ECLI:NL:GHSHE:2016:4406

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
200.131.986_01, 200.132.642_01, 200.132.645_01 en 200.136.850_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verduistering van trekkers en groepsaansprakelijkheid

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid voor de verduistering van trekkers. De zaak betreft meerdere partijen, waaronder TVM U.A. h.o.d.n. TVM Verzekeringen, CAB Truck Trading B.V., en PhPu Rystal SP. Z.O.O. TVM, als appellante in principaal appel, heeft in eerste aanleg de rechtbank Roermond aangesproken voor de verduistering van drie trekkers die aan haar waren verhuurd. De trekkers waren verduisterd door natuurlijke personen die betrokken waren bij de verhuurovereenkomsten. TVM heeft gesteld dat de trekkers op het terrein van CAB waren gestald, en dat CAB en Rystal wisten of hadden moeten weten dat het om verduisterde trekkers ging. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat CAB en Rystal onrechtmatig hebben gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW, en dat zij niet tot een groep in de zin van artikel 6:166 BW behoorden. De vorderingen van TVM tegen CAB en Rystal zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskosten vergoed. In de zaak tegen Rystal is de vordering tot afgifte van de trekkers toegewezen, en Rystal is veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft de eerdere vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en enkele vorderingen van Rystal afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in aansprakelijkheidszaken en de rol van goede trouw bij de verkrijging van goederen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummers 200.131.986/01, 200.132.642/01, 200.132.645/01 en 200.136.850/01
arrest van 4 oktober 2016
in de gevoegde zaken van
de zaak genummerd 200.131.986/01
TVM U.A. h.o.d.n. TVM Verzekeringen,
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
hierna TVM,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen

1.CAB Truck Trading B.V. (gedagvaard als CAB Truck Trading Benelux B.V.),

gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
hierna CAB,
2.
[geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01],
wonende te [woonplaats] , België,
hierna [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] ,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.M. van den Boomen te Roermond,
3.
PhPu RySTAL SP. Z.O.O.,
gevestigd te [vestigingsplaats ] , Polen,
hierna Rystal,
4.
[geintimeerde 4 (200.131.986_01)],
wonende te [woonplaats] , Polen,
hierna [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] ,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx te Someren,
de zaak genummerd 200.132.642/01

1.PhPu RySTAL SP. Z.O.O.,

gevestigd te [vestigingsplaats ] , Polen,
hierna Rystal,
2.
[appellant 2 (200.132.642_01)],
wonende te [woonplaats] , Polen,
hierna [appellant 2 (200.132.642_01)] ,
appellanten,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx te Someren,
tegen

1.[geintimeerde 1 (200.132.642_01)]

zonder bekende woon- of verblijfplaats,
2.
[geintimeerde 2 (200.132.642_01)]
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerden,
niet verschenen,
de zaak genummerd 200.132.645/01

1.PhPu RySTAL SP. Z.O.O.,

gevestigd te [vestigingsplaats ] , Polen,
hierna Rystal,
2.
[appellant 2 (200.132.645_01)],
wonende te [woonplaats] , Polen,
hierna [appellant 2 (200.132.645_01)] ,
appellanten,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx te Someren,
tegen
[geintimeerde (200.132.645_01)],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H.A.J. Slaats te Eindhoven,
en de zaak genummerd 200.136.850/01

1.PhPu RySTAL SP. Z.O.O.,

gevestigd te [vestigingsplaats ] , Polen,
hierna Rystal,
2.
[appellant 2 (200.136.850_01)],
wonende te [woonplaats] , Polen,
hierna [appellant 2 (200.136.850_01)] ,
appellanten,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx te Someren,
tegen
[geintimeerde (200.136.850_01)],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H.A.J. Slaats te Eindhoven,
als vervolg op onder meer het door het hof gewezen arrest van 21 januari 2014 waarin de voeging van de genoemde vier zaken is bevolen en als vervolg op het in de zaak genummerd 200.131.986/01 gewezen tussenarrest van 19 mei 2015 en 15 maart 2016 in het hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Roermond van 14 september 2011 en 27 juni 2012 en het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond gewezen vonnis van 9 januari 2013. Het hof merkt hierbij nog op dat er aanvullende vonnissen zijn gewezen op 10 april 2013 en 11 september 2013.
Het hof zal de nummering van het tussenarrest van 15 maart 2016 voortzetten.

8.Het verloop van de procedure

a. In zaak 200.131.986/01:
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het tussenarrest van 15 maart 2016;
  • de zijdens TVM genomen akte uitlating bewijs;
  • de zijdens [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] en CAB genomen antwoordakte uitlating bewijsopdracht;
  • de zijdens Rystal en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] genomen antwoord-akte uitlating bewijs.
In zaak 200.132.642/01:
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het arrest van 21 januari 2014;
  • de memorie van grieven tevens aanvulling van grondslag/vermeerdering van eis (geïntimeerde sub 3 (hof: [geintimeerde (200.136.850_01)] )), waarbij producties zijn overgelegd;
In zaak 200.132.645/01:
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het arrest van 21 januari 2014;
  • de memorie van grieven tevens aanvulling van grondslag/vermeerdering van eis (geïntimeerde sub 3 (hof: [geintimeerde (200.136.850_01)] )), waarbij producties zijn overgelegd;
  • de memorie van antwoord waarbij producties zijn overgelegd.
In zaak 200.136.850:
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het arrest van 21 januari 2014;
  • de memorie van grieven tevens aanvulling van grondslag/vermeerdering van eis (geïntimeerde sub 3 (hof: [geintimeerde (200.136.850_01)] )), waarbij producties zijn overgelegd;
  • de memorie van antwoord waarbij producties zijn overgelegd.
In alle vier zaken is vervolgens bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

