Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de Inspecteur een beschikking had dienen te geven dat het Sociaal Plan geen regeling voor vervroegde uittreding inhoudt. Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat artikel 32ba, lid 6, van de Wet LB niet van toepassing is op afgevloeide werknemers in het leeftijdscohort 55-64, die als boventallig zijn aangewezen volgens het afspiegelingsbeginsel, alsmede op werknemers in het leeftijdscohort 55-64, die vrijwillig zijn afgevloeid in plaats van een aangewezen werknemer in datzelfde leeftijdscohort.
Belanghebbende concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank; subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, vernietiging van de beschikking en verklaring dat het Sociaal Plan niet kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 32ba, lid 6, van de Wet LB, voor zover het betreft afgevloeide werknemers in het leeftijdscohort 55-64, die als boventallig zijn aangewezen volgens het afspiegelingsbeginsel, alsmede werknemers in het leeftijdscohort 55-64, die vrijwillig zijn afgevloeid in plaats van een aangewezen werknemer in datzelfde leeftijdscohort.
4.Gronden
5.Beslissing
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank;
- bepaaltdat van de Inspecteur ter zake van het door hem ingestelde hoger beroep door tussenkomst van de griffier een griffierecht wordt geheven van € 497;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.240.