9.2Het komt het hof geraden voor om allereerst de kern van de zaak weer te geven. Runner heeft in december 2009 twee trekkers, waaronder de trekker met kenteken [kenteken 1] , verhuurd aan EU Logistic B.V. In januari 2010 heeft Runner vijf trekkers, waaronder de trekkers [kenteken 2] en [kenteken 3] , verhuurd aan Matchgroup. De natuurlijke personen [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] (directeur van EU Logistix en van Matchgroup) en/of [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] waren betrokken bij deze verhuurovereenkomsten. De trekkers waren verzekerd bij TVM. Alle zeven trekkers zijn verduisterd, maar de geldvordering van TVM en haar revindicatievordering in dit geding hebben enkel betrekking op de drie trekkers waarvan hiervoor de kentekens zijn vermeld. In eerste aanleg hebben TVM en Runner als eiseressen bij gezamenlijk uitgebrachte dagvaarding onder meer gedagvaard [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] , EU Logistic B.V., Matchgroup B.V., [geintimeerde (200.132.645_01)] , [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal. TVM heeft aangevoerd dat de trekkers zijn verduisterd door [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en/of [geintimeerde 2 (200.132.642_01)] en/of EU Logistic B.V. en/of Matchgroup B.V. De trekkers zijn daarbij, aldus nog steeds TVM, voordat zij naar het buitenland zijn vervoerd, gestald op het terrein van CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] die wisten of hadden behoren te weten dat het om verduisterde trekkers ging. [geintimeerde (200.132.645_01)] is volgens TVM betrokken geweest bij de verkoop en levering van de drie trekkers aan Rystal en/of [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] wetende dat het verduisterde trekkers betrof. TVM is van mening dat Rystal en/of [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] wisten dan wel hadden moeten weten dat zij verduisterde trekkers kochten.
9.3.1Het hof heeft in het tussenarrest van 19 mei 2015 TVM gevraagd om nadere uitleg te geven over haar stelling dat de heer [getuige 1] (nr. 4.14 memorie van grieven) en de heer [getuige 2] op 13 maart 2010 hebben vastgesteld dat op het terrein van CAB/ [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] aan de [bedrijventerrein] te [vestigingsplaats ] stond geparkeerd “
de later via [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] verkochte trekker met kenteken [kenteken 3]” (nr. 4.3.7 memorie van grieven). Het hof achtte een nadere uitleg noodzakelijk omdat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] op 12 april 2010 ten overstaan van de politie basiseenheid [basiseenheid] bij zijn aangifte heeft verklaard dat op 10 maart 2010 een bedrag van € 10.000,- was overgemaakt als aanbetaling voor een op die dag ook opgehaalde vrachtwagen (productie 10 dagvaarding eerste aanleg). TVM heeft vervolgens in haar daarop genomen memorie na tussenarrest onder 2.1 vermeld dat het bewijs van de aanwezigheid van de trekker met kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB is geleverd door (o.a.) de getuigenverklaringen van [getuige 1] en van [getuige 2] . Het hof heeft bij de stukken twee verklaringen van [getuige 1] aangetroffen, en wel respectievelijk productie 5 en 6 bij dagvaarding in eerste aanleg. In geen van die twee verklaringen valt te lezen dat [getuige 1] de trekker met kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB heeft gezien op 13 maart 2010. Bij de stukken bevinden zich geen verklaringen van [getuige 2] . Uit het overige door TVM in haar memorie na tussenarrest aangevoerde valt evenmin af te leiden dat de trekker met kenteken [kenteken 3] op 13 maart 2010 op het terrein van CAB stond. Aldus is de gevraagde uitleg niet verschaft.
9.3.2Het hof heeft in het tussenarrest van 15 maart 2016 in de procedure van TVM tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] , TVM in staat gesteld om te bewijzen dat de trekker(s) met het Nederlandse kenteken [kenteken 1] en/of het Nederlandse kenteken [kenteken 2] en/of het Nederlandse kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB gestald heeft/hebben gestaan en dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wist/wisten of behoorde(n) te weten dat deze trekkers of één of meerdere daarvan van misdrijf afkomstig was/waren.
