In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen TMG Distributie B.V. en [geïntimeerde] over de kwalificatie van hun rechtsverhouding. [geïntimeerde] stelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, terwijl TMG betoogt dat het gaat om een agentenovereenkomst die met wederzijds goedvinden is beëindigd. De procedure volgt op een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen nog steeds voortduurt en dat [geïntimeerde] recht heeft op doorbetaling van de agentenvergoeding.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de agentenovereenkomst die op 30 oktober 1995 is gesloten. Het hof concludeert dat er geen gezagsrelatie tussen partijen bestond, wat een belangrijke voorwaarde is voor de kwalificatie als arbeidsovereenkomst. De agentenovereenkomst biedt [geïntimeerde] de mogelijkheid om haar werkzaamheden door derden te laten uitvoeren, wat eveneens niet past binnen de definitie van een arbeidsovereenkomst.
Het hof oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen niet als een arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd en dat de primaire vordering van [geïntimeerde] terecht is afgewezen. De vorderingen van [geïntimeerde] worden gedeeltelijk toegewezen, waarbij TMG wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.474,28 bruto, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 15 november 2016.