9.De beoordeling

a.
In zaak 200.131.986/01
In het principaal appel
9.1
In het hoofd van de in deze zaak eerder gewezen arresten van 19 mei 2015 en 15 maart 2016 is telkens als tweede appellant vermeld mr. J.J. Schelling in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Runner Truck Lease & Rental B.V. In het tussenarrest van 19 mei 2015 is vermeld dat voor de curator geen procesvertegenwoordiger is gesteld en dat de zaak ten aanzien van de curator ambtshalve is geroyeerd. Om die reden wordt de curator in hoofd van dit arrest niet meer genoemd als procespartij.
In het principaal en incidenteel appel
9.2
Het komt het hof geraden voor om allereerst de kern van de zaak weer te geven. Runner heeft in december 2009 twee trekkers, waaronder de trekker met kenteken [kenteken 1] , verhuurd aan EU Logistic B.V. In januari 2010 heeft Runner vijf trekkers, waaronder de trekkers [kenteken 2] en [kenteken 3] , verhuurd aan Matchgroup. De natuurlijke personen [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] (directeur van EU Logistix en van Matchgroup) en/of [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] waren betrokken bij deze verhuurovereenkomsten. De trekkers waren verzekerd bij TVM. Alle zeven trekkers zijn verduisterd, maar de geldvordering van TVM en haar revindicatievordering in dit geding hebben enkel betrekking op de drie trekkers waarvan hiervoor de kentekens zijn vermeld. In eerste aanleg hebben TVM en Runner als eiseressen bij gezamenlijk uitgebrachte dagvaarding onder meer gedagvaard [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] , EU Logistic B.V., Matchgroup B.V., [geintimeerde (200.132.645_01)] , [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal. TVM heeft aangevoerd dat de trekkers zijn verduisterd door [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en/of [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en/of EU Logistic B.V. en/of Matchgroup B.V. De trekkers zijn daarbij, aldus nog steeds TVM, voordat zij naar het buitenland zijn vervoerd, gestald op het terrein van CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] die wisten of hadden behoren te weten dat het om verduisterde trekkers ging. [geintimeerde (200.132.645_01)] is volgens TVM betrokken geweest bij de verkoop en levering van de drie trekkers aan Rystal en/of [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] wetende dat het verduisterde trekkers betrof. TVM is van mening dat Rystal en/of [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] wisten dan wel hadden moeten weten dat zij verduisterde trekkers kochten.
9.3.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 19 mei 2015 TVM gevraagd om nadere uitleg te geven over haar stelling dat de heer [getuige 1] (nr. 4.14 memorie van grieven) en de heer [getuige 2] op 13 maart 2010 hebben vastgesteld dat op het terrein van CAB/ [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] aan de [bedrijventerrein] te [vestigingsplaats ] stond geparkeerd “
de later via [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] verkochte trekker met kenteken [kenteken 3]” (nr. 4.3.7 memorie van grieven). Het hof achtte een nadere uitleg noodzakelijk omdat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] op 12 april 2010 ten overstaan van de politie basiseenheid [basiseenheid] bij zijn aangifte heeft verklaard dat op 10 maart 2010 een bedrag van € 10.000,- was overgemaakt als aanbetaling voor een op die dag ook opgehaalde vrachtwagen (productie 10 dagvaarding eerste aanleg). TVM heeft vervolgens in haar daarop genomen memorie na tussenarrest onder 2.1 vermeld dat het bewijs van de aanwezigheid van de trekker met kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB is geleverd door (o.a.) de getuigenverklaringen van [getuige 1] en van [getuige 2] . Het hof heeft bij de stukken twee verklaringen van [getuige 1] aangetroffen, en wel respectievelijk productie 5 en 6 bij dagvaarding in eerste aanleg. In geen van die twee verklaringen valt te lezen dat [getuige 1] de trekker met kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB heeft gezien op 13 maart 2010. Bij de stukken bevinden zich geen verklaringen van [getuige 2] . Uit het overige door TVM in haar memorie na tussenarrest aangevoerde valt evenmin af te leiden dat de trekker met kenteken [kenteken 3] op 13 maart 2010 op het terrein van CAB stond. Aldus is de gevraagde uitleg niet verschaft.
9.3.2
Het hof heeft in het tussenarrest van 15 maart 2016 in de procedure van TVM tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] , TVM in staat gesteld om te bewijzen dat de trekker(s) met het Nederlandse kenteken [kenteken 1] en/of het Nederlandse kenteken [kenteken 2] en/of het Nederlandse kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB gestald heeft/hebben gestaan en dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wist/wisten of behoorde(n) te weten dat deze trekkers of één of meerdere daarvan van misdrijf afkomstig was/waren.
TVM heeft ter zake deze bewijsopdracht geen getuigen voorgebracht omdat, naar eigen zeggen, de twee door haar opgeroepen getuigen, waarvan TVM de namen niet heeft genoemd, hebben aangekondigd niet te verschijnen uit angst voor represailles. Indien zij gedwongen zouden worden om te verschijnen zouden zij, aldus TVM, niet verklaren. TVM heeft het wat de getuigen betreft bij deze mededeling gelaten, zodat het hof, alleen al omdat is gesteld noch gebleken dat dit alles aan CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] moet worden toegerekend, hieraan voorbij gaat.
9.3.3
TVM heeft in haar akte uitlating bewijs verder aangevoerd dat tussen partijen in confesso is dat een aantal verduisterde trekkers op enig moment op het terrein van CAB heeft gestaan (nr. 5 van die akte). Dit blijkt volgens TVM onder meer omdat er een factuur is waaruit blijkt dat een andere verduisterde trekker met kenteken [kenteken 4] op het terrein heeft gestaan. Het ontgaat het hof zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op welke wijze tussen partijen in confesso kan zijn dat de drie onderhavige trekkers bij CAB hebben gestaan enkel en alleen omdat er een factuur is van een trekker die geen rol speelt in hetgeen door TVM in dit geding van CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wordt gevorderd. TVM blijft vervolgens in haar akte volhouden zonder enige onderbouwing dat de drie trekkers op het terrein van CAB zijn gestald. Dat diende zij nu juist krachtens art. 150 Rv te bewijzen, maar enig bewijsmiddel is niet in het geding gebracht. Wat dit betreft heeft TVM in nr. 18 van haar dagvaarding in eerste aanleg ook gesteld dat de heer [getuige 1] , directeur van Runner, op diezelfde avond (noot hof: waarschijnlijk een avond tussen 12 maart 2010, en de ochtend van 15 maart 2010 gelet op zijn als productie 6 dagvaarding in eerste aanleg overgelegde verhoor door de politie van 15 maart 2010) de trekker met kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB heeft zien staan. In de twee door TVM overgelegde getuigenverhoren waarbij [getuige 1] door de politie is gehoord (de genoemde producties 5 en 6 dagvaarding eerste aanleg) valt dit echter niet te lezen. Andere producties waaruit dit blijkt of dit valt te lezen, ontbreken. TVM heeft in haar conclusies en memories evenmin verwezen naar producties waaruit blijkt dat [getuige 1] deze trekker op het terrein van CAB heeft gezien. Het hof passeert de stelling dat [getuige 1] de trekker [kenteken 3] op het terrein van CAB heeft zien staan dan ook niet alleen als niet onderbouwd, maar, gelet op de resultaten van de aan TVM bij arrest van 15 maart 2016 gegeven bewijsopdracht, ook als niet bewezen. De stelling van TVM dat [getuige 2] deze trekker [kenteken 3] op 13 maart 2010 op het terrein van CAB heeft gezien, is eveneens niet onderbouwd. Een verklaring van deze [getuige 2] zit niet bij de aan het hof overgelegde stukken, zodat het hof de desbetreffende stelling van TVM in onder meer 2.1 van haar memorie na tussenarrest passeert.
9.3.4
TVM had in het kader van haar bewijsopdracht uiteraard ook bewijsmiddelen kunnen aandragen waaruit de juistheid blijkt van haar stelling (nrs. 39-40 pag. 14-15 dagvaarding eerste aanleg) dat
“(…) deze gehuurde trekkers(zijn
) door of in opdracht van(noot hof: [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)]
), al dan niet door CAB (zoals het hof CAN verbeterd leest
