ECLI:NL:GHSHE:2017:5391

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
200.198.343_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van adoptie in het belang van de minderjarige dochter, ondanks termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2017 uitspraak gedaan over de herroeping van de adoptie van een vrouw, hierna te noemen: de vrouw. De vrouw had verzocht om de adoptie te herroepen, ondanks dat de wettelijke termijn voor herroeping, zoals vastgelegd in artikel 1:231 lid 2 BW, ruimschoots was overschreden. Het hof heeft vastgesteld dat deze termijnoverschrijding in strijd is met artikel 8 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé-, familie- en gezinsleven waarborgt.

De bijzondere curator, mevrouw E.A. Peters, heeft in haar rapport aangegeven dat de minderjarige dochter van de vrouw, [de minderjarige dochter van appellante], voldoende geïnformeerd is over de gevolgen van de herroeping van de adoptie en geen bezwaren heeft. Het hof heeft de belangen van de minderjarige dochter in overweging genomen en geconcludeerd dat de herroeping van de adoptie in haar belang is. De vrouw heeft aangegeven dat zij door de adoptie psychische problemen heeft ondervonden en dat het herstel van de juridische banden met haar biologische vader haar meer rust zal geven.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de adoptie herroepen, waardoor de familierechtelijke banden tussen de vrouw en haar adoptiefvader worden verbroken en de banden met haar biologische vader worden hersteld. De beslissing is genomen in het belang van de vrouw en haar dochter, waarbij het hof de noodzaak van de termijn in artikel 1:231 lid 2 BW in deze specifieke situatie niet heeft kunnen onderbouwen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 7 december 2017
Zaaknummer: 200.198.343/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/307802 / FA RK 15-7541
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Brouwer.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [belanghebbende 1] (hierna: de adoptiefvader);
- [belanghebbende 2] (hierna: de moeder);
- [belanghebbende 3] (hierna: de biologische vader);
- de Advocaat-Generaal van het Openbaar Ministerie Ressortsparket 's-Hertogenbosch;
- [belanghebbende 4] (hierna: [de minderjarige dochter van appellante] );
- mevrouw E.A. Peters, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [de minderjarige dochter van appellante] (hierna: de bijzondere curator).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 1 juni 2017

