Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Kapsalon [kapsalon] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van een uitspraak van de kantonrechter in een arbeidsrechtelijke kwestie. De appellante, Kapsalon [kapsalon], had een concurrentiebeding met de geïntimeerde, [geïntimeerde], die in dienst was als hairstylist. De zaak werd ingeleid door een vordering van de geïntimeerde tot schorsing van het concurrentiebeding, omdat zij een nieuwe baan had gevonden bij een andere werkgever in de kappersbranche. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat het concurrentiebeding onbillijk was en had het geschorst, onder bepaalde voorwaarden.
In hoger beroep stelde het hof vast dat het spoedeisend belang van de geïntimeerde was komen te vervallen, omdat het concurrentiebeding slechts van toepassing was tot 1 november 2016. Het hof beoordeelde of de proceskostenveroordeling in eerste aanleg terecht was uitgesproken. Het hof concludeerde dat de grieven van de appellante zich leenden voor gezamenlijke behandeling en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat het concurrentiebeding gedeeltelijk onbillijk was.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de kostenveroordeling betrof en veroordeelde de geïntimeerde in de proceskosten van de appellante in zowel eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de bescherming van het concurrentiebeding en de vrije arbeidskeuze van de werknemer.