ECLI:NL:GHSHE:2017:1756

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
200.210.218_01 en 02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [appellant], die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 17 januari 2017 besloten om [appellant] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg en hem te plaatsen in een gesloten jeugdzorg accommodatie. [appellant] is geboren op [geboortedatum] 1999 in België en verblijft momenteel in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Icarus. Hij heeft zijn hoofdverblijf bij zijn moeder, maar verblijft sinds oktober 2016 elders vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen.

In zijn beroepschrift verzoekt [appellant] de beschikking te vernietigen en hem in een beschermde wooninrichting te plaatsen, waar hij betere kansen op behandeling en scholing zou hebben. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2017 zijn zowel [appellant] als vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de GI gehoord. [appellant] heeft zijn bezwaren tegen de gesloten uithuisplaatsing uiteengezet, waarbij hij wijst op de negatieve effecten van zijn huidige verblijf op zijn ontwikkeling en geestelijke gezondheid.

De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben echter betoogd dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid van [appellant] en anderen, gezien zijn gedragsproblemen en eerdere incidenten. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gronden voor de machtiging tot gesloten jeugdhulp ten tijde van de beschikking aanwezig waren en ook thans nog zijn. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van [appellant] om een voorlopige voorziening af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak
:20 april 2017
Zaaknummers : 200.210.218/01 en 200.210.218/02
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/230457 / JE RK 17-35
in de zaken in hoger beroep van:
[appellant],
thans verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Icarus te [verblijfplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- mevrouw [de moeder] (hierna te noemen: de moeder);
- de heer [de stiefvader] (hierna te noemen: de stiefvader);
- de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, regio [regio] (hierna te noemen: de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 januari 2017.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.210.218/01
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 februari 2017, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking te vernietigen, te bepalen dat hij in een beschermde wooninrichting wordt geplaatst, bij voorkeur in de beschermde wooneenheid [beschermde wooneenheid] te [plaats] en de verweerder te veroordelen in de proceskosten en alle andere kosten die door en/of namens hem in en buiten rechte gemaakt zijn en/of worden.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 maart 2017, heeft de GI verzocht, althans zo begrijpt het hof, de beschikking waarvan beroep, te bekrachtigen.
In de zaak met zaaknummer 200.210.218/02
2.3.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen op 23 februari 2017, heeft [appellant] - naar het hof begrijpt - verzocht, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] bij wijze van voorlopige voorziening in een beschermde wooninrichting te plaatsen, bij voorkeur in de beschermde wooneenheid van drs. [naam] van [beschermde wooneenheid] te [plaats] , in ieder geval zolang niet onherroepelijk in de bodemprocedure is beslist en;
de raad te veroordelen in de proceskosten en alle andere kosten die door en/of namens [appellant] in en buiten rechte gemaakt zijn en/of worden.
2.4.
Er is geen verweerschrift ingekomen ter griffie van het hof.
2.5.
Gelet op de verknochtheid van de beide onder zaaknummers 200.210.218/01 en 200.210.218/02 ter griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de beide zaken gevoegd, opdat zij gezamenlijk zullen worden behandeld en beslist.
2.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 april 2017.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Dreessen;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- de heer [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
- de moeder en de stiefvader.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 januari 2017;
  • het faxbericht van 8 maart 2017 van de advocaat van [appellant] ;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 14 maart 2017;
  • het faxbericht van 27 maart 2017 van de advocaat van [appellant] ;
  • de ter zitting door de advocaat van [appellant] overgelegde pleitnotitie.

