (art. 2);
- het maatschappelijk kapitaal € 90.000,- bedraagt, verdeeld in 900 gewone aandelen van
€ 100,- elk (art. 3);
- bestuurders door de algemene vergadering worden benoemd en te allen tijde door
de algemene vergadering kunnen worden ontslagen (art. 16);
- de winst ter vrije beschikking staat van de algemene vergadering; CS aan de aandeel-
houders tot de voor uitkering vatbare winst slechts uitkeringen kan doen voor zover het eigen vermogen groter is dan het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal vermeerderd met de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden; uitkering van winst geschiedt na de vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is en bij de berekening van de winstverdeling de aandelen die CS in haar eigen kapitaal houdt niet meetellen (art. 20);
- voor de eerste maal [B.V. 2] en [appellante 1] bestuurders zijn; bij de oprichting 180 aandelen zijn ge-
plaatst vertegenwoordigend een geplaatst kapitaal van € 18.000,- en in het geplaatste kapitaal wordt deelgenomen door [B.V. 2] voor 115 aandelen en door [appellante 1] voor 65 aandelen (art. 30).
e. In 2008 heeft CS een managementovereenkomst met [appellante 1] en [B.V. 2] gesloten.
Deze managementovereenkomst (die niet aan het hof is overgelegd, maar volgens de productielijst bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie zou zijn overgelegd als productie 2) houdt onder meer in dat:
- de oprichters van CS [appellante 1] resp. [B.V. 2] als bestuurder van CS hebben benoemd;
- [appellante 1] resp. [B.V. 2] per 1 januari 2008 optreedt als bestuurder van CS (art. 1);
- de benoeming heeft plaatsgevonden voor onbepaalde tijd en partijen zich ervan bewust
zijn dat de algemene vergadering van CS [appellante 1] resp. [B.V. 2] als bestuurder kan ontslaan
zonder dat daartoe enige opzegtermijn zal gelden (art. 3);
- [appellante 1] resp. [B.V. 2] zorg draagt voor de nakoming van alle administratieve verplichtingen van
CS en de boekhouding van CS inricht en op zorgvuldige wijze, met jaarlijkse afsluitingen,
alle door CS aangegane verplichtingen administreert en de vennootschap ter invulling van
de opdracht haar werknemers zal aanwijzen. Ingaande 1 januari 2008 wijst de vennoot-
schap [appellant 2] resp. [geintimeerde 3] en [geintimeerde 4] aan als de managers (art. 5);
- [appellante 1] resp. [B.V. 2] een vergoeding ontvangt van CS van € 40.000,- resp. € 67.500,- per
jaar en CS maandelijks 8 1/3 % van deze vergoeding, zijnde € 3.750,- resp. € 5.625,-,
op een door [appellante 1] resp. [B.V. 2] aan te wijzen rekening zal overmaken. Naast deze vergoeding
zal [appellante 1] resp. [B.V. 2] alle aan haar in rekening gebrachte kosten en verdere uitgaven die door haar zijn voldaan en die met het bovenstaande verband houden per kwartaal aan CS in rekening brengen (art. 7).
f. De notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van CS van
10 december 2012 (productie 30 conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie) houden onder meer in:
“(…)
Namens aandeelhouder [appellante 1] B.V. zijn aanwezig de heer [appellant 2] en haar raadsman mr Dappers, advocaat (…) Namens aandeelhouder [B.V. 2] B.V. zijn aanwezig de heer (…) [geintimeerde 3] , mevrouw [geintimeerde 4] en de raadsman van [B.V. 2] B.V., mr Van den Berg, advocaat (…).
Mr. Dappers geeft aan dat [appellante 1] B.V. bereid is terug te treden tot directeur als onderdeel van een te treffen regeling op basis waarvan [appellante 1] B.V. tegen een nader overeen te komen prijs haar aandelen overdraagt aan [B.V. 2] B.V. [appellante 1] is bereid om een voorstel voor het treffen van een regeling te doen binnen 1 week nadat de jaarrekening 2010 en 2011 ontvangen is. Indien er geen regeling wordt getroffen verzet [appellante 1] zich tegen het ontslagvoorstel (…). Naar het oordeel van [appellante 1] zou een opzegtermijn van drie maanden in acht moeten worden genomen.
Mevrouw [geintimeerde 3] geeft aan dat de jaarrekening 2010 in het bezit is van [appellante 1] en dat [appellante 1] als aandeelhouder recht heeft de jaarrekening 2011 te ontvangen indien en zodra deze in concept gereed is, hetgeen thans nog niet het geval is.
