ECLI:NL:GHSHE:2016:4304

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
200.194.021_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geldlening met betrekking tot griffierechten en ontslag van instantie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door de appellant, die een geldlening heeft aangegaan. De appellant heeft op 9 juni 2016 een exploot van dagvaarding ingediend, waarbij hij de geïntimeerde heeft opgeroepen om te verschijnen voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak is behandeld op de rolzitting van 28 juni 2016, waarbij de geïntimeerde niet is verschenen en verstek is verleend. De appellant heeft de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, maar heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn van vier weken. Het hof heeft vastgesteld dat het griffierecht pas op 27 juli 2016 is voldaan, één dag te laat.

Volgens de wet dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien het griffierecht niet tijdig is voldaan, tenzij er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Het hof heeft in dit geval geoordeeld dat het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie in deze situatie zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het hof heeft daarom besloten om af te zien van het ontslag van instantie en de appellant nogmaals de gelegenheid te geven om de memorie van grieven in te dienen. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling op 25 oktober 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.194.021/01
arrest van 27 september 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. P.L.M. Stieger te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [amusementsautomaten] Amusementsautomaten,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 juni 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 10 maart 2016, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4131114/417 / 15-4059)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Appellant heeft bij voormeld exploot geïntimeerde opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 