Het hof verwijst naar zijn beschikking van 1 juni 2017.
Bij die beschikking heeft het hof mevrouw E.A. Peters, mediator, kantoorhoudende aan de [adres] te [postcode] [kantoorplaats] , tot bijzondere curator benoemd ten behoeve van de belangenbehartiging van de minderjarige dochter van de vrouw, [belanghebbende 4] , met de taakomschrijving als in die beschikking onder rechtsoverweging 3.10.7. is omschreven.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de bijzondere curator, ingekomen ter griffie van het hof op 31 augustus 2017;
- de brief zijdens de adoptiefvader d.d. 22 september 2017;
- de brief van het Openbaar Ministerie Ressortsparket 's-Hertogenbosch d.d. 25 september 2017;
- de brief van de raad d.d. 28 september 2017;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 3 oktober 2017.
6.2.
De vrouw, de raad en de belanghebbenden hebben het hof niet om een nadere mondelinge behandeling verzocht. Het hof zal daarom de zaak op de stukken afdoen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De bijzondere curator heeft de vraag of de herroeping van de adoptie van de vrouw – gelet op de afstammingsrechtelijke consequenties hiervan voor [de minderjarige dochter van appellante] – in het belang van [de minderjarige dochter van appellante] moet worden geacht als volgt beantwoord:
“De bijzondere curator heeft van [de minderjarige dochter van appellante] de indruk gekregen dat zij voldoende geïnformeerd is over de gevolgen van een eventuele herroeping van de adoptie.
Ook de bijzonder curator heeft [de minderjarige dochter van appellante] uitvoerig geïnformeerd over de eventuele gevolgen en [de minderjarige dochter van appellante] gaf aan daarvan al op de hoogte te zijn gebracht.
Het contact met haar adoptief opa is sinds geruime tijd verbroken en [de minderjarige dochter van appellante] heeft geen enkele behoefte om dit contact te herstellen.
Ook met de (half) broers en (half) zusters van de vrouw heeft zij geen contact. Er zijn andere personen in haar leven die een belangrijke plaats innemen in haar leven. Dat maakt haar leven overzichtelijk en al het andere maakt haar leven ingewikkeld. Daar kiest ze niet voor, ze wil haar energie gebruiken om haar eigen leven vorm te geven.
Voor [de minderjarige dochter van appellante] is er geen dringende reden om bezwaren tegen de wens van de vrouw te
hebben.”
7.2.
Het hof heeft de vrouw, de raad en de belanghebbenden in deze zaak in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op de bevindingen van de bijzondere curator te reageren.
7.3.
Zijdens de adoptiefvader is bij voornoemde brief van 22 september 2017 het hof bericht dat hij niets meer met de vrouw en [de minderjarige dochter van appellante] te maken wil hebben.
7.4.
Het Openbaar Ministerie Ressortsparket 's-Hertogenbosch heeft bij voornoemde brief van 25 september 2017 het hof bericht dat de Advocaat-Generaal geen gebruik zal maken van de gelegenheid om zich uit te laten over het rapport van de bijzondere curator.
7.5.
De raad heeft bij voornoemde brief van 28 september 2017 het hof bericht dat de raad heeft besloten om geen onderzoek te starten. De raad heeft het hof voorts bericht dat de raad vertrouwt op het oordeel van de bijzondere curator als het gaat om de mogelijke consequenties van de herroeping van de adoptie van de vrouw voor [de minderjarige dochter van appellante] en of de herroeping in het belang van [de minderjarige dochter van appellante] kan worden geacht.
7.6.
De vrouw heeft bij voornoemde brief van 3 oktober 2017 het hof bericht dat zij reeds eerder heeft aangegeven dat [de minderjarige dochter van appellante] goed begrijpt wat het voor haar betekent als de adoptie van de vrouw wordt herroepen en dat [de minderjarige dochter van appellante] zich daarmee kan verzoenen.
7.7.
De moeder, de biologische vader en [de minderjarige dochter van appellante] hebben van de door het hof geboden mogelijkheid om schriftelijk te reageren op de bevindingen van de bijzondere curator geen gebruik gemaakt.
7.8.
Het hof overweegt het volgende.
7.8.1.
Ingevolge artikel 1:231 lid 1 BW kan de adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van de geadopteerde worden herroepen.
Ingevolge artikel 1:231 lid 2 BW kan voornoemd verzoek alleen worden toegewezen, indien de herroeping in het kennelijk belang van de geadopteerde is, de rechter van de redelijkheid van de herroeping in gemoede is overtuigd, en het verzoek is ingediend niet eerder dan twee jaren en niet later dan vijf jaren na de dag, waarop de geadopteerde meerderjarig is geworden.
Ontvankelijkheid
7.8.2.
Het hof stelt evenals de rechtbank vast dat ten tijde van de indiening van het verzoek tot herroeping van de adoptie door de vrouw de wettelijke termijn ruimschoots is overschreden. Het hof zal allereerst beoordelen of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek.
7.8.3.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat gelet op alle feiten en omstandigheden die zij aan haar verzoek tot herroeping van de adoptie ten grondslag heeft gelegd het onverkort vasthouden aan de wettelijke termijn in artikel 1:231 lid 2 BW een ongerechtvaardigde inmenging in haar family life in de zin van artikel 8 EVRM vormt.
7.8.4.
Het hof overweegt hieromtrent dat artikel 8 lid 1 EVRM bepaalt dat een ieder recht heeft op het respecteren van zijn privé-, familie- en gezinsleven, zijn woning en correspondentie.