) onder leiding van de heer [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] (…) geheel gestript, overgespoten en vervolgens gereed gemaakt voor export (…)”. TVM heeft voor de onderbouwing van die stelling niet gewezen op enige productie. Dat CAB, al dan niet onder leiding van [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] dit heeft gedaan, valt in elk geval niet te lezen in de door TVM overgelegde strafvonnissen (producties 31 en 32 conclusie van repliek). In het kader van de aan TVM gegeven bewijsopdracht heeft TVM ook voor deze stelling geen enkel bewijsmiddel aangedragen. Voor de volledigheid merkt het hof ook nog op dat de stelling in nr. 44 conclusie van repliek dat bij de inval op het terrein van CAB aan de [bedrijventerrein] te [vestigingsplaats ] is vastgesteld dat de vrachtwagens op het terrein gestript waren, dat er andere onderdelen gemonteerd waren en dat deze gespoten en gepoetst waren en klaar stonden voor verkoop, evenmin zodanig is onderbouwd dat blijkt dat hiermee (ook) de onderhavige drie trekkers worden bedoeld. Dat de DAF met kenteken [kenteken 3] van Runner op voornoemd terrein is aangetroffen bij die inval zoals in genoemd nr. 44 repliek is gesteld, kan niet waar zijn. Dit is immers één van de trekkers die aan Rystal is overgedragen en naar Polen of Duitsland is vervoerd onder het kenteken [kenteken 5] (nr. 36 dagvaarding eerste aanleg). Overigens voert TVM in nr. 53 van haar repliek ook zelf aan dat de vier transportmiddelen van Runner met de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] , [kenteken 6] en [kenteken 3] helemaal niet zijn teruggevonden.
9.3.5
TVM heeft ook nog aangevoerd dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] verduisterde trekkers hebben gestald op hun terrein zonder zich te vergewissen van de herkomst daarvan en de beschikkingsbevoegdheid van EU Logistics B.V. (nr. 65 repliek). Ervan uitgaande dat TVM hiermee één of meer van de onderhavige drie trekkers op het oog heeft, ontgaat het het hof om welke reden een verhuurder van een parkeervoorziening zich moet vergewissen van de beschikkingsbevoegdheid van degene die voertuigen wenst te parkeren.
Het burgerlijk recht bevat geen norm inhoudende dat een dergelijke verhuurder van parkeerplaatsen bij elk voertuig dat te parkeren wordt aangeboden, zich ervan moet vergewissen of degene die het voertuig stalt beschikkingsbevoegd is of dat het voertuig is verduisterd. Overigens heeft TVM evenmin gesteld welk antwoord Runner zou hebben gegeven indien vóór 12 maart 2010 CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] haar zou hebben gebeld met de mededeling dat een trekker van Runner aan CAB ter stalling werd aangeboden. Runner had die trekkers immers verhuurd, zodat het niet waarschijnlijk is dat Runner iets anders zou hebben gedaan dan CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] vragen waarom Runner werd gebeld met die mededeling. Ook deze stellingen van TVM leiden dus tot niets.
9.3.6
Blijven over de volgende door TVM nog aangevoerde verwijten. Bij de doorzoeking van het terrein van CAB is een verduisterde trekker aangetroffen. De boekhouding en wijze van factureren bij CAB is niet optimaal en CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] hebben in hun conclusies van antwoord en dupliek niet meteen meegedeeld hetgeen [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] als getuige gehoord bij de politie heeft verklaard. Aldaar heeft hij verklaard dat hij [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] al langer kende en dat deze [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] aan hem, [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] , heeft gevraagd om stallingsruimte voor 15 trekkers en dat vervolgens [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] de afspraak heeft gemaakt dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] zijn trekkers bij [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] (noot hof: in de als productie 43 bij akte houdende overleggen productie overgelegde productie 43 heeft [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] het over “mij”) kon stallen. [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] heeft verder in die overgelegde getuigenverklaring meegedeeld dat is afgesproken “
dat we wekelijks zouden factureren”.
Bezien in het licht van de inleidende dagvaarding en de bij die dagvaarding gedagvaarde vele gedaagden waaronder [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , is het hof van oordeel dat het van belang was om te weten hoe precies de verhoudingen waren tussen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] , welke werkzaamheden [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] namens CAB verrichtte, dat het [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] is geweest die met [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] de afspraken heeft gemaakt en de precieze inhoud van die afspraken. [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] had deze informatie op grond van art. 21 Rv al bij conclusie van antwoord behoren te verstrekken. In de conclusies van antwoord en dupliek hebben CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] een en ander echter niet vermeld. In elk geval [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] heeft in die conclusies sterk de indruk gewekt dat hij geen enkele betrokkenheid had bij de stalling van de trekkers. Uit die, vriendelijk gezegd, nalatigheid kan echter niet worden afgeleid dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wisten dat het ging om het parkeren van verduisterde trekkers. Ook uit het niet zo doorzichtig als mogelijk is voeren van de administratie en facturering valt niet af te leiden dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wisten dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] verduisterde trekkers wilde parkeren. Dat bij de doorzoeking op het terrein een verduisterde trekker is aangetroffen, brengt evenmin onrechtmatige betrokkenheid mee, alleen al niet omdat CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] onbetwist hebben aangevoerd dat op het terrein ook andere ondernemingen dan CAB zijn gevestigd en het een komen en gaan is van nieuwe en gebruikte vracht- en personenauto’s (2.7 en 4.26 memorie van antwoord).
9.3.7
Het hof kan al met al dan ook geen feiten vaststellen waaruit blijkt dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] ten opzichte van TVM onrechtmatig hebben gehandeld in de zin van art. 6:162 BW. Evenmin zijn feiten komen vast te staan aan de hand waarvan tot de conclusie kan worden gekomen dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] tot een groep in de zin van art. 6:166 BW hebben behoord. Zij hebben slechts op verzoek en tegen betaling parkeerruimte voor trekkers ter beschikking gesteld. Dat maakt hen echter nog geen leden van een groep die trekkers heeft verduisterd net zo min als bijvoorbeeld een eigenaar van een benzinepompstation waar de trekkers op weg naar de parkeerplaats van CAB brandstof hebben getankt, lid van een dergelijke groep is geworden.
Voor zover CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] hand- en spandiensten hebben verricht, zijn die verricht bij het parkeren van de trekkers. Dat levert geen onrechtmatige gedraging op in de zin van art. 6:166 BW. Voor een dergelijke gedraging is noodzakelijk dat de hand- en spandiensten zijn verricht ter zake van trekkers waarvan zij hebben geweten of hadden moeten weten dat daarmee iets onrechtmatigs aan de hand was. Dat is echter niet aannemelijk geworden. Behoudens het feit waartoe TVM tot bewijslevering is toegelaten, heeft TVM geen betwiste feiten gesteld die, indien zij na bewijslevering zouden zijn komen vast te staan, alsnog tot toewijzing van haar vordering tegen CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] zouden kunnen leiden. Het hof gaat daarom voorbij aan het aanbod om getuigen te horen. Voor zover TVM bewijs heeft aangeboden door het alsnog in het geding brengen van stukken, gaat het hof daaraan voorbij omdat TVM al alle gelegenheid daartoe heeft gehad.
Het hof acht het op grond van al het vorenstaande voldoende duidelijk dat voor zover de vordering is gegrond op art. 6:248 BW, evenzeer toereikende gronden ontbreken.
De vordering tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] is dan ook terecht afgewezen. De overige grieven van TVM voor zover gericht tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] hoeven verder geen beoordeling omdat die er alle van uitgaan dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] betrokken zijn geweest bij onrechtmatig handelen.
9.3.8
De enige grief van CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] in het incidenteel appel die nog relevant is bezien in het licht van al het vorenstaande, is dat zij van mening zijn dat in eerste aanleg ten onrechte de aan hun zijde gerezen proceskosten tot betaling waarvan TVM en Runner zijn veroordeeld, zijn gematigd. Het hof is daarover van oordeel dat, gelet op het feit dat CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] niet al meteen bij antwoord alle feiten duidelijk en helder hebben aangevoerd, die kosten terecht zijn gematigd tot het door de rechtbank toegewezen bedrag. Deze grief faalt dus.