TVM heeft ter zake deze bewijsopdracht geen getuigen voorgebracht omdat, naar eigen zeggen, de twee door haar opgeroepen getuigen, waarvan TVM de namen niet heeft genoemd, hebben aangekondigd niet te verschijnen uit angst voor represailles. Indien zij gedwongen zouden worden om te verschijnen zouden zij, aldus TVM, niet verklaren. TVM heeft het wat de getuigen betreft bij deze mededeling gelaten, zodat het hof, alleen al omdat is gesteld noch gebleken dat dit alles aan CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] moet worden toegerekend, hieraan voorbij gaat.
9.3.3TVM heeft in haar akte uitlating bewijs verder aangevoerd dat tussen partijen in confesso is dat een aantal verduisterde trekkers op enig moment op het terrein van CAB heeft gestaan (nr. 5 van die akte). Dit blijkt volgens TVM onder meer omdat er een factuur is waaruit blijkt dat een andere verduisterde trekker met kenteken [kenteken 4] op het terrein heeft gestaan. Het ontgaat het hof zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op welke wijze tussen partijen in confesso kan zijn dat de drie onderhavige trekkers bij CAB hebben gestaan enkel en alleen omdat er een factuur is van een trekker die geen rol speelt in hetgeen door TVM in dit geding van CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wordt gevorderd. TVM blijft vervolgens in haar akte volhouden zonder enige onderbouwing dat de drie trekkers op het terrein van CAB zijn gestald. Dat diende zij nu juist krachtens art. 150 Rv te bewijzen, maar enig bewijsmiddel is niet in het geding gebracht. Wat dit betreft heeft TVM in nr. 18 van haar dagvaarding in eerste aanleg ook gesteld dat de heer [getuige 1] , directeur van Runner, op diezelfde avond (noot hof: waarschijnlijk een avond tussen 12 maart 2010, en de ochtend van 15 maart 2010 gelet op zijn als productie 6 dagvaarding in eerste aanleg overgelegde verhoor door de politie van 15 maart 2010) de trekker met kenteken [kenteken 3] op het terrein van CAB heeft zien staan. In de twee door TVM overgelegde getuigenverhoren waarbij [getuige 1] door de politie is gehoord (de genoemde producties 5 en 6 dagvaarding eerste aanleg) valt dit echter niet te lezen. Andere producties waaruit dit blijkt of dit valt te lezen, ontbreken. TVM heeft in haar conclusies en memories evenmin verwezen naar producties waaruit blijkt dat [getuige 1] deze trekker op het terrein van CAB heeft gezien. Het hof passeert de stelling dat [getuige 1] de trekker [kenteken 3] op het terrein van CAB heeft zien staan dan ook niet alleen als niet onderbouwd, maar, gelet op de resultaten van de aan TVM bij arrest van 15 maart 2016 gegeven bewijsopdracht, ook als niet bewezen. De stelling van TVM dat [getuige 2] deze trekker [kenteken 3] op 13 maart 2010 op het terrein van CAB heeft gezien, is eveneens niet onderbouwd. Een verklaring van deze [getuige 2] zit niet bij de aan het hof overgelegde stukken, zodat het hof de desbetreffende stelling van TVM in onder meer 2.1 van haar memorie na tussenarrest passeert.
9.3.4TVM had in het kader van haar bewijsopdracht uiteraard ook bewijsmiddelen kunnen aandragen waaruit de juistheid blijkt van haar stelling (nrs. 39-40 pag. 14-15 dagvaarding eerste aanleg) dat
“(…) deze gehuurde trekkers(zijn
) door of in opdracht van(noot hof: [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en [geintimeerde 2 (200.132.642_01)]
), al dan niet door CAB (zoals het hof CAN verbeterd leest
) onder leiding van de heer [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] (…) geheel gestript, overgespoten en vervolgens gereed gemaakt voor export (…)”. TVM heeft voor de onderbouwing van die stelling niet gewezen op enige productie. Dat CAB, al dan niet onder leiding van [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] dit heeft gedaan, valt in elk geval niet te lezen in de door TVM overgelegde strafvonnissen (producties 31 en 32 conclusie van repliek). In het kader van de aan TVM gegeven bewijsopdracht heeft TVM ook voor deze stelling geen enkel bewijsmiddel aangedragen. Voor de volledigheid merkt het hof ook nog op dat de stelling in nr. 44 conclusie van repliek dat bij de inval op het terrein van CAB aan de [bedrijventerrein] te [vestigingsplaats ] is vastgesteld dat de vrachtwagens op het terrein gestript waren, dat er andere onderdelen gemonteerd waren en dat deze gespoten en gepoetst waren en klaar stonden voor verkoop, evenmin zodanig is onderbouwd dat blijkt dat hiermee (ook) de onderhavige drie trekkers worden bedoeld. Dat de DAF met kenteken [kenteken 3] van Runner op voornoemd terrein is aangetroffen bij die inval zoals in genoemd nr. 44 repliek is gesteld, kan niet waar zijn. Dit is immers één van de trekkers die aan Rystal is overgedragen en naar Polen of Duitsland is vervoerd onder het kenteken [kenteken 5] (nr. 36 dagvaarding eerste aanleg). Overigens voert TVM in nr. 53 van haar repliek ook zelf aan dat de vier transportmiddelen van Runner met de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] , [kenteken 6] en [kenteken 3] helemaal niet zijn teruggevonden.
