ECLI:NL:GHSHE:2016:5203

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
200.165.674_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar schade in paddestoelenkwekerij na uitvallen koelsysteem en aansprakelijkheid installateur sproei-installatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van Mushrooms B.V. tegen Systemen B.V. naar aanleiding van schade die is ontstaan in een paddestoelenkwekerij door het uitvallen van een koelsysteem. De appellante, Mushrooms B.V., heeft de installateur van de sproei-installatie aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen waarin een deskundigenonderzoek noodzakelijk werd geacht. In het tussenarrest van 26 juli 2016 is het hof ingegaan op de benoeming van een deskundige, waarbij partijen hun voorkeuren voor deskundigen hebben aangegeven. Het hof heeft uiteindelijk de heer S.J. Krijgsman van [B.V.] B.V. benoemd als deskundige om de schadeoorzaak te onderzoeken. Het hof heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de oorzaak van het uit de geleiderail raken van de staalkabel en de relatie tussen de montage van de staalkabel en het ontstaan van schade. De deskundige dient zijn bevindingen binnen een termijn van drie maanden aan het hof te rapporteren. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht en de verdere procedure bepaald, waarbij het voorschot op de kosten van de deskundige is vastgesteld op € 7.108,75.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.165.674/01
arrest van 22 november 2016
in de zaak van
[Mushrooms B.V.] Mushrooms B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. D.G.V. Mingels te Eindhoven,
tegen
[Systemen B.V.] Systemen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.D.A. Quaedvlieg te Venlo,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 6 oktober 2015 en 26 juli 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 382620/CV EXPL 13-4791 gewezen vonnis van 23 april 2014.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 26 juli 2016;
  • de akte deskundigenonderzoek van 6 september 2016 van [appellante] ;
  • de akte uitlating inzake benoeming deskundige van 6 september 2016 van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een deskundigenonderzoek noodzakelijk geoordeeld en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten omtrent de persoon van de deskundige en omtrent de aan de deskundige te stellen vragen.
9.1.2.
Partijen zijn het er over eens dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan. Omtrent de persoon van de te benoemen deskundige zijn partijen het niet eens geworden. [appellante] heeft de heer [deskundige 1] van [B.V. 1] B.V. voorgesteld. [geïntimeerde] heeft de heer [deskundige 2] van [B.V. 2] B.V. te [plaats 1] voorgesteld of een deskundige verbonden aan [bedrijf] .
[geïntimeerde] heeft bezwaar tegen de door [appellante] voorgestelde deskundige omdat zij [B.V. 1] niet kent en zij vindt dat zij daarom niet kan beoordelen of deze deskundige voldoende expertise heeft voor deze zaak.
[appellante] heeft bezwaar tegen [B.V. 2] B.V. omdat dit bedrijf in [plaats 1] is gevestigd, evenals [geïntimeerde] . [appellante] heeft bezwaar tegen een door [bedrijf] uit te voeren onderzoek omdat dat volgens haar met een lange doorlooptijd en zeer hoge kosten gepaard zou gaan.
9.1.3.
Het hof oordeelt als volgt.
Aangezien partijen het niet eens zijn geworden omtrent de persoon van de te benoemen deskundige, heeft het hof een deskundige benaderd. De heer S.J. Krijgsman van [B.V.] B.V heeft na overleg met het (deskundigenbureau van het) hof en na kennisneming van het tussenarrest van 26 juli 2016 laten weten in staat en bereid te zijn het in genoemd tussenarrest vermelde onderzoek uit te voeren.
Het hof heeft partijen daarvan en van de door de deskundige gehanteerde algemene voorwaarden in kennis gesteld. [appellante] heeft via haar advocaat laten weten de heer Krijgsman
“niet de meest voor de hand liggende keuze” te vinden, maar zij heeft daaraan geen conclusie verbonden. [geïntimeerde] heeft laten weten geen bezwaar tegen de benoeming van deze deskundige te hebben.
Het hof zal de heer Krijgsman tot deskundige benoemen.
9.1.4.
Voor wat betreft de uitlatingen van partijen naar aanleiding van de door het hof in zijn tussenarrest van 26 juli 2016 in rov. 6.6.6 genoemde vragen, overweegt het hof het volgende.
De door [appellante] in randnummer 5 van haar akte genoemde opmerkingen heeft het hof verwerkt in de vragen 3 en 5.
De door [geïntimeerde] ten aanzien van vraag 1 voorgestelde aanvulling neemt het hof niet over, omdat de voorgestelde vraag reeds in de eerste vraag ligt besloten en van een aanvulling dus geen sprake is. Naar aanleiding van het voorstel van [geïntimeerde] bij de derde vraag heeft het hof die vraag uitgebreid.
9.1.5.
Het hof bepaalt dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
1. kunt u aangeven waardoor het uit de geleiderail raken van de staalkabel in cel 1 is veroorzaakt?
2. Indien er meer (mogelijke) oorzaken zijn aan te wijzen, kunt u dan aangeven welke de meest waarschijnlijke en welke de minst waarschijnlijke oorzaak/oorzaken is/zijn? Is er enig verband, en zo ja welk verband, tussen de montage van de staalkabel door [geïntimeerde] op 20 augustus 2012 en het uit de geleiderail raken van de staalkabel?
3. hoe lang duurt het voordat de staalkabel, eenmaal de freonleiding rakend, laatstgenoemde leiding zodanig heeft beschadigd dat in die leiding een lek ontstaat waaruit de freon kan weglekken, rekening houdend met de vermoedelijk opgetreden aandrukkracht en snelheid waarmee de staalkabel beweegt? Luidt uw antwoord anders indien u er rekening mee houdt dat, gelet op de duur van een teelt, de desbetreffende cel niet continue zal worden gebruikt? Zo ja, hoe luidt uw antwoord dan? En voorts: is voor de beantwoording van deze vraag de kwaliteit van de freonleiding van belang? En zo ja, kunt u de kwaliteit van de freonleiding die in de periode augustus 2012-november 2012 in cel 1 aanwezig was nog beoordelen? En zo ja, maakt dat uw antwoord op deze vraag anders?
4. indien de sproei-installatie blokkeert, heeft dat dan effect op de kabelspanning en zo ja, ook zodanig dat de staalkabel uit de geleiderail kan geraken?
5. maakt de sproei-installatie, eenmaal in werking gesteld op een moment waarop de staalkabel buiten de geleiderail ligt, een ander geluid dan indien de staalkabel in de geleiderail ligt? Indien dat het geval is, is dat andere geluid dan (goed) waar te nemen? Wilt u bij de beantwoording van deze laatste vraag ook betrekken: eventuele andere geluiden in de cel, zoals het geluid van een ventilator, en de afstand tussen de grond en de staalkabel?
6. heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het van belang acht dat het hof daarvan kennis neemt?
Het hof gaat er van uit dat de deskundige de kwekerij in aanwezigheid van beide partijen zal bezoeken.
9.2.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 9.1.5 van dit arrest geformuleerde vraag/vragen;
10.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vraag/vragen:
De heer S.J. Krijgsman van [B.V.]
[adres]
Postbus [Postbus]
[postcode] [plaats 2]
10.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 7.108,75 incl. btw tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat partij [appellante] laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
5.6.
benoemt mr. P.P.M. Rousseau tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
5.7.
verwijst de zaak naar de rol van 21 maart 2017 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M.A. Wabeke en P.P.M. Rousseau en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 november 2016.
griffier rolraadsheer