9.3.9
Al met al faalt het door TVM tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] ingestelde hoger beroep, zodat het hof het vonnis van 9 januari 2013 voor zover gewezen tussen TVM enerzijds en CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] anderzijds zal bekrachtigen.
Nu TVM in dit hoger beroep wat het principaal appel ten opzichte van CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] betreft heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, zal zij worden veroordeeld in de kosten daarvan.
In het incidenteel appel dat door CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] is ingesteld, hebben beide partijen te gelden als over en weer in het ongelijk gesteld (zie ook rov. 6.4.3 van het tussenarrest van 15 maart 2016), zodat het hof de kosten daarvan zal compenseren.
9.4.1.
Het hof zal thans de grieven van TVM beoordelen die zijn gericht tegen de afwijzing van de vorderingen tegen [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal.
Zoals ook reeds vermeld in het arrest van 19 mei 2015 in rov. 3.2.2 hebben [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, TVM en Runner zal veroordelen tot betaling aan hen van de volledige kosten die zij hebben moeten maken in de hoofdzaak en in de vrijwaringsprocedure, voor zover uitgaande boven de door de rechtbank toe te wijzen bedragen aan proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens bij de vermelding van de partijnamen in het hoofd van het eindvonnis niet vermeld dat TVM en Runner tevens gedaagden in reconventie zijn en dat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal eisers in reconventie zijn. In het lichaam van het eindvonnis heeft de rechtbank in rov. 2.22 wel geoordeeld dat hun vordering in reconventie zal worden afgewezen, waarna in het dictum in nr. 3.13 hun vordering in reconventie is afgewezen. Een en ander brengt met zich dat het hof ook in dit hoger beroep en gelet op de grieven en de vermeerdering van eis in het door Kuwaslski en Rystal ingestelde incidenteel appel over de vorderingen van [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal dient te oordelen.
9.4.2.
In haar eerste grief voert TVM aan dat art. 3:86 lid 3 BW van toepassing is op de drie trekkers. Art. 3:86 lid 3 BW spreekt uitdrukkelijk over diefstal en uit niets valt af te leiden dat daarmee meer is bedoeld diefstal in de zin van art. 310 Wetboek van Strafrecht. In de woorden van de HR 15 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1598: de bewoordingen van art. 3:86 lid 3 BW laten geen ruimte voor de opvatting dat deze bescherming ook toekomt aan de eigenaar die het bezit van de zaak heeft verloren door oplichting, dus op een wijze die voor de toepassing van deze bepaling niet gelijk kan worden gesteld aan diefstal. Het hof wijst er voor alle duidelijkheid nog op dat het citaat in de toelichting op deze grief in nr. 1.1.11 waarop TVM zich beroept een overweging is van de rechtbank. Juist die overweging is door de Hoge Raad in genoemd arrest onjuist bevonden.
De eerste grief faalt dus.
9.5.1
In haar tweede grief voert TVM aan dat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal (het hof zal hierna nog enkel spreken over Rystal c.s.) niet te goeder trouw waren bij de verkrijging van de drie trekkers. Zij voert hiertoe aan dat Rystal c.s. hebben nagelaten het overschrijvingsbewijs (kenteken deel II) aan de verkoper te vragen en dit dus ook niet hebben gecontroleerd. Rystal c.s. hebben verder geen informatie bij de RDW of de registratieautoriteit te Heidelberg opgevraagd. Indien zij dit wel hadden gedaan, zou zijn gebleken dat de verkoper [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V. (hierna [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] ) niet de eigenaar van de trekkers was. Op Rystal c.s. rust verder als koper(s) die handelt/handelen in de uitoefening van een bedrijf een extra oplettendheids- en onderzoeksplicht (nr. 2.2.11 en verder memorie van grieven) die ook met zich bracht dat Rystal c.s. bij de RDW (telefonische) informatie hadden moeten inwinnen omtrent de trekkers. Verder hadden de drie trekkers een veel hogere dagwaarde dan de door Rystal betaalde koopsommen (nr. 2.2.14 memorie van grieven) en blijkt uit de door Rystal c.s. overgelegde kentekenbewijzen dat drie trekkers op naam stonden van [geintimeerde (200.136.850_01)] en één trekker op naam van [naam] , terwijl Rystal c.s. de trekkers kochten van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Rystal c.s. hebben echter nagelaten om de overschrijvingsbewijzen te vragen waaruit bleek dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] de eigenaar van de trekkers was. Rystal c.s. voeren omstandig aan dat zij te goeder trouw waren op het moment dat de chauffeur telkens de trekker ophaalde, zijnde telkens het tijdstip van bezitsverkrijging.
9.5.2
Het hof stelt voorop dat partijen voor de toepassing van Nederlands recht hebben gekozen (zie rov. 3.6.2 van het tussenarrest van 19 mei 2015). Dit brengt met zich dat voor een geslaagd beroep op goede trouw in de zin van art. 3:86 leden 1 en 2 BW vereist is dat degene die een tweede hands auto (zoals de onderhavige drie trekkers) verkrijgt, de autopapieren heeft onderzocht. De tenaamstelling van het kenteken van die auto kan immers uitsluitend worden overgeschreven met dit bewijs (vergelijk HR 21 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3057, NJ 2011, 494). De vereiste goede trouw kan ook aanwezig zijn indien het kenteken niet op naam van de verkoper staat indien daarvoor een aannemelijke verklaring kan worden gegeven (HR 11 oktober 2002, NJ 2003, 399). Krachtens art. 3:11 BW ontbreekt goede trouw niet alleen indien de persoon de betreffende feiten kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten behoorde te kennen.
9.5.3
Rystal heeft aangevoerd dat zij het bezit van trekker [kenteken 7] (voormalig Nederlands kentenen [kenteken 1] ) heeft verkregen op 5 februari 2010, toen een chauffeur van haar deze trekker heeft opgehaald. Het bezit van de tweede trekker [kenteken 8] (voormalig Nederlands kentenen [kenteken 2] ) heeft zij volgens haar verkregen op 23 februari 2010, toen een chauffeur van haar deze trekker heeft opgehaald. Het bezit van de derde trekker [kenteken 5] (voormalig Nederlands kentenen [kenteken 3] ) heeft zij naar zij stelt verkregen op 10 maart 2010, toen een chauffeur van haar deze trekker heeft opgehaald (zo onder meer conclusie van antwoord nr. 5 en de nrs. 8, 9, 12 en 17 memorie van antwoord). Rystal stelt verder dat zij de trekkers heeft gekocht van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] (nr. 2 conclusie van antwoord en nr. 17 memorie van antwoord in principaal appel). Rystal heeft niet voldoende onderbouwd gesteld noch is anderszins gebleken dat de Nederlandse kentekens van de drie trekkers op naam van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] hebben gestaan. De exportbewijzen van de drie trekkers stonden, aldus Rystal zelf, op naam van [geintimeerde (200.136.850_01)] .
Het hof stelt vast dat in het als productie 3e bij conclusie van antwoord overgelegde exportbewijs van de volgens Rystal op 5 februari 2010 verschafte trekker met kenteken [kenteken 7] achter “Name oder Firmenname” de naam Ardelean is vermeld en achter “vorname(n)” [naam] (hierna Ardelean). Het als productie 4e bij conclusie van antwoord (ook overgelegd als productie 23 bij dupliek) overgelegde exportbewijs van de trekker met kenteken [kenteken 8] staat op naam van [geintimeerde (200.136.850_01)] . Het als productie 5f bij conclusie van antwoord overgelegde exportbewijs van de trekker met kenteken [kenteken 5] staat eveneens op naam van [geintimeerde (200.136.850_01)] . Alleen op het exportbewijs van de trekker met kenteken [kenteken 5] waarvan pas op 10 maart 2010 het bezit is verschaft, stond als adres van [geintimeerde (200.136.850_01)] hetzelfde adres als waarop [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is gevestigd, en wel [adres] te [vestigingsplaats ] . Op de andere twee exportbewijzen stond niet het adres van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] vermeld. Voor zover al is gesteld dat de kentekens van enige van de drie trekkers op enig moment op naam hebben gestaan van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Uit het vorenstaande blijkt dat Rystal de drie trekkers heeft gekocht van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en, naar eigen zeggen, ook de nodige bedragen heeft gestort op de bankrekening van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] (vergelijk productie 3a en b, 4b en 5b bij conclusie van antwoord). Geen enkel (kenteken)document met betrekking tot de drie trekkers stond echter op naam van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Voor