9.3.5TVM heeft ook nog aangevoerd dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] verduisterde trekkers hebben gestald op hun terrein zonder zich te vergewissen van de herkomst daarvan en de beschikkingsbevoegdheid van EU Logistics B.V. (nr. 65 repliek). Ervan uitgaande dat TVM hiermee één of meer van de onderhavige drie trekkers op het oog heeft, ontgaat het het hof om welke reden een verhuurder van een parkeervoorziening zich moet vergewissen van de beschikkingsbevoegdheid van degene die voertuigen wenst te parkeren.
Het burgerlijk recht bevat geen norm inhoudende dat een dergelijke verhuurder van parkeerplaatsen bij elk voertuig dat te parkeren wordt aangeboden, zich ervan moet vergewissen of degene die het voertuig stalt beschikkingsbevoegd is of dat het voertuig is verduisterd. Overigens heeft TVM evenmin gesteld welk antwoord Runner zou hebben gegeven indien vóór 12 maart 2010 CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] haar zou hebben gebeld met de mededeling dat een trekker van Runner aan CAB ter stalling werd aangeboden. Runner had die trekkers immers verhuurd, zodat het niet waarschijnlijk is dat Runner iets anders zou hebben gedaan dan CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] vragen waarom Runner werd gebeld met die mededeling. Ook deze stellingen van TVM leiden dus tot niets.
9.3.6Blijven over de volgende door TVM nog aangevoerde verwijten. Bij de doorzoeking van het terrein van CAB is een verduisterde trekker aangetroffen. De boekhouding en wijze van factureren bij CAB is niet optimaal en CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] hebben in hun conclusies van antwoord en dupliek niet meteen meegedeeld hetgeen [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] als getuige gehoord bij de politie heeft verklaard. Aldaar heeft hij verklaard dat hij [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] al langer kende en dat deze [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] aan hem, [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] , heeft gevraagd om stallingsruimte voor 15 trekkers en dat vervolgens [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] de afspraak heeft gemaakt dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] zijn trekkers bij [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] (noot hof: in de als productie 43 bij akte houdende overleggen productie overgelegde productie 43 heeft [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] het over “mij”) kon stallen. [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] heeft verder in die overgelegde getuigenverklaring meegedeeld dat is afgesproken “
dat we wekelijks zouden factureren”.
Bezien in het licht van de inleidende dagvaarding en de bij die dagvaarding gedagvaarde vele gedaagden waaronder [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , is het hof van oordeel dat het van belang was om te weten hoe precies de verhoudingen waren tussen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] , welke werkzaamheden [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] namens CAB verrichtte, dat het [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] is geweest die met [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] de afspraken heeft gemaakt en de precieze inhoud van die afspraken. [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] had deze informatie op grond van art. 21 Rv al bij conclusie van antwoord behoren te verstrekken. In de conclusies van antwoord en dupliek hebben CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] een en ander echter niet vermeld. In elk geval [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] heeft in die conclusies sterk de indruk gewekt dat hij geen enkele betrokkenheid had bij de stalling van de trekkers. Uit die, vriendelijk gezegd, nalatigheid kan echter niet worden afgeleid dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wisten dat het ging om het parkeren van verduisterde trekkers. Ook uit het niet zo doorzichtig als mogelijk is voeren van de administratie en facturering valt niet af te leiden dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] wisten dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] verduisterde trekkers wilde parkeren. Dat bij de doorzoeking op het terrein een verduisterde trekker is aangetroffen, brengt evenmin onrechtmatige betrokkenheid mee, alleen al niet omdat CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] onbetwist hebben aangevoerd dat op het terrein ook andere ondernemingen dan CAB zijn gevestigd en het een komen en gaan is van nieuwe en gebruikte vracht- en personenauto’s (2.7 en 4.26 memorie van antwoord).