Ingevolge artikel 8 lid 2 EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
7.8.5.
Het hof is van oordeel dat de mogelijkheid tot herroeping van de adoptie rechtstreeks betrekking heeft op de uitoefening van het recht op het respecteren van het privé-leven van de vrouw – in die zin dat zij niet langer juridische banden met de adoptiefvader heeft – en van haar familie- en gezinsleven met haar biologische vader, dat ingevolge artikel 8 EVRM bescherming verdient.
De beperking van de termijn waarbinnen een verzoek tot herroeping van de adoptie kan worden ingediend als bedoeld in artikel 1:231 lid 1 BW is – naar het oordeel van het hof – aldus te beschouwen als een bij de wet voorziene inmenging door het openbaar gezag in het recht op privé-, familie- en gezinsleven van de vrouw.
Het hof dient daarom te beoordelen of deze inmenging in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:231 lid 2 BW volgt dat aan de herroeping van een adoptie een termijn is verbonden om te voorkomen dat louter materiële en zelfs onedele motieven een rol spelen. Hiervan is in deze in het geheel geen sprake.
7.8.6.
Het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden vereist de beperking in tijd van de mogelijkheid tot herroeping van de adoptie niet.
7.8.7.
Wat betreft de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen overweegt het hof dat de beperking in duur van de in artikel 1:231 lid 2 BW gestelde termijn van herroeping in deze zaak niet noodzakelijk is ter bescherming van die rechten en vrijheden. Al degenen die rechtstreeks getroffen zouden kunnen zijn in hun rechten en vrijheden zijn betrokken in deze procedure en een ieder heeft zich ter zake kunnen uitlaten, zodat hun visie bij de beoordeling of de termijn van artikel 1:231 lid 2 BW in dezen noodzakelijk is ter bescherming van hun rechten en vrijheden kon worden betrokken. Geen van de belanghebbenden hebben van bezwaren doen blijken. Het hof acht in deze zaak de toepassing van de termijn in artikel 1:231 lid 2 BW dan ook niet verenigbaar met artikel 8 lid 2 EVRM. Dat de overschrijding van de termijn zeer ruim is doet daar niet aan af.
Het hof is – anders dan de rechtbank – van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
7.8.7.
Het hof is naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep van oordeel dat herroeping van de adoptie van de vrouw in het kennelijke belang van de vrouw is. Het hof overweegt daartoe dat de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij al jarenlang geen contact meer met de adoptiefvader en diens familie heeft en dat zij – mede door de adoptie – een nare jeugd heeft gehad, waarvan zij tot op de dag van vandaag nog last heeft. Het heeft geleid tot psychische problematiek, waarvoor ze ook in therapie is geweest en die haar nog steeds belast. De vrouw verwacht dat door herroeping van de adoptie en de wijziging van achternaam, zij meer rust zal kunnen vinden. Het contact tussen de vrouw en haar biologische vader is hersteld en ook de biologische vader heeft de wens dat de adoptie wordt herroepen. Het hof acht het, in lijn met hetgeen hiervoor is overwogen, niet aannemelijk dat de herroeping van de adoptie van de vrouw een ongerechtvaardigde inbreuk zal maken op de rechten en vrijheden van anderen. Het hof overweegt daartoe dat uit het rapport van de bijzondere curator is gebleken dat de belangen van [de minderjarige dochter van appellante] zich niet tegen de toewijzing van het verzoek van de vrouw verzetten, ondanks dat de herroeping van de adoptie van de vrouw ook voor haar afstammingsrechtelijke consequenties heeft. Uit voornoemd rapport blijkt verder dat [de minderjarige dochter van appellante] geen bezwaren heeft tegen de wens van de vrouw om de adoptie te herroepen. Het hof stelt voorts vast dat de adoptiefvader het hof heeft doen berichten dat hij niets meer met de vrouw te maken wil hebben. Het hof is daarmee voldoende van het belang bij en de redelijkheid van de herroeping van de adoptie van de vrouw overtuigd. Het hof zal derhalve het verzoek van de vrouw tot herroeping van de adoptie toewijzen. Ten gevolge hiervan worden de familierechtelijke banden tussen de vrouw en haar dochter en de adoptiefvader en diens bloedverwanten verbroken en die tussen de vrouw en haar dochter en de biologische vader van de vrouw hersteld.
7.9.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen.

8.De beslissing

Het hof:
herroept de bij het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Middelburg d.d. 23 januari 1986 uitgesproken adoptie van:
[appellante] , ten tijde van haar geboorte genaamd: [de geslachtsnaam van de biologische vader] , geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ;
gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Terneuzen de in de registers van die gemeente voorkomende akte van geboorte nummer [geboorte nummer] van het jaar 1978 te wijzigen aldus dat de adoptie is herroepen;
bepaalt dat de griffier van dit hof daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te Terneuzen zal zenden zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, J.H.J.M Mertens-Steeghs en A.M.M. Hompus en is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017 in tegenwoordigheid van E. Hulzink-Mimpen, griffier.