zover Rystal c.s. dus een en ander hebben gecontroleerd, hebben zij ten onrechte de trekkers, die geen van alle op naam stonden van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] gekocht en aan haar betaald. De verkoper was niet de persoon die ook was vermeld op de van belang zijnde papieren. Dit had bij controle ten tijde van de bezitsverschaffing ook moeten zijn gebleken. Bovendien vermelden de twee exportbewijzen van de eerste twee geleverde trekkers niet het adres van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Gelet op de functie van deze papieren en de namen die daarin behoren te worden vermeld, acht het hof het juist wel ongewoon dat nota bene het exportbewijs van de als eerste gekochte en geleverde trekker op naam staat van een zekere Ardelean, waarvan in dit geding niet duidelijk is in welke verhouding hij staat tot [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V., en dat twee exportbewijzen op naam staan van [geintimeerde (200.136.850_01)] (zie nr. 79 memorie van antwoord principaal appel). Het feit dat Rystal als koper van een trekker in het buitenland in de desbetreffende papieren kennelijk niet haar naam maar de naam van een chauffeur van haar als koper opneemt (zie nr. 81 memorie van antwoord principaal appel), maakt niet dat het ook normaal is dat de naam van de verkoper niet overeenstemt met de naam van de kentekenhouder op het exportbewijs. Het hof herhaalt dat Rystal c.s. niet hebben uitgelegd wie Ardelean is, dus waarom zij bij de vermelding op het exportbewijs van de naam van Ardelean toch [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] voor beschikkingsbevoegd hielden, is voor het hof onduidelijk. Voor zover Rystal c.s.hebben willen stellen dat [geintimeerde (200.136.850_01)] aandeelhouder en/of bestuurder van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] was, en dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] daarom voor beschikkingsbevoegd mocht worden gehouden (zie nr. 83 memorie van antwoord principaal appel), verliezen zij uit het oog dat voor een dergelijke vereenzelviging geen gronden zijn aangevoerd. Het hof wijst er hierbij op dat Rystal c.s. kennelijk ook het onderscheid kennen tussen natuurlijke persoon en rechtspersoon. In nr. 21 conclusie van antwoord voeren zij namelijk aan dat het onbegrijpelijk is dat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] als mede-eigenaar en bestuurder van Rystal is gedagvaard omdat TVM onvoldoende stelt en motiveert waarom [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] persoonlijk zou kunnen worden aangesproken omdat de trekkers door Rystal zijn gekocht. Op grond van de gegevens op de exportbewijzen en bij gebreke van een aannemelijke verklaring waarom de kentekenbewijzen niet op naam van de verkoper stonden, dienden Rystal c.s. dan ook pas op de plaats te maken en eerst te onderzoeken waarom zij kocht van en betaalde aan een rechtspersoon terwijl de onderliggende papieren geen enkele aanwijzing kenden dat die rechtspersoon ook over de trekkers mocht beschikken. Voor zover onderzoek ten tijde van de bezitsverschaffing onmogelijk was, is dat krachtens art. 3:11 BW geen beletsel om degene die goede reden tot twijfel heeft, aan te merken als iemand die de feiten behoorde te kennen. Onbesproken kan blijven op welke wijze de naam van Ardelean en [geintimeerde (200.136.850_01)] op in elk geval de exportbewijzen terecht is gekomen. Alleen al het feit dat op deze bewijzen die namen stonden terwijl werd gekocht van een ander, [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , had tot nader onderzoek dan wel tot annulering van de koop moeten leiden. Het hof merkt nog op dat van een professionals als Rystal c.s. mag worden verwacht dat zij weten dat trekkers voor enige tijd plegen te worden verhuurd en dat verduistering dan pas aan het licht komt indien de huurtermijnen niet worden betaald dan wel indien aan het einde van de huurtermijn de trekker niet wordt teruggebracht. In die zin kan dus niet zonder meer worden vertrouwd op de volledigheid van signaleringssystemen als Zevis (zie nr. 75 memorie van antwoord principaal appel) en/of FZV (nr. 80 van die memorie).
9.5.4
De stelling van Rystal c.s. dat een reële prijs is betaald en tijdig onderzoek is gedaan naar [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is van te weinig gewicht om te maken dat Rystal c.s. mochten voorbijgaan aan het feit dat de naam van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] noch haar adres was vermeld op de twee exportbewijzen van de eerste twee gekochte trekkers. De opdracht van Rystal aan haar chauffeur om het VIN van de vrachtwagen te controleren (nr. 105 memorie van antwoord principaal appel), heeft geen zin zolang geen sprake is van omkatting van het voertuig. Bij enkele verduistering is het alleszins mogelijk dat het VIN op de trekker overeenkomt met het VIN op het kentekenbewijs; slechts de naam op dat kentekenbewijs is niet de naam van de verkoper.
Het hof acht de Nederlandse regelgeving ter zake niet zodanig van aard dat ten opzichte van Rystal sprake is van bevoegdheidsbeperkingen die zij niet kende of hoefde te kennen. Het beroep van Rystal op de Lizardi-regel (zie haar pleitaantekeningen) faalt alleen al om die reden. Het hof merkt daarnaast nog op dat Rystal in haar conclusie van dupliek in nr. 61 opmerkt dat ook naar Pools recht een koper wil hij eigenaar worden, te goeder trouw moet handelen indien hij van een beschikkingsonbevoegde verkrijgt.
9.6
Uit het vorenstaande en het overigens door TVM aangevoerde valt niet af te leiden dat Rystal c.s. onrechtmatig hebben gehandeld laat staan dat zij lid zijn geweest van een groep waarvan een of meer leden onrechtmatig schade heeft toegebracht in de zin van art. 6:166 BW. Voor medeplegen of medeplichtigheid zijdens Rystal en/of [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] bij enig misdrijf zijn onvoldoende onderbouwde feiten aangevoerd zodat ook niet aan bewijslevering wordt toegekomen. Grief 3, de enige tegen het tussenvonnis van 14 september 2011 ingestelde grief, faalt en dat vonnis zal niet worden vernietigd. Voor zover de vorderingen tegen Rystal en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] dan ook zijn gegrond op art. 6:162 en/of art. 6:166 BW worden die afgewezen. Gelet op al het vorenstaande behoeft het geen nader betoog dat de vorderingen voor zover gegrond op art. 6:248 BW eveneens moeten worden afgewezen.
9.7
Voor zover Rystal ook in hoger beroep nog aanvoert dat TVM niet als eigenaar de trekkers kan revindiceren, faalt die stelling. Uit de stukken die door TVM zijn overgelegd als productie 39 blijkt dat de eigendom van de drie trekkers aan haar is overgedragen. De door haar ingestelde vordering berust noch op art. 3:83 lid 3 BW noch op art. 3:125 BW. Het beroep op verjaring van Rystal dat is gebaseerd op deze twee artikelen faalt dan ook.
9.8
Dit betekent dat de subsidiaire vordering van TVM voor zover gericht tegen Rystal en betrekking hebbende op de afgifte van de drie trekkers kan worden toegewezen. De vordering van Rystal om te verklaren voor recht dat TVM onrechtmatig handelt door de diefstalsignalen niet uit het SIS-register te laten verwijderen moet worden afgewezen evenals de vordering om TVM te gebieden om die diefstalsignalen te verwijderen. Daarmee moet ook de derde vordering van Rystal om TVM te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan Rystal worden afgewezen. Tegen de door TVM gevorderde dwangsom is onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. Het hof zal de periode waarbinnen Rystal de trekkers moet afgeven, bepalen op vier weken nadat dit arrest aan haar is betekend. Het hof acht termen aanwezig om het maximum van de dwangsom te bepalen op € 250.000,-. [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] heeft de trekkers niet gekocht, is daarvan geen eigenaar en heeft ook niet onrechtmatig gehandeld, zodat hij niet kan worden veroordeeld tot afgifte van de drie trekkers.
Gelet op al het vorenstaande zijn er evenmin gronden komen vast te staan die met zich brengen dat Rystal en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] moeten worden veroordeeld tot vergoeding aan TVM van de som die overblijft nadat de dagwaarde van de trekkers op het moment van afgifte wordt afgetrokken van het door TVM aan Runner uitgekeerde bedrag voor de waarde van de trekkers. Ook die vordering wordt dus afgewezen.
Nu de vordering van TVM op Rystal (deels) wordt toegewezen, zijn de door TVM jegens Rystal gevorderde incassokosten toewijsbaar nu deze vordering voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets en Rystal deze vordering onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daaruit volgt dat de gevorderde hoofdelijke veroordeling wordt afgewezen.
