ECLI:NL:GHSHE:2017:2308

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
200.198.343_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een adoptieherroepingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de herroeping van de adoptie van een vrouw door haar adoptiefvader. De vrouw, die in eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard in haar verzoek tot herroeping, heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen. De vrouw stelt dat de adoptie onrechtmatig heeft plaatsgevonden, omdat de biologische vader niet in de adoptieprocedure is betrokken. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 28 februari 2017 gehouden, waarbij de vrouw en de biologische vader zijn gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een vervelende jeugd heeft gehad door de adoptie en dat zij nu vastzit aan de geslachtsnaam van een familie die niets met haar heeft. De vrouw heeft ook verklaard dat haar dochter, die in een beschermde woonvorm verblijft, de herroeping van de adoptie ondersteunt. Het hof heeft besloten dat er onvoldoende is gebleken dat de dochter de implicaties van de herroeping kan overzien en heeft daarom een bijzondere curator benoemd om de belangen van de dochter te behartigen. De bijzondere curator, mevrouw E.A. (Liesbeth) Peters, is benoemd om de stem en belangen van de dochter in deze zaak te vertegenwoordigen. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 1 juni 2017
Zaaknummer: 200.198.343/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/307802 / FA RK 15-7541
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Brouwer.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [belanghebbende 1] (hierna: de adoptiefvader);
- [belanghebbende 2] (hierna: de moeder);
- [belanghebbende 3] (hierna: de biologische vader).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 15 juni 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 augustus 2016, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar adoptie door de adoptiefvader te herroepen.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Brouwer;
  • de biologische vader.
2.3.1.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) heeft het hof bij brief d.d. 1 februari 2017 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
2.3.2.
De adoptiefvader en de moeder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 18 mei 2016;
  • de brief van het Openbaar Ministerie Ressortsparket 's-Hertogenbosch d.d. 13 september 2016, waarin aan het hof wordt medegedeeld dat de Advocaat-Generaal geen gebruik zal maken van de gelegenheid om in de onderhavige zaak een conclusie te nemen en niet ter zitting zal verschijnen;
  • de brief van de raad d.d. 13 september 2016 met bijlage, waarin aan het hof wordt medegedeeld dat de raad niet (meer) beschikt over ter zake (relevante) rapporten, adviezen en andere rapportages;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 9 februari 2017;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 23 februari 2017;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 7 maart 2017;
  • de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 3 april 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het huwelijk van de moeder en de biologische vader is, op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , de vrouw geboren.
Op 11 september 1980 is het huwelijk van de moeder en de biologische vader door echtscheiding ontbonden.
3.2.
Op 8 april 1983 is de moeder met de adoptiefvader gehuwd.
3.3.
Bij beschikking van 23 januari 1986 is de adoptie van de vrouw door de adoptiefvader uitgesproken.
3.4.
De geslachtsnaam van de vrouw is door middel van een aantekening op de geboorteakte op 18 augustus 1986 gewijzigd van “ [geslachtnaam van de biologische vader] ” in “ [de geslachtsnaam van de adoptiefvader] ”.
3.5.
De vrouw heeft bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend waarin zij verzoekt om haar adoptie door de adoptiefvader te herroepen.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
3.7.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
De vrouw voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat sprake is van onvoldoende feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van een adoptief kind dat de wettelijke vervaltermijn daarvoor zou moeten wijken. De rechtbank heeft verzuimd in de belangenafweging mee te nemen dat de biologische vader van de vrouw nimmer in de adoptieprocedure is gekend, zodat hij zich niet heeft kunnen verzetten tegen de adoptie. De vrouw heeft dit pas in 2015 van haar biologische vader vernomen. De vrouw is van mening dat de adoptie onrechtmatig heeft plaatsgevonden. De vrouw stelt zich op het standpunt dat gelet op alle feiten en omstandigheden die zij aan de rechtbank heeft voorgelegd het onverkort vasthouden aan de wettelijke termijn in artikel 1:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een ongerechtvaardigde inmenging in haar family life in de zin van artikel 8 EVRM vormt. Het belang van de vrouw om de adoptie te laten herroepen weegt zwaarder dan het belang van de samenleving om de wettelijke termijnen in het onderhavige dossier te (blijven) handhaven. De vrouw heeft hier ter zitting van het hof aan toegevoegd dat sprake is van bijzondere omstandigheden. De vrouw heeft – mede door de adoptie – een vervelende jeugd gehad. Door de adoptie zit de vrouw nu vast aan een geslachtsnaam van een familie die niets met haar heeft. De vrouw heeft – desgevraagd – verklaard dat zij de gevolgen van de herroeping van de adoptie voor haar dochter, [dochter van appellante] , geboren op [geboortedatum] 2000 hierna: [dochter van appellante] ), met haar heeft besproken. [dochter van appellante] ondersteunt de vrouw hierin en heeft de biologische vader inmiddels ook als haar grootvader geaccepteerd. De vrouw heeft voorts verklaard dat [dochter van appellante] vanwege ernstige gedragsproblemen in een beschermde woonvorm woont.
