9.2.8. De incidentele grief van Nutricia faalt (zie de eerste r.o. 3.5.7. van het tussenarrest van 18 augustus 2015, het hof heeft per abuis tweemaal dit nummer gebruikt); de grieven 1 tot en met 1 g in principaal appel falen, nu niet kan worden aangenomen dat de EDV overeenkomst tussen Nutricia en [appellant] is gaan gelden (zie r.o. 6.5. van het tussenarrest van 10 mei 2016);
grief 2 in principaal appel slaagt in zoverre dat tussen [appellant] en Nutricia een afzonderlijke duurovereenkomst tot stand is gekomen welke Nutricia in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid onregelmatig heeft opgezegd door geen redelijke opzegtermijn van 9 maanden vanaf 9 februari 2012 in acht te nemen (zie r.o. 6.13 t/m 6.19 van het tussenarrest van 10 mei 2016);
grief 3 in principaal appel faalt (zie r.o. 3.5.8. van het tussenarrest van 18 augustus 2015), grief 4 in principaal appel, voor zover deze de buitengerechtelijke kosten betreft, faalt (zie r.o. 6.21. van het tussenarrest van 10 mei 2016);
grief 4 faalt ook voor zover [appellant] daarmee heeft beoogd te betogen dat een ingebrekestelling en een tekortkoming die een ontbinding rechtvaardigt ontbreekt. Het hof verwijst naar hetgeen het dienaangaande onder rechtsoverweging 6.12. laatste alinea van het tussenarrest van 10 mei 2016 heeft geoordeeld; grief 4 behoeft voor het overige geen behandeling, nu hetgeen [appellant] onder de randnummers 9.1. tot en met 9.10 van de memorie van grieven heeft aangevoerd, voor zover relevant, aan de orde is geweest bij de behandeling van de overige grieven, en deze grief voor het overige geen zelfstandige betekenis heeft.
Dit alles leidt ertoe dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. De vordering tot verklaring voor recht, als opgenomen onder r.o. 3.4.1. onder II a van het tussenarrest van 18 augustus 2015, zal in zoverre worden toegewezen dat voor recht wordt verklaard dat Nutricia de tussen haar en [appellant] bestaande duurovereenkomst, als bedoeld in r.o. 6.5. van het tussenarrest van 10 mei 2016, bij brief van 9 februari 2012 in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid onregelmatig heeft opgezegd door geen redelijke opzegtermijn van 9 maanden vanaf 9 februari 2012 in acht te nemen. Nutricia zal worden veroordeeld als overwogen onder 9.2.7. Voorts zal Nutricia in de proceskosten worden veroordeeld met dien verstande dat het hof bij de berekening van de proceskosten uitgaat van het liquidatietarief behorende bij het aan [appellant] toegewezen bedrag van € 27.058,59.