3.De beoordeling

3.1.
[appellant] is op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , België, geboren. Het gezag over [appellant] wordt uitgeoefend door de moeder.
[appellant] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder maar verblijft sinds 28 oktober 2016 elders, aanvankelijk in de Crisisgroep Reflex van Xonar en thans in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Icarus te [verblijfplaats] .
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [appellant] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 17 januari 2017 tot aan zijn meerderjarigheid.
Tevens heeft de rechtbank een machtiging verleend aan de GI om voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[appellant] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aan.
In zijn eerste grief stelt hij het niet eens te zijn met de beslissing om hem gesloten uit huis te plaatsen. Hij verzoekt het hof om hem, mede gelet op zijn problematiek, onder te brengen in een beschermde wooneenheid van drs. [naam] te [plaats] . Er zijn daar ambulante behandelingsmogelijkheden alsmede de mogelijkheid tot het volgen van adequate scholing op zijn eigen niveau. Bovendien is [appellant] daar ook welkom wanneer hij de meerderjarige leeftijd heeft bereikt.
Daarnaast heeft [appellant] in zijn tweede grief aangevoerd dat de vrees van [appellant] en zijn ouders
dat een verblijf in een gesloten setting een averechts effect zal hebben, werkelijkheid is geworden. Dit komt door de omstandigheden waaronder hij op Icarus verblijft.
[appellant] vindt de huisvesting benauwd en stelt dat er weinig afleiding is en hij zich niet serieus genomen voelt. [appellant] is op Icarus omgeven door personen met een crimineel verleden, hetgeen niet bevorderlijk is voor zijn ontwikkeling. Tevens krijgt hij geen enkele vorm van behandeling noch onderwijs op zijn eigen niveau. Het verblijf valt [appellant] derhalve erg zwaar; hij kampt met gevoelens van depressiviteit, frustraties en suïcidale gedachten.
In zijn derde grief heeft [appellant] aangevoerd dat hij is geschrokken van zijn depressieve buien en suïcidale gedachten en dat hij beseft dat hij hulp nodig heeft. Deze hulp wordt hem echter niet geboden in de gesloten inrichting. De uithuisplaatsing in een gesloten setting is derhalve niet effectief.
Door het plaatsen in een beschermde wooneenheid zal bij [appellant] zeer waarschijnlijk wel draagvlak worden gecreëerd voor aangeboden hulp. [appellant] en zijn ouders zijn bang dat wanneer de gesloten plaatsing van rechtswege is beëindigd, hij een terugval in zijn oude gedrag zal vertonen.
Tot slot heeft hij in zijn vierde grief gesteld dat de gesloten plaatsing niet proportioneel is en niet valt in te zien waarom een lichtere vorm van toezicht en uithuisplaatsing in dit geval ongewenst zou zijn. Het gestelde in het raadsrapport en de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper is volgens [appellant] niet voldoende om een plaatsing in een beschermde wooneenheid uit te sluiten. [appellant] beseft dat hij hulp nodig heeft en wil hieraan meewerken. Bij Icarus wordt [appellant] aan zijn lot overgelaten en is er geen poging ondernomen om bij hem draagvlak te creëren voor hulpverlening. Zonder draagvlak bij de te behandelen persoon heeft psychische hulpverlening geen tot weinig nut. [appellant] heeft benadrukt dat hij graag wil bouwen aan een toekomst. Daarom wil hij graag in het nieuwe schooljaar een opleiding gaan volgen. Dit laatste wordt hem echter vrijwel onmogelijk gemaakt door zijn verblijf in Icarus.
3.5.
De raad heeft ter zitting - kort samengevat - aangevoerd dat de verklaring van de gedragsdeskundige voor zich spreekt en er observatie en diagnostiek nodig is.
In het verleden zijn er aan [appellant] meerdere kansen geboden om mee te werken in een open setting; er hebben zich toen echter ernstige voorvallen voorgedaan.
De raad wijst er op dat thans uitgezocht moet worden wat [appellant] nodig heeft om daar in de toekomst op een goede manier mee om te gaan.
[appellant] is volgens de raad in een gesloten setting geplaatst voor zijn eigen veiligheid maar ook voor de veiligheid van anderen. Er moet goed zicht komen op wat hij kan waarmaken. Volgens de raad zijn er in een open setting teveel prikkels en is de kans dat [appellant] wegloopt dan wel afhaakt heel groot. De raad heeft derhalve het standpunt dat - een gesloten setting voor dit moment nodig is - gehandhaafd.
3.6.
De GI is het eens met de overwegingen en de conclusies van de gedragswetenschapper.
De GI acht het, gezien de zware problematiek (fysieke en verbale agressie, grensoverschrijdend gedrag en het niet accepteren van gezag), voor de toekomst van [appellant] van belang dat hij tot zijn meerderjarigheid binnen de geslotenheid wordt onderzocht en behandeld en er duidelijkheid komt wat [appellant] na zijn meerderjarigheid nodig heeft.
Op 9 maart 2017 is er tijdens een trajectbespreking bij Icarus afgesproken dat er snel gestart wordt met onderwijs, uitgang en verlof en dat een onderzoek wordt gestart.
3.6.1.
Ter zitting is namens de GI toegelicht dat er diagnostiek is aangevraagd bij Mondriaan en de gedragsdeskundige heeft toegezegd dat hij zijn best zou doen wat betreft de scholing Ook wordt er gewerkt aan het opbouwen van vrijheden. Het is de bedoeling om dit alles te versnellen, mede gelet op de leeftijd van [appellant] .
Verder is het de bedoeling om na het moment waarop [appellant] de achttienjarige leeftijd heeft bereikt in de thuissituatie hulp vanuit Icarus te bieden in het kader van ambulante begeleiding.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ter zitting heeft [appellant] desgevraagd verklaard dat het beroep zich niet richt tegen de ondertoezichtstelling.
3.7.2.
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is de minderjarige in zaken betrekking hebbende op jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw bekwaam om in rechte op te treden.