Mr Van den Berg geeft aan dat een voorstel tot het treffen van een regeling tevens ook een oplossing moet inhouden voor de geconstateerde voorraadverschillen en de door de heer [appellant 2] gedurende geruime tijd ten laste van de vennootschap gedane pinbetalingen en pinopnames met een privékarakter.
In reactie op dit laatste punt geeft mr Dappers aan dat er wel tien redenen zijn aan te voeren voor de gedane betalingen en opnames.
Op de vraag van mevrouw [geintimeerde 3] daar dan ten minste een reden voor aan te geven, wordt geen antwoord gegeven.
(…)
Mevrouw [geintimeerde 3] geeft vervolgens aan dat naar haar oordeel een ontslag van [appellante 1] met onmiddellijke ingang gerechtvaardigd is. De heer [appellant 2] heeft de Vennootschap(noot hof: CS
) volledig laten zitten en heeft verzuimd ondanks herhaaldelijk verzoeken storingswerkzaamheden en onderhoud uit te voeren. Door zijn handelwijze heeft hij het bedrijf om zeep geholpen.
Na de uitwisseling van de standpunten wordt het voorstel om [appellante 1] B.V. met onmiddellijke ingang als statutair bestuurder te ontslaan in stemming gebracht.
[appellante 1] B.V. stemt tegen het voorstel.
[B.V. 2] B.V. stemt voor het voorstel.
De voorzitter constateert dat daarmee met meerderheid van de aanwezige stemmen is besloten: (…) tot ontslag van (…) [appellante 1] (…) als bestuurder van de Vennootschap, zulks met onmiddellijke ingang”.
8.2.1[appellanten c.s.] hebben in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. CS c.s. hoofdelijk, des dat de één nakomende, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot afgifte van, althans tot inzage in de jaarrekeningen en de onderliggende administratie, die ten grondslag heeft gelegen aan de jaarrekeningen over 2007 tot en met 2013, waaronder begrepen belastingaangiftes en aanslagen over genoemde jaren van CS, gevestigd en kantoorhoudende te [kantoorplaats] aan de [adres] , zulks binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, onder verbeurte van een dwangsom, evenzo hoofdelijk, des dat de één nakomende, de ander zal zijn bevrijd van € 10.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat CS c.s. in gebreke blijven aan het bevel te voldoen;
II. CS c.s. hoofdelijk, des dat de één nakomende, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van € 45.000,- bij wege van voorschot op winstuitkering, te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der uiteindelijke voldoening, met uitdrukkelijk voorbehoud van alle rechten op nadere vorderingen, mocht zulks uit de inzage als onder I gevorderd blijken;
III. [B.V. 2] te veroordelen om de aandelen van [appellante 1] in CS over te nemen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 2:343 BW, met inachtneming van het hiervoor gevorderde, ten aanzien van de bepaling van de koopprijs;
IV. CS c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten.
8.2.2In eerste aanleg is in reconventie gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
door CS:
I veroordeling van [appellant 2] tot voldoening van:
a. € 3.000,- te vermeerderen met 4% rente per jaar vanaf 23 april 2009 tot de dag van algehele voldoening, dan wel te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 23 april 2009 tot de dag van algehele voldoening, dan wel een bedrag en vanaf een datum door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
b. € 5.088,99 te vermeerderen met 4% rente per jaar vanaf 31 december 2007 tot de dag van algehele voldoening, dan wel te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 31 december 2007 tot de dag van algehele voldoening, dan wel een bedrag en vanaf een datum door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
c. € 18.191,30 te vermeerderen met 4% rente per jaar vanaf 31 december 2011 tot de dag van algehele voldoening, dan wel te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 31 december 2011 tot de dag van algehele voldoening, dan wel (subsidiair) voldoening van dit bedrag aan schade op grond van art. 6:212 BW, dan wel een bedrag aan schade door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
d. € 16.256,88 te vermeerderen met 4% rente per jaar vanaf 31 december 2012 tot de dag van algehele voldoening, dan wel te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 31 december 2012 tot de dag van algehele voldoening, dan wel (subsidiair) voldoening van dit bedrag aan schade op grond van art. 6:212 BW, dan wel een bedrag aan schade door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
e. € 76.986,- op grond van art. 6:212 BW, dan wel op grond van art. 6:162 BW, dan wel een bedrag aan schade door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
II. veroordeling van [appellante 1] tot voldoening van € 10.000,- te vermeerderen met 4% rente vanaf 16 maart 2010 tot de dag van algehele voldoening, dan wel te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 16 maart 2010 tot de dag van algehele voldoening, dan wel een bedrag en vanaf een datum door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