9.3.7Het hof kan al met al dan ook geen feiten vaststellen waaruit blijkt dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] ten opzichte van TVM onrechtmatig hebben gehandeld in de zin van art. 6:162 BW. Evenmin zijn feiten komen vast te staan aan de hand waarvan tot de conclusie kan worden gekomen dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] tot een groep in de zin van art. 6:166 BW hebben behoord. Zij hebben slechts op verzoek en tegen betaling parkeerruimte voor trekkers ter beschikking gesteld. Dat maakt hen echter nog geen leden van een groep die trekkers heeft verduisterd net zo min als bijvoorbeeld een eigenaar van een benzinepompstation waar de trekkers op weg naar de parkeerplaats van CAB brandstof hebben getankt, lid van een dergelijke groep is geworden.
Voor zover CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] hand- en spandiensten hebben verricht, zijn die verricht bij het parkeren van de trekkers. Dat levert geen onrechtmatige gedraging op in de zin van art. 6:166 BW. Voor een dergelijke gedraging is noodzakelijk dat de hand- en spandiensten zijn verricht ter zake van trekkers waarvan zij hebben geweten of hadden moeten weten dat daarmee iets onrechtmatigs aan de hand was. Dat is echter niet aannemelijk geworden. Behoudens het feit waartoe TVM tot bewijslevering is toegelaten, heeft TVM geen betwiste feiten gesteld die, indien zij na bewijslevering zouden zijn komen vast te staan, alsnog tot toewijzing van haar vordering tegen CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] zouden kunnen leiden. Het hof gaat daarom voorbij aan het aanbod om getuigen te horen. Voor zover TVM bewijs heeft aangeboden door het alsnog in het geding brengen van stukken, gaat het hof daaraan voorbij omdat TVM al alle gelegenheid daartoe heeft gehad.
Het hof acht het op grond van al het vorenstaande voldoende duidelijk dat voor zover de vordering is gegrond op art. 6:248 BW, evenzeer toereikende gronden ontbreken.
De vordering tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] is dan ook terecht afgewezen. De overige grieven van TVM voor zover gericht tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] hoeven verder geen beoordeling omdat die er alle van uitgaan dat CAB en/of [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] betrokken zijn geweest bij onrechtmatig handelen.
9.3.8De enige grief van CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] in het incidenteel appel die nog relevant is bezien in het licht van al het vorenstaande, is dat zij van mening zijn dat in eerste aanleg ten onrechte de aan hun zijde gerezen proceskosten tot betaling waarvan TVM en Runner zijn veroordeeld, zijn gematigd. Het hof is daarover van oordeel dat, gelet op het feit dat CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] niet al meteen bij antwoord alle feiten duidelijk en helder hebben aangevoerd, die kosten terecht zijn gematigd tot het door de rechtbank toegewezen bedrag. Deze grief faalt dus.
9.3.9Al met al faalt het door TVM tegen CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] ingestelde hoger beroep, zodat het hof het vonnis van 9 januari 2013 voor zover gewezen tussen TVM enerzijds en CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] anderzijds zal bekrachtigen.
Nu TVM in dit hoger beroep wat het principaal appel ten opzichte van CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] betreft heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, zal zij worden veroordeeld in de kosten daarvan.
In het incidenteel appel dat door CAB en [geintimeerde 2 zaaksnummer 200 131 986_01] is ingesteld, hebben beide partijen te gelden als over en weer in het ongelijk gesteld (zie ook rov. 6.4.3 van het tussenarrest van 15 maart 2016), zodat het hof de kosten daarvan zal compenseren.
9.4.1.Het hof zal thans de grieven van TVM beoordelen die zijn gericht tegen de afwijzing van de vorderingen tegen [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal.
