In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De procedure betreft een geschil tussen een appellant en een handelsonderneming, waarbij de appellant in eerste aanleg een comparitie van partijen heeft gehad. Van deze comparitie is echter geen proces-verbaal opgemaakt, wat aanleiding gaf tot complicaties in het hoger beroep. De geïntimeerde heeft bij de rechtbank het proces-verbaal opgevraagd, en na het wisselen van memories van grieven en antwoord, heeft de rechtbank de aantekeningen van de griffier ter beschikking gesteld. De geïntimeerde heeft deze aantekeningen in het geding gebracht en zich beroepen op passages uit deze zittingsaantekeningen. Het hof heeft, verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad, de zaak naar de rol verwezen zodat de appellant zich kan uitlaten over het door de geïntimeerde opgevraagde proces-verbaal. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet in staat is geweest om kennis te nemen van alle relevante gegevens en bescheiden, wat in strijd is met het recht op hoor en wederhoor. De uitspraak van het hof houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van de appellant, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.