In deze zaak gaat het om een informatiebeschikking die door de Inspecteur is gegeven aan belanghebbende, die wordt verdacht (mede-)rekeninghouder te zijn van een rekening bij Kredietbank Luxemburg (KBL). De Inspecteur baseert zijn vermoeden op gegevens van microfiches en een proces-verbaal van identificatie. Belanghebbende heeft geen inlichtingen verstrekt die het vermoeden kunnen weerleggen, wat de Inspecteur in staat stelde om de informatiebeschikking te geven. De zaak is in hoger beroep behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waar belanghebbende in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had de informatiebeschikking van de Inspecteur in stand gehouden. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen en gemachtigden gehoord, en er zijn meerdere verzoeken tot wraking gedaan, die zijn afgewezen. Het Hof concludeert dat de Inspecteur in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen dat de gevraagde gegevens van belang zijn voor de belastingheffing. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.