Zoals ook reeds vermeld in het arrest van 19 mei 2015 in rov. 3.2.2 hebben [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, TVM en Runner zal veroordelen tot betaling aan hen van de volledige kosten die zij hebben moeten maken in de hoofdzaak en in de vrijwaringsprocedure, voor zover uitgaande boven de door de rechtbank toe te wijzen bedragen aan proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens bij de vermelding van de partijnamen in het hoofd van het eindvonnis niet vermeld dat TVM en Runner tevens gedaagden in reconventie zijn en dat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal eisers in reconventie zijn. In het lichaam van het eindvonnis heeft de rechtbank in rov. 2.22 wel geoordeeld dat hun vordering in reconventie zal worden afgewezen, waarna in het dictum in nr. 3.13 hun vordering in reconventie is afgewezen. Een en ander brengt met zich dat het hof ook in dit hoger beroep en gelet op de grieven en de vermeerdering van eis in het door Kuwaslski en Rystal ingestelde incidenteel appel over de vorderingen van [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal dient te oordelen.
9.4.2.In haar eerste grief voert TVM aan dat art. 3:86 lid 3 BW van toepassing is op de drie trekkers. Art. 3:86 lid 3 BW spreekt uitdrukkelijk over diefstal en uit niets valt af te leiden dat daarmee meer is bedoeld diefstal in de zin van art. 310 Wetboek van Strafrecht. In de woorden van de HR 15 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1598: de bewoordingen van art. 3:86 lid 3 BW laten geen ruimte voor de opvatting dat deze bescherming ook toekomt aan de eigenaar die het bezit van de zaak heeft verloren door oplichting, dus op een wijze die voor de toepassing van deze bepaling niet gelijk kan worden gesteld aan diefstal. Het hof wijst er voor alle duidelijkheid nog op dat het citaat in de toelichting op deze grief in nr. 1.1.11 waarop TVM zich beroept een overweging is van de rechtbank. Juist die overweging is door de Hoge Raad in genoemd arrest onjuist bevonden. De eerste grief faalt dus.
9.5.1In haar tweede grief voert TVM aan dat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] en Rystal (het hof zal hierna nog enkel spreken over Rystal c.s.) niet te goeder trouw waren bij de verkrijging van de drie trekkers. Zij voert hiertoe aan dat Rystal c.s. hebben nagelaten het overschrijvingsbewijs (kenteken deel II) aan de verkoper te vragen en dit dus ook niet hebben gecontroleerd. Rystal c.s. hebben verder geen informatie bij de RDW of de registratieautoriteit te Heidelberg opgevraagd. Indien zij dit wel hadden gedaan, zou zijn gebleken dat de verkoper [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V. (hierna [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] ) niet de eigenaar van de trekkers was. Op Rystal c.s. rust verder als koper(s) die handelt/handelen in de uitoefening van een bedrijf een extra oplettendheids- en onderzoeksplicht (nr. 2.2.11 en verder memorie van grieven) die ook met zich bracht dat Rystal c.s. bij de RDW (telefonische) informatie hadden moeten inwinnen omtrent de trekkers. Verder hadden de drie trekkers een veel hogere dagwaarde dan de door Rystal betaalde koopsommen (nr. 2.2.14 memorie van grieven) en blijkt uit de door Rystal c.s. overgelegde kentekenbewijzen dat drie trekkers op naam stonden van [geintimeerde (200.136.850_01)] en één trekker op naam van [naam] , terwijl Rystal c.s. de trekkers kochten van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Rystal c.s. hebben echter nagelaten om de overschrijvingsbewijzen te vragen waaruit bleek dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] de eigenaar van de trekkers was. Rystal c.s. voeren omstandig aan dat zij te goeder trouw waren op het moment dat de chauffeur telkens de trekker ophaalde, zijnde telkens het tijdstip van bezitsverkrijging.