3.9.
De biologische vader voert ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - aan dat de adoptie van de vrouw destijds onrechtmatig heeft plaatsgevonden. De biologische vader is niet van de adoptieprocedure op de hoogte gesteld. De biologische vader is blij dat het contact met de vrouw weer is hersteld. De biologische vader heeft verklaard dat de beslissing van het hof geen verschil maakt voor zijn gevoel voor de vrouw.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:231 lid 1 BW kan de adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van de geadopteerde worden herroepen.
Ingevolge artikel 1:231 lid 2 BW kan voornoemd verzoek alleen worden toegewezen, indien de herroeping in het kennelijk belang van de geadopteerde is, de rechter van de redelijkheid van de herroeping in gemoede overtuigd is, en het verzoek is ingediend niet eerder dan twee jaren en niet later dan vijf jaren na de dag, waarop de geadopteerde meerderjarig is geworden.
3.10.2.
Het hof heeft ter zitting in hoger beroep partijen medegedeeld dat het hof [dochter van appellante] in de gelegenheid wil stellen om binnen vier weken mondeling of schriftelijk haar mening over de herroeping van de adoptie van de vrouw aan het hof kenbaar te maken. [dochter van appellante] heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 8 maart 2017.
3.10.3.
Het hof is – ondanks de ter griffie ingekomen brief van [dochter van appellante] – van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [dochter van appellante] de implicaties van de herroeping van de adoptie van de vrouw kan overzien om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof acht het daarom noodzakelijk om ambtshalve op de voet van artikel 1:212 BW een bijzondere curator te benoemen, die de stem en de belangen van [dochter van appellante] in deze kan behartigen en haar zowel in als buiten rechte kan vertegenwoordigen.
3.10.4.
Bij brief van 24 maart 2017 zijn de vrouw, [dochter van appellante] en de overige belanghebbenden in deze zaak geïnformeerd over het voornemen van het hof om ten behoeve van [dochter van appellante] een bijzondere curator te benoemen. Voorts heeft het hof bij voornoemde brief de vrouw, [dochter van appellante] en de overige belanghebbenden in deze zaak in de gelegenheid gesteld zich hierover binnen twee weken schriftelijk uit te laten.
3.10.5.
Bij brief van 3 april 2017 heeft de vrouw het hof bericht dat zij verwacht dat [dochter van appellante] weinig vertrouwen zal hebben in de inschakeling van een bijzondere curator, gelet op het feit dat zij tijdens de procedure tot uithuisplaatsing negatieve ervaringen heeft opgedaan met de bijzondere curator die haar belangen in die procedure heeft behartigd.
3.10.6.
Het hof ziet in de reactie van de vrouw geen aanleiding anders te overwegen dan het hierna volgende.
De basis van de hierna te benoemen bijzondere curator is gelegen in artikel 1:212 BW, te weten dat de herroeping van de adoptie van de vrouw mede afstammingsrechtelijke consequenties voor [dochter van appellante] heeft. Aan de grond van artikel 1:212 BW is voldaan.
3.10.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, mevrouw E.A. (Liesbeth) Peters, mediator, kantoorhoudende aan de [adres] te [postcode] [kantoorplaats] , telefoonnummer [mobieltelefoonnummer] , benoemen tot bijzondere curator. De bijzondere curator wordt verzocht de belangen van [dochter van appellante] in deze te behartigen, zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag of de herroeping van de adoptie van de vrouw – gelet op de afstammingsrechtelijke consequenties hiervan voor [dochter van appellante] – in het belang van [dochter van appellante] moet worden geacht.
3.10.8.
Het hof wijst de vrouw en de andere belanghebbenden in deze zaak erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.
3.10.9.
Het hof zal bepalen dat de advocaat van de vrouw de bijzondere curator van adres-, e-mail en/of telefoongegevens zal voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt. Het hof zal een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
3.10.10.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen. Na ontvangst van het rapport van de bijzonder curator zullen de vrouw en de overige belanghebbenden in deze zaak in de gelegenheid worden gesteld zich ter zake nader uit te laten.
3.10.11.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt mevrouw E.A. (Liesbeth) Peters, mediator, kantoorhoudende aan de [adres] te [postcode] [kantoorplaats] , tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van [dochter van appellante] , geboren op [geboortedatum] 2000, met als taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.10.7;
beveelt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle stukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat (de advocaat van) de vrouw per ommegaande adressen en telefoon- of e-mail-gegevens van de vrouw en [dochter van appellante] aan de bijzondere curator ter kennis brengt, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator uiterlijk vóór de pro forma datum van 7 september 2017 aan het hof schriftelijk te rapporteren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, J.H.J.M Mertens-Steeghs en A.M.M. Hompus, bijgestaan door mr. E. Mimpen als griffier, en is op 1 juni 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.