Op die grond komt aan [appellant] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.7.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • er bij [appellant] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren die jeugdhulp noodzakelijk maakt en;
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [appellant] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
3.7.4.
Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
3.7.5.
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw de instemming van een gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
3.7.6.
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten van artikel 6.1.2 lid 3 aanhef en sub a, lid 5 en lid 6 Jw.
3.7.7.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de hiervoor vermelde wettelijke vereisten van artikel 6.1.2 lid 2 Jw.
3.7.8.
Gelet op de voorhanden gegevens en het verhandelde ter zitting overweegt het hof dat is gebleken dat er ten tijde van het afgeven van de machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp veel zorgen waren met betrekking tot [appellant] , die de afgifte van de voornoemde machtiging naar het oordeel van het hof rechtvaardigen.
Er speelden bij [appellant] ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmerden, terwijl de ingezette intensieve hulpverlening onvoldoende was gebleken om deze opgroei- of opvoedingsproblemen van [appellant] tegen te gaan en de neerwaartse spiraal in het functioneren van [appellant] te voorkomen.
Uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 22 december 2016 volgt dat [appellant] agressief, zelfbepalend en destructief gedrag vertoonde waarbij er sprake is geweest van middelengebruik.
Op school liep [appellant] vast en ook de ouders zijn alle langere tijd de grip op hem verloren.
Een incident van huiselijk geweld heeft geleid tot een plaatsing in de crisisgroep Reflex.
De gedragswetenschapper heeft verder beperkingen gezien op het gebied van de kwaliteit van de taal, de afstemming en de wederkerigheid in de contactname en het empathisch vermogen. Volgens de gedragswetenschapper is er sprake van een gedragsstoornis en mogelijke post traumatische stress symptomen en andere problematiek. [appellant] rapporteert zelf ernstige slaapproblemen, ervaart veel gevoelens van hopeloosheid. Hij vertoont zelfdestructief gedrag en vormt een gevaar voor de veiligheid van medebewoners en personeel in de groep van Reflex. Hij vertoont een evident gebrek aan probleembesef en is op dit moment niet in staat verantwoordelijkheid voor zijn handelen te nemen. Er is geen ingang voor medewerking aan de noodzakelijk geachte diagnostiek en behandeling.
De gedragsdeskundige ziet [appellant] , in al zijn intimiderende gedragsproblematiek, als een zeer kwetsbare jongen die tegen zichzelf beschermd dient te worden en acht een plaatsing in gesloten jeugdzorg de laatste mogelijkheid in te grijpen voor zijn meerderjarigheid teneinde diagnostiek te verrichten, een passende behandeling op gang te brengen en hiermee zijn maatschappelijke teloorgang die zeer reëel wordt geacht, te voorkomen.
3.7.9.
Na een moeizame start bij Icarus laat [appellant] , ondanks dat hij zich niet op zijn plek voelt, hij ontevreden is over het beperkte aanbod van onderwijs en hij zich depressief voelt, de laatste tijd een lichte verbetering zien in zijn houding en gedrag.
Het hof is van oordeel dat het op dit moment van groot belang is dat de inmiddels aangevraagde diagnostiek bij Mondriaan zo snel mogelijk wordt gestart. Voorts is het van groot belang dat zo goed mogelijk tegemoet zal worden gekomen aan de onderwijswensen van [appellant] . Het hof spoort daartoe dan ook aan. [appellant] heeft verklaard dat hij zich wil inzetten om dingen te leren, waarbij hij zich een opleiding bij [opleidingsinstituut] als doel heeft gesteld.
Het hof acht de kans reëel dat, gezien de voorgeschiedenis waarin de moeder en stiefvader in de thuissituatie veel moeite hebben om het gedrag van [appellant] te begrenzen, hij zich na een (terug)plaatsing bij de moeder en de stiefvader zal onttrekken aan de hulpverlening waardoor de geplande diagnostiek bij Mondriaan niet kan worden gestart dan wel worden afgerond voordat [appellant] de achttienjarige leeftijd heeft bereikt.
Het alternatieve plan dat [appellant] en de moeder en stiefvader voorstaan inhoudende dat [appellant] wordt geplaatst in de beschermde wooneenheid te [plaats] van [beschermde wooneenheid] , acht het hof, gezien de voorgeschiedenis en de ernst van de gedragsproblemen van [appellant] geen volwaardig alternatief.
3.8.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de gronden voor de machtiging tot gesloten jeugdhulp ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en ook thans nog aanwezig zijn, zodat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.
Verzoek tot het treffen van voorlopige voorziening
3.9.
Nu het hof in de hoofdzaak bij uitspraak van heden zal beslissen, heeft [appellant] geen belang meer bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
Proceskosten
3.10.
[appellant] heeft het hof verzocht om de raad in de proceskosten en alle andere kosten die door en/of namens hem in en buiten rechte gemaakt zijn en/of worden te veroordelen.
Het hof ziet in dit niet nader onderbouwde verzoek geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke regel voor zaken met een aard als de onderhavige, die inhoudt dat de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.210.218/01
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 januari 2017 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
compenseert de kosten van de onderhavige procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
In de zaak met zaaknummer 200.210.218/02
wijst het verzoek af;
compenseert de kosten van de onderhavige procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, M.J. van Laarhoven en A.J. van de Rakt en is op 20 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.