9.5.2Het hof stelt voorop dat partijen voor de toepassing van Nederlands recht hebben gekozen (zie rov. 3.6.2 van het tussenarrest van 19 mei 2015). Dit brengt met zich dat voor een geslaagd beroep op goede trouw in de zin van art. 3:86 leden 1 en 2 BW vereist is dat degene die een tweede hands auto (zoals de onderhavige drie trekkers) verkrijgt, de autopapieren heeft onderzocht. De tenaamstelling van het kenteken van die auto kan immers uitsluitend worden overgeschreven met dit bewijs (vergelijk HR 21 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3057, NJ 2011, 494). De vereiste goede trouw kan ook aanwezig zijn indien het kenteken niet op naam van de verkoper staat indien daarvoor een aannemelijke verklaring kan worden gegeven (HR 11 oktober 2002, NJ 2003, 399). Krachtens art. 3:11 BW ontbreekt goede trouw niet alleen indien de persoon de betreffende feiten kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten behoorde te kennen. 9.5.3Rystal heeft aangevoerd dat zij het bezit van trekker [kenteken 7] (voormalig Nederlands kentenen [kenteken 1] ) heeft verkregen op 5 februari 2010, toen een chauffeur van haar deze trekker heeft opgehaald. Het bezit van de tweede trekker [kenteken 8] (voormalig Nederlands kentenen [kenteken 2] ) heeft zij volgens haar verkregen op 23 februari 2010, toen een chauffeur van haar deze trekker heeft opgehaald. Het bezit van de derde trekker [kenteken 5] (voormalig Nederlands kentenen [kenteken 3] ) heeft zij naar zij stelt verkregen op 10 maart 2010, toen een chauffeur van haar deze trekker heeft opgehaald (zo onder meer conclusie van antwoord nr. 5 en de nrs. 8, 9, 12 en 17 memorie van antwoord). Rystal stelt verder dat zij de trekkers heeft gekocht van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] (nr. 2 conclusie van antwoord en nr. 17 memorie van antwoord in principaal appel). Rystal heeft niet voldoende onderbouwd gesteld noch is anderszins gebleken dat de Nederlandse kentekens van de drie trekkers op naam van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] hebben gestaan. De exportbewijzen van de drie trekkers stonden, aldus Rystal zelf, op naam van [geintimeerde (200.136.850_01)] .
Het hof stelt vast dat in het als productie 3e bij conclusie van antwoord overgelegde exportbewijs van de volgens Rystal op 5 februari 2010 verschafte trekker met kenteken [kenteken 7] achter “Name oder Firmenname” de naam Ardelean is vermeld en achter “vorname(n)” [naam] (hierna Ardelean). Het als productie 4e bij conclusie van antwoord (ook overgelegd als productie 23 bij dupliek) overgelegde exportbewijs van de trekker met kenteken [kenteken 8] staat op naam van [geintimeerde (200.136.850_01)] . Het als productie 5f bij conclusie van antwoord overgelegde exportbewijs van de trekker met kenteken [kenteken 5] staat eveneens op naam van [geintimeerde (200.136.850_01)] . Alleen op het exportbewijs van de trekker met kenteken [kenteken 5] waarvan pas op 10 maart 2010 het bezit is verschaft, stond als adres van [geintimeerde (200.136.850_01)] hetzelfde adres als waarop [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is gevestigd, en wel [adres] te [vestigingsplaats ] . Op de andere twee exportbewijzen stond niet het adres van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] vermeld. Voor zover al is gesteld dat de kentekens van enige van de drie trekkers op enig moment op naam hebben gestaan van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Uit het vorenstaande blijkt dat Rystal de drie trekkers heeft gekocht van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] en, naar eigen zeggen, ook de nodige bedragen heeft gestort op de bankrekening van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] (vergelijk productie 3a en b, 4b en 5b bij conclusie van antwoord). Geen enkel (kenteken)document met betrekking tot de drie trekkers stond echter op naam van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Voor zover Rystal c.s. dus een en ander hebben gecontroleerd, hebben zij ten onrechte de trekkers, die geen van alle op naam stonden van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] gekocht en aan haar betaald. De verkoper was niet de persoon die ook was vermeld op de van belang zijnde papieren. Dit had bij controle ten tijde van de bezitsverschaffing ook moeten zijn gebleken. Bovendien vermelden de twee exportbewijzen van de eerste twee geleverde trekkers niet het adres van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] . Gelet op de functie van deze papieren en de namen die daarin behoren te worden vermeld, acht het hof het juist wel ongewoon dat nota bene het exportbewijs van de als eerste gekochte en geleverde trekker op naam staat van