De vordering van TVM tot veroordeling van Rystal in de volledige kosten van de advocaat nader bij staat op te maken is toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als Rystal verweer achterwege had behoren te laten gelet op de evidente juistheid en onrechtmatigheid van de door TVM gestelde en door Rystal gepleegde feiten waarop de vordering is gebaseerd, een en ander in verband met de betrokken belangen van TVM. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien het verweer van Rystal is gebaseerd op ontkenningen van feiten en omstandigheden waarvan zij zonder meer wist dat die ontkenningen onjuist waren of indien zij stellingen zou hebben betrokken waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij een dergelijk aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het voeren van verweer past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. Bezien in dit licht komt die vordering niet voor toewijzing in aanmerking. TVM heeft met inachtneming van al het vorenstaande namelijk onvoldoende feitelijk onderbouwd dat Rystal zodanig opzettelijk onrechtmatig heeft gehandeld dat het feit dat zij in de onderhavige procedure verweer voert, moet worden aangemerkt als zodanig misbruik van procesrecht dat moet worden afgeweken van de gebruikelijke toepassing van het liquidatietarief. Zo kan uit geen enkele door TVM overgelegde verklaring worden afgeleid dat Rystal feitelijk betrokken was bij de verduistering van de trekkers noch dat zij wetenschap had van het feit dat de trekkers waren verduisterd. Het verzoek van TVM om het arrest te waarmerken als Europese Executoriale titel kan niet worden toegewezen omdat de vordering niet een “niet betwist schuldvordering” betreft conform de EEG-Verordening.
9.9
Met het vorenstaande is de eerste grief in het incidenteel appel eveneens beoordeeld. Die grief slaagt dus voor zover daarin wordt aangevoerd dat de vordering tegen [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] moet worden afgewezen. De grief faalt voor zover daarin wordt aangevoerd dat de vordering tot veroordeling van Rystal tot afgifte van de drie trekkers moet worden afgewezen.
9.1
Met de tweede grief in het incidenteel appel wordt aangevoerd dat TVM misbruik van procesrecht heeft gemaakt en daarom in de volledige proceskosten moet worden veroordeeld. Aan de hand van de hiervoor in rov. 9.8 vermelde maatstaf kan niet tot het oordeel worden gekomen dat aan de zijde van TVM zodanig sprake is van misbruik van procesrecht dat zij in de werkelijke proceskosten moet worden veroordeeld. De grief faalt.
9.11.
Rystal dient te worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel appel voor zover door haar ingesteld.
9.12
Nu de vordering tegen [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] wordt afgewezen, dient TVM te worden veroordeeld in de proceskosten voor wat betreft de procedure tussen hem en TVM.
In de zaken 200.132.642/01, 200.132.645/01 en 200.136.850/01
9.13
Het hof stelt in deze drie zaken het volgende voorop.
TVM en Runner hebben in de hoofdzaak 12 personen gedagvaard. Bij het door de gedaagden Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] ingeroepen incident tot vrijwaring in die hoofdzaak heeft de rechtbank Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] als gedaagden in de hoofdzaak toestemming gegeven om in vrijwaring op te roepen de tien andere in de hoofdzaak gedagvaarde medegedaagden, hetgeen zij, voor zover hier van belang, hebben gedaan, waarbij echter sprake is van twee vrijwaringszaken. In de vrijwaringszaak 108427/HA ZA 11-298 zijn de eisers Rystal c.s. en de gedaagden Matchgroup, [geintimeerde (200.136.850_01)] , [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V., CAB Truck Trading Benelux B.V. en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] . In de andere vrijwaringszaak 108949/HA ZA 11-361 zijn de eisers eveneens Rystal c.s. en zijn de gedaagden [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] , EU Logistix B.V., Brabant Kraanverhuur B.V. en Ardelean [naam] . In beide vrijwaringszaken heeft de rechtbank samen met de hoofdzaak op 9 januari 2013 vonnis gewezen. In beide vrijwaringszaken is het door Rystal c.s. gevorderde afgewezen omdat in de hoofdzaak de vorderingen tegen Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] werden afgewezen. Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] zijn daarbij veroordeeld in de proceskosten van [geintimeerde (200.136.850_01)] , CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] . Bij aanvullend vonnis van 11 september 2013 heeft de rechtbank [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V. (hierna [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] ) alsnog veroordeeld tot betaling van € 34.500,- aan Rystal, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van betaling tot aan de dag van voldoening. In het lichaam van dat op 11 september 2013 gewezen aanvullend vonnis heeft de rechtbank overwogen dat de vordering van Rystal zich enkel tegen [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] richt, en dus niet tegen [geintimeerde (200.136.850_01)] .
Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] hebben ook tegen dat aanvullend vonnis hoger beroep ingesteld. Dit is de reden dat sprake is van twee telkens door Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] tegen [geintimeerde (200.136.850_01)] ingestelde appellen. De in de onderhavige drie zaken genomen drie memories van grieven van Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] zijn gelijkluidend. [geintimeerde (200.136.850_01)] heeft als geïntimeerde in de twee zaken een gelijkluidende memorie van antwoord genomen.
9.14
Rystal en [appellant 2 (200.132.642_01)] (hierna tezamen Rystal c.s.) vorderen in dit hoger beroep:
- vernietiging van het vonnis van de rechtbank Limburg gewezen onder rolnr. 108949 op 9 januari 2013 voor zover gewezen tussen Rystal c.s. als eisers en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] als gedaagden;
- vernietiging van het vonnis van de rechtbank Limburg gewezen onder rolnr. 108427 op 9 januari 2013 voor zover gewezen tussen Rystal c.s. als eisers en [geintimeerde (200.136.850_01)] als gedaagde;
- vernietiging van het vonnis van de rechtbank Limburg gewezen onder rolnr. 108427 op 11 september 2013 voor zover gewezen tussen Rystal c.s. als eisers en [geintimeerde (200.136.850_01)] als gedaagde;
en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. hoofdelijke veroordeling van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde (200.136.850_01)] tot betaling aan Rystal en/of [appellant 2 (200.132.642_01)] van al hetgeen waartoe Rystal en/of [appellant 2 (200.132.642_01)] in de hoofdzaak worden veroordeeld om aan TVM te betalen, althans tot al hetgeen waartoe het hof in goede justitie zal bepalen;
II. veroordeling van [geintimeerde (200.136.850_01)] om aan Rystal c.s. te betalen € 34.500,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente c.q. de wettelijke rente vanaf de datum van betaling (24 maart 2010) c.q. de dag der dagvaarding (21 april 2011) tot aan de dag der algehele voldoening;
III. hoofdelijke veroordeling van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde (200.136.850_01)] tot betaling aan Rystal en/of [appellant 2 (200.132.642_01)] van de volledige kosten die zij hebben moeten maken in beide instanties, althans de proceskosten zoals het hof in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. hoofdelijke veroordeling van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde (200.136.850_01)] tot betaling aan Rystal en/of [appellant 2 (200.132.642_01)] van de volledige kosten althans de door het hof in goede justitie vast te stellen proceskosten die Rystal c.s. in de hoofdzaak (in eerste aanleg geregistreerd onder 103824/HA ZA 10-724 en in hoger beroep onder 200.131.986) hebben moeten maken, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening.
[geintimeerde (200.136.850_01)] voert verweer.
9.15.1
Blijkens het hiervoor in de zaak 200.131.986/01 overwogene wordt Rystal veroordeeld om aan TVM de drie trekkers af te geven. Bij de feitelijke verduistering van die drie trekkers zijn (mede) betrokken [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] . Zij zijn in eerste aanleg noch in hoger beroep verschenen. De vordering van Rystal tegen hen ligt als onrechtmatig noch ongegrond voor toewijzing gereed. Het hof merkt hierbij nog op dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] niet veroordeeld kunnen worden tot afgifte van de betreffende drie trekkers aan Rystal. Die trekkers behoren immers toe aan TVM. Het hof zal hen dan ook veroordelen om aan Rystal te betalen de door Rystal voor die drie trekkers betaalde koopsom, dus in totaal € 116.150,- (zie nr. 5 van de dagvaarding van Rystal c.s. in eerste aanleg). De eerste grief voor zover deze is gericht tegen de afwijzing van de vordering van Rystal c.s. tegen [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is dan ook gegrond voor zover deze grief is ingesteld door Rystal. De vordering van TVM tegen [appellant 2 (200.132.642_01)] is afgewezen, zodat [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] niet veroordeeld kunnen worden om aan hem te betalen datgene waartoe hij wordt veroordeeld om aan TVM te betalen.