III. voor recht te verklaren dat:
- [appellante 1] als voormalig bestuurder en/of [appellant 2] als indirect bestuurder c.q. feitelijk leidinggevende van CS de vennootschap onbehoorlijk heeft of hebben bestuurd ex art. 2:9 BW, dan wel onrechtmatig jegens CS hebben gehandeld ex art. 6:162 BW en zij ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn, des de een betalend, de ander zal zijn gekweten, voor de door CS geleden en nog te lijden schade,
onder verwijzing van partijen naar de schadestaatprocedure;
en
- [appellant 2] onrechtmatig jegens [B.V. 2] heeft gehandeld ex art. 6:162 BW en gehouden is de door [B.V. 2] geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
door [B.V. 2] :
IV. veroordeling van [appellant 2] te veroordelen tot voldoening van de door haar geleden schade op grond van art. 6:162 BW begroot op € 277.846,44, dan wel een bedrag nader door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, dan wel partijen door te verwijzen naar een schadestaatprocedure, voor de vaststelling van de door [B.V. 2] geleden en nog te lijden schade;
V. te bepalen dat [appellante 1] gehouden is, uit hoofde en ter uitvoering van (de in artikel 14 opgenomen regeling van) de statutaire geschillenregeling, binnen 7 kalenderdagen na het te wijzen vonnis een schrijven te zenden aan het bestuur van CS, waarin zij haar aandelen aanbiedt aan [B.V. 2] , (primair) onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- en € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat [appellante 1] hiermee in gebreke blijft, dan wel (subsidiair) te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van het schrijven van [appellante 1] aan het bestuur van CS, waarin zij haar 65 aandelen in het aandelenkapitaal van CS ter verkoop aanbiedt aan [B.V. 2] , indien [appellante 1] aan deze verplichting geen uitvoering geeft binnen de voornoemde termijn van 7 kalenderdagen;
door [geintimeerde 3] en [geintimeerde 4] : bij vonnis
VI. veroordeling van [appellant 2] tot afgifte van de trekfiets van [geintimeerde 3] en [geintimeerde 4] binnen 7 kalenderdagen na het te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- en € 100,- voor iedere dag of dagdeel dat hij hiermee in gebreke blijft;
VII. veroordeling van [appellanten c.s.] in de kosten van de procedure in reconventie, waaronder het salaris van de advocaat, de verschotten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
VIII. In voorwaardelijke reconventie hebben CS gevorderd dat indien de rechtbank in conventie de vordering van [appellanten c.s.] tot het voldoen van een voorschot op de winstuitkering toewijst, het de rechtbank moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat [appellante 1] zekerheid dient te stellen voor (terug)betaling van het door de rechtbank toe te wijzen bedrag, alvorens CS tot voldoening van het toegewezen bedrag dient over te gaan.
8.2.3De rechtbank heeft op 29 april 2015 de conventionele vorderingen bij eindvonnis afgewezen met veroordeling van [appellanten c.s.] in de kosten van de conventie. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In reconventie heeft de rechtbank op 29 april 2015 in het dictum:
I. [appellant 2] veroordeeld om aan CS te betalen:
a. € 3.000,- vermeerderd met de contractuele rente van 4% per jaar hierover met ingang van 23 april 2009;
b. € 5.088,99 vermeerderd met de contractuele rente van 4% rente per jaar hierover met ingang van 31 december 2007;
c. € 18.191,30 vermeerderd met de wettelijke rente hierover met ingang van 1 januari 2012;
d. € 16.256,88 vermeerderd met de wettelijke rente hierover met ingang van 1 januari 2013;
een en ander tot de dag van volledige betaling;
II. [appellante 1] veroordeeld om aan CS te betalen € 10.000,- vermeerderd met de contractuele rente hierover van 4% per jaar met ingang van 16 maart 2010 tot de dag van volledige betaling;
III. bepaald dat [appellante 1] gehouden is, uit hoofde en ter uitvoering van (de in artikel 14 in de statuten van CS opgenomen) statutaire geschillenregeling, binnen 14 kalenderdagen na de dag van de uitspraak een schrijven te zenden aan het bestuur van CS, waarin zij haar aandelen aanbiedt aan [B.V. 2] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [B.V. 2] van € 5.000,- en € 100,- voor iedere dag of dagdeel dat [appellante 1] hiermee in gebreke blijft;
IV. bepaald dat geen dwangsommen door [appellante 1] jegens [B.V. 2] zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding.
De vorenstaande veroordelingen in reconventie zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft verder in reconventie hier verder niet ter zake doende bewijsopdrachten aan CS en aan [geintimeerde 3] en [geintimeerde 4] gegeven.