een zekere Ardelean, waarvan in dit geding niet duidelijk is in welke verhouding hij staat tot [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] Trading B.V., en dat twee exportbewijzen op naam staan van [geintimeerde (200.136.850_01)] (zie nr. 79 memorie van antwoord principaal appel). Het feit dat Rystal als koper van een trekker in het buitenland in de desbetreffende papieren kennelijk niet haar naam maar de naam van een chauffeur van haar als koper opneemt (zie nr. 81 memorie van antwoord principaal appel), maakt niet dat het ook normaal is dat de naam van de verkoper niet overeenstemt met de naam van de kentekenhouder op het exportbewijs. Het hof herhaalt dat Rystal c.s. niet hebben uitgelegd wie Ardelean is, dus waarom zij bij de vermelding op het exportbewijs van de naam van Ardelean toch [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] voor beschikkingsbevoegd hielden, is voor het hof onduidelijk. Voor zover Rystal c.s.hebben willen stellen dat [geintimeerde (200.136.850_01)] aandeelhouder en/of bestuurder van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] was, en dat [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] daarom voor beschikkingsbevoegd mocht worden gehouden (zie nr. 83 memorie van antwoord principaal appel), verliezen zij uit het oog dat voor een dergelijke vereenzelviging geen gronden zijn aangevoerd. Het hof wijst er hierbij op dat Rystal c.s. kennelijk ook het onderscheid kennen tussen natuurlijke persoon en rechtspersoon. In nr. 21 conclusie van antwoord voeren zij namelijk aan dat het onbegrijpelijk is dat [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] als mede-eigenaar en bestuurder van Rystal is gedagvaard omdat TVM onvoldoende stelt en motiveert waarom [geintimeerde 4 (200.131.986_01)] persoonlijk zou kunnen worden aangesproken omdat de trekkers door Rystal zijn gekocht. Op grond van de gegevens op de exportbewijzen en bij gebreke van een aannemelijke verklaring waarom de kentekenbewijzen niet op naam van de verkoper stonden, dienden Rystal c.s. dan ook pas op de plaats te maken en eerst te onderzoeken waarom zij kocht van en betaalde aan een rechtspersoon terwijl de onderliggende papieren geen enkele aanwijzing kenden dat die rechtspersoon ook over de trekkers mocht beschikken. Voor zover onderzoek ten tijde van de bezitsverschaffing onmogelijk was, is dat krachtens art. 3:11 BW geen beletsel om degene die goede reden tot twijfel heeft, aan te merken als iemand die de feiten behoorde te kennen. Onbesproken kan blijven op welke wijze de naam van Ardelean en [geintimeerde (200.136.850_01)] op in elk geval de exportbewijzen terecht is gekomen. Alleen al het feit dat op deze bewijzen die namen stonden terwijl werd gekocht van een ander, [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] , had tot nader onderzoek dan wel tot annulering van de koop moeten leiden. Het hof merkt nog op dat van een professionals als Rystal c.s. mag worden verwacht dat zij weten dat trekkers voor enige tijd plegen te worden verhuurd en dat verduistering dan pas aan het licht komt indien de huurtermijnen niet worden betaald dan wel indien aan het einde van de huurtermijn de trekker niet wordt teruggebracht. In die zin kan dus niet zonder meer worden vertrouwd op de volledigheid van signaleringssystemen als Zevis (zie nr. 75 memorie van antwoord principaal appel) en/of FZV (nr. 80 van die memorie).
9.5.4De stelling van Rystal c.s. dat een reële prijs is betaald en tijdig onderzoek is gedaan naar [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] is van te weinig gewicht om te maken dat Rystal c.s. mochten voorbijgaan aan het feit dat de naam van [geintimeerde 1 (200.132.642_01)] noch haar adres was vermeld op de twee exportbewijzen van de eerste twee gekochte trekkers. De opdracht van Rystal aan haar chauffeur om het VIN van de vrachtwagen te controleren (nr. 105 memorie van antwoord principaal appel), heeft geen zin zolang geen sprake is van omkatting van het voertuig. Bij enkele verduistering is het alleszins mogelijk dat het VIN op de trekker overeenkomt met het VIN op het kentekenbewijs; slechts de naam op dat kentekenbewijs is niet de naam van de verkoper.
Het hof acht de Nederlandse regelgeving ter zake niet zodanig van aard dat ten opzichte van Rystal sprake is van bevoegdheidsbeperkingen die zij niet kende of hoefde te kennen. Het beroep van Rystal op de Lizardi-regel (zie haar pleitaantekeningen) faalt alleen al om die reden. Het hof merkt daarnaast nog op dat Rystal in haar conclusie van dupliek in nr. 61 opmerkt dat ook naar Pools recht een koper wil hij eigenaar worden, te goeder trouw moet handelen indien hij van een beschikkingsonbevoegde verkrijgt.