Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 april 2015;
- het proces-verbaal van de enquête van 12 juni 2015;
- het proces-verbaal van de enquête van 13 november 2015;
- de memorie na enquête van de vrouw met producties;
- de memorie na enquête van de man met producties;
- de antwoordmemorie na enquête van de man met producties;
- de antwoordmemorie na enquête van de vrouw met producties.
10.De verdere beoordeling
- de vordering van de vrouw in verband met premiebetalingen op kapitaalverzekeringen bij Delta Lloyd en Interpolis en op een levensverzekering bij Falcon (grieven 7 en 10);
- de vordering van de man in verband met investering in de woning in Spanje (grief 11);
- de vordering van de vrouw ter zake van het Automatiserings- en Adviesbureau [Bureau] B.V. (grief 15);
- de vordering van de man ter zake van de zogenaamde Hapimag-aandelen (grief 17);
- de vordering van de man ter zake van Visacard-uitgaven (grief 20);
- de vordering van de vrouw ter zake van een lening van haar ouders aan de onderneming
- aanbouw serre: € 12.016,10;
- plaatsing van een nieuwe keuken: € 11.014,61;
- kleinere uitgaven ten bedrage van € 12.048,48 in 1990 en € 1.456,06 in 1991;
- nieuwe badkamer: € 1.568,51;
- nieuw tuinhuis en tuinserre: € 2.590,54.
€ 2.726,58
- de vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot een bedrag van € 1.150,22 in verband met Visacard-uitgaven, moet worden afgewezen (7.18.4 tussenarrest);
- de vrouw heeft jegens de man recht op vergoeding van door haar betaalde verbouwingskosten ten behoeve van de voormalige echtelijke woning tot een bedrag van € 20.197,55 (hiervoor onder 10.4.10);
- de vrouw heeft jegens de man recht op vergoeding in verband met haar aandeel in de aflossing van de lening [grootouders van appellante] ten bedrage van € 15.882,31 (hiervoor onder 10.5.2);
- de vrouw heeft jegens de man recht op vergoeding indien en voor zover zij meer dan de helft heeft voldaan van de restschuld ad € 39.657,- met rente, met betrekking tot de door beide partijen aangegane hypothecaire lening ad € 63.000,- (hiervoor onder 10.7.3);
- de man dient aan de vrouw ter zake van verrekening van de waarde van zijn kapitaal- en levensverzekeringspolissen een bedrag te betalen van € 58.372,37 (hiervoor onder 10.8.7);
- de vrouw dient aan de man een gebruiksvergoeding van € 4.660,84 te voldoen (hiervoor onder 10.9.2);
- de man dient aan de vrouw een opgave te verstrekken van haar aandeel ingevolge de Wet verevening Pensioenrechten bij scheiding in het door de man tijdens huwelijk opgebouwde KBC-pensioen (hiervoor onder 10.10.5);
- de vordering van de man ter zake van de aflossing van de KBC-lening moet worden afgewezen (hiervoor onder 10.11.4);
- de man dient aan de vrouw een bedrag van € 2.984,- te voldoen ter zake van de Premie-Terug-AOV (hiervoor onder 10.12.3).
€ 4.660,84
€ 2.984,--
11.De uitspraak
- de vrouw is veroordeeld om aan de man een bedrag te voldoen van € 124.756,34 overeenkomstig de rekenopstelling in rechtsoverweging 4.58.1 van het vonnis;
- de man is veroordeeld om aan de vrouw de bedragen te voldoen, genoemd in de rekenopstelling in rechtsoverweging 4.58.2 van het vonnis;
- de vrouw is veroordeeld om aan de man een gebruiksvergoeding voor het uitsluitend gebruik van de voormalige echtelijke woning te betalen van € 333,30 per maand met ingang van 21 september 2010 tot aan de dag waarop zij de woning heeft verlaten;