9.15.2
[geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] zijn in eerste aanleg noch in dit hoger beroep verschenen, zodat aan hun zijde geen sprake is van onrechtmatig procederen of onrechtmatig handelen in de procedure zelf, zodat er met inachtneming van de hiervoor in rov. 9.8 gegeven maatstaf geen gronden zijn om hen te veroordelen in de werkelijk gemaakte proceskosten. [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] zullen als in het ongelijk gesteld worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in dit hoger beroep conform het liquidatietarief, voor zover gerezen aan de zijde van Rystal. Het hof zal bepalen dat de kosten van de procedure in eerste aanleg en van dit hoger beroep voor zover het betreft de vordering van [appellant 2 (200.132.642_01)] tegen [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt. Aan de hand van de hiervoor in rov. 9.8 gegeven maatstaf kan niet tot het oordeel worden gekomen dat [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] ook moeten betalen de werkelijk door [appellant 2 (200.132.642_01)] en Rystal gemaakte kosten in de hoofdzaak. De vordering tot betaling van de door [appellant 2 (200.132.642_01)] en Rystal gemaakte kosten voor zover deze zijn begroot, komen wel voor vergoeding in aanmerking.
9.16
Voor zover Rystal c.s. hun vorderingen in dit hoger beroep tegen [geintimeerde (200.136.850_01)] hebben gegrond op de stelling dat [geintimeerde (200.136.850_01)] door de rechtbank bij vonnis van 9 januari 2013 onherroepelijk is veroordeeld, is die grondslag niet deugdelijk. [geintimeerde (200.136.850_01)] heeft tegen dat vonnis voor zover hij daarbij is veroordeeld, hoger beroep ingesteld. In dat hoger beroep onder zaaknr. 200.124.873/01 heeft het hof [geintimeerde (200.136.850_01)] bij arrest van 4 oktober 2016 veroordeeld om aan TVM (en Runner) te betalen € 171.758,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2010 tot aan de dag van betaling. Het bedrag van € 171.758,- bestaat uit de optelsom van de door TVM aan Runner betaalde afkoopwaarde (of afkoopsommen) van de drie trekkers met de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] en [kenteken 3] .
9.17
De vier door Rystal gekochte trekkers zijn door haar gekocht van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V. (hierna [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] ). Drie van de vier trekkers zijn door Rystal opgehaald, de vierde trekker is wel betaald, maar niet opgehaald. Ten tijde van de gesloten koopovereenkomsten was [geintimeerde (200.136.850_01)] bestuurder en enig aandeelhouder van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Bij dagvaarding in eerste aanleg hebben Rystal c.s. aangevoerd dat [geintimeerde (200.136.850_01)] als enig aandeelhouder en bestuurder van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] op de hoogte moet zijn geweest van het handelen van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , temeer omdat de exportpapieren van de trekkers op zijn naam stonden (nr. 11) en dat [geintimeerde (200.136.850_01)] weet heeft gehad van het feit dat het om verduisterde trekkers ging (zie nr. 12 en verder van die dagvaarding). Meer dan het vorenstaande ter onderbouwing van hun vordering op [geintimeerde (200.136.850_01)] hebben Rystal c.s. in eerste aanleg niet aangevoerd. Zo is door hen niet aangevoerd dat zij enig rechtstreeks contract met [geintimeerde (200.136.850_01)] hebben gehad. Evenmin is gesteld dat Rystal c.s. op welke wijze dan ook heeft onderhandeld met [geintimeerde (200.136.850_01)] of dat [geintimeerde (200.136.850_01)] anderszins contactpersoon is geweest. Uit de enkele feiten dat [geintimeerde (200.136.850_01)] enig aandeelhouder en bestuurder van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] was en dat de exportpapieren van de trekkers op zijn naam stonden volgt echter nog geen wetenschap bij [geintimeerde (200.136.850_01)] van het feit dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] verduisterde trekkers verkocht. Daarvoor zijn, gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting door [geintimeerde (200.136.850_01)] dat hij weet had van die verduistering, meer feiten noodzakelijk. Die zijn echter gesteld noch gebleken.
9.18
Uit grief 2 en de toelichting daarop blijkt dat Rystal c.s. thans ook aanvoeren dat [geintimeerde (200.136.850_01)] als enig directeur en enig aandeelhouder (nr. 21 memorie van grieven) als bestuurder in privé aansprakelijk is omdat hem een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken omdat hij wist, althans behoorde te weten dat de onderneming verduisterde trekkers verkocht (nr. 22 memorie van grieven). Hij wist, althans behoorde ook te weten dat de betaalde vierde trekker met kenteken [kenteken 4] ( [kenteken 9] ) waarvoor Rystal € 34.500,- heeft aanbetaald, niet geleverd zou kunnen worden. In nr. 26 van de memorie van grieven wordt gesteld dat het niet zo kan zijn dat [geintimeerde (200.136.850_01)] niet op de hoogte was van de werkelijke gang van zaken binnen [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . De originele overschrijvingsbewijzen waren immers in het bezit van Transned Lease en ING, zodat [geintimeerde (200.136.850_01)] op onrechtmatige wijze de tenaamstelling van drie van de vier trekkers heeft verkregen. Hij was zich aldus bewust van, althans had zich bewust horen te zijn van het feit dat de voertuigen van misdrijf afkomstig waren. Hierbij komt dat [geintimeerde (200.136.850_01)] twee betalingsbewijzen (productie 2 memorie van grieven) heeft ondertekend. Een voor een bedrag van € 8.650,- (noot hof: de laatste betaling voor de op 5 februari 2010 opgehaalde trekker [kenteken 1] / [kenteken 7] ) op 5 februari 2010. De ander voor € 2.000,- (noot hof: een deelbetaling voor de op 23 februari 2010 opgehaalde trekker met kenteken [kenteken 2] / [kenteken 8] ). Ook in dit hoger beroep hebben Rystal c.s. geen enkel concreet feit aangevoerd waaruit blijkt dat [geintimeerde (200.136.850_01)] wetenschap had van het feit dat de trekkers waren verduisterd dan wel dat hij dat had behoren te weten. Het enkele feit dat hij enig directeur en enig aandeelhouder was en dat hij drie van de vier trekkers op zijn naam had staan, brengt geen wetenschap ter zake verduistering met zich. Uit enkel deze feiten kan evenmin worden geconcludeerd dat [geintimeerde (200.136.850_01)] dit had moeten weten. Het hof wijst er hierbij op dat [geintimeerde (200.136.850_01)] juist betwist wetenschap te hebben gehad van typische feiten die op verduistering wijzen, zoals het feit dat de track- en tracesystemen uit de trekkers waren gehaald, dat de stickers van Runner van de trekkers waren verwijderd evenals de tachograafinstallaties.
9.19
Rystal c.s. hebben ten slotte aangevoerd dat uit het faillissement van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is gebleken dat “
op 4 september 2009 het laatste boekjaar 2008 was gedeponeerd” (nr. 34 memorie van grieven). Het hof begrijpt dat Rystal c.s. meer concreet aanvoeren dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] niet binnen de in art. 2:394 lid 3 BW genoemde termijn van 13 maanden na afloop van het boekjaar 2009 de jaarrekening over 2009 openbaar heeft gemaakt. Rystal c.s. hebben eveneens aangevoerd dat de administratieverplichting van art. 2:10 BW niet in acht is genomen. Dit leidt volgens hen tot aansprakelijkheid van [geintimeerde (200.136.850_01)] jegens Rystal c.s. zoals bedoeld in art. 6:162 BW. Rystal c.s. stellen hierbij dat [geintimeerde (200.136.850_01)] wist althans tijdens de verkoop van de verduisterde trekkers behoorde te weten dat de rechten en/of verplichtingen van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] niet uit enige administratie bekend waren noch gekend konden worden. Bij gebreke van een nadere toelichting waaruit kan worden afgeleid waarom deze feiten moeten leiden tot toewijzing van de onderhavige vordering van Rystal c.s. kan het hof aan dit alles voorbij gaan.
Uit al het voorgaande blijkt dat Rystal c.s. geen voldoende onderbouwde feiten hebben aangevoerd die, indien zij zouden komen vast te staan, kunnen leiden tot toewijzing van het door hen gevorderde. Het hof komt dus niet toe aan het bewijsaanbod. De grieven voor zover gericht tegen [geintimeerde (200.136.850_01)] falen dan ook. Rystal c.s. dienen wat dat betreft te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

10.De uitspraak

Het hof:
In zaak 200.131.986/01:
in het principaal appel van TVM tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] :
bekrachtigt het vonnis van 9 januari 2013 voor zover gewezen tussen TVM enerzijds en CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] anderzijds;
veroordeelt TVM in de kosten van het hoger beroep, voor zover gerezen aan de zijde van CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] begroot op € 4.961,- aan griffierecht en € 9.212,- aan kosten advocaat en voor wat betreft de nakosten op € 131,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken proceskostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
in het incidenteel appel van CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] tegen TVM:
bekrachtigt het vonnis van 9 januari 2013 voor zover gewezen tussen TVM enerzijds en CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] anderzijds;
compenseert de kosten van dit incidenteel appel aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
in het principaal en incidenteel appel tussen TVM enerzijds en Rystal en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] anderzijds:
bekrachtigt het vonnis van 14 september 2011, voor zover gewezen tussen TVM enerzijds en Rystal en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] anderzijds;
vernietigt het vonnis van 9 januari 2013 doch enkel voor zover daarin de vordering van TVM op Rystal is afgewezen en voor zover (nr. 3.10) TVM en Runner zijn veroordeeld in de proceskosten van gedaagden sub 9 ( [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] ) en 11 (Rystal) en doet in zoverre opnieuw recht als volgt:
veroordeelt Rystal tot afgifte van de voertuigen met kentekens [kenteken 1] ( [kenteken 7] ), [kenteken 2] ( [kenteken 8] ) en [kenteken 3] ( [kenteken 5] ), inclusief bijbehorende (kenteken)papieren, sleutels e.d. aan TVM, en wel binnen vier weken na betekening van dit arrest aan Rystal, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat zij met afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 250.000,-;
veroordeelt Rystal tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten belope van een bedrag van € 3.780,00, te vermeerderen met BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten gevorderde hoofdelijke veroordeling af;
veroordeelt Rystal in de kosten van de procedure tussen haar en TVM, voor zover aan de zijde van TVM in eerste aanleg gerezen begroot op € 73,89 betekening dagvaarding, € 4.951,- aan griffierecht en € 4.000,- aan advocaatkosten en in dit hoger beroep begroot op € 73,83 kosten betekening dagvaarding, € 4.961,- aan griffierecht en € 13.818,- kosten advocaat in principaal en incidenteel appel;
veroordeelt Rystal tot terugbetaling aan TVM van al hetgeen TVM uit hoofde van de vonnissen in de bodemprocedure aan Rystal heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de dag van betaling door TVM tot aan die der terugbetaling;
veroordeelt TVM in de kosten van de procedure tussen haar en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] , voor zover gerezen aan de zijde van [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] in eerste aanleg begroot op € 4.951,- aan griffierecht en € 4.000,- aan advocaatkosten, en in dit hoger beroep begroot op € 2.480,50 (de helft van het door Rystal en [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] tezamen betaalde griffierecht) en € 9.212,- kosten advocaat;
verklaart de gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in zaak 200.132.642/01:
vernietigt het onder rolnr. 108949 op 9 januari 2013 gewezen vonnis doch enkel voor zover gewezen tussen [appellant 2 (200.132.642_01)] en Rystal als eisers enerzijds en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] anderzijds en doet opnieuw recht als volgt:
veroordeelt [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] hoofdelijk tot betaling aan Rystal van € 116.150,-, zijnde de tegenwaarde van de drie hiervoor genoemde voertuigen die door Rystal aan TVM moeten worden afgegeven;
veroordeelt van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] hoofdelijk in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die tot op heden aan de zijde van Rystal op € 90,81 kosten betekening dagvaarding en € 2.000,- kosten advocaat in eerste aanleg en in dit hoger beroep op € 79,97 kosten betekening dagvaarding en € 683,- griffierecht en € 3.948,- kosten advocaat, inclusief de kosten van het voegingsincident, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] hoofdelijk tot betaling aan Rystal van de kosten die Rystal in de hoofdzaak (in eerste aanleg geregistreerd onder 103824/HA ZA 10-724 en in hoger beroep onder 200.131.986) heeft gemaakt, begroot op € 73,89 betekening dagvaarding, € 4.951,- aan griffierecht en € 4.000,- aan advocaatkosten en in het betreffende hoger beroep begroot op € 73,83 kosten betekening dagvaarding, € 4.961,- aan griffierecht en € 13.818,- kosten advocaat in principaal en incidenteel appel, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening.
compenseert de kosten van de procedure tussen [appellant 2 (200.132.642_01)] enerzijds en [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] anderzijds aldus dat ieder de eigen kosten in eerste aanleg en in dit hoger beroep dient te dragen;
verklaart de gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de zaken met rolnrs. 200.132.645/01 en 200.136.850/01:
bekrachtigt de onder rolnr. 108427 op 9 januari 2013 en 11 september 2013 tussen partijen gewezen vonnissen;
veroordeelt Rystal en [appellant 2 (200.132.645_01) en (200.136.850_01)] in de aan de zijde van [geintimeerde (200.136.850_01)] gerezen kosten van het hoger beroep, tot op heden begroot op € 683,- aan griffierecht en, inclusief voegingsincident, op € 3.948,- aan salaris advocaat;
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, M.J.H.A. Venner-Lijten en J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 oktober 2016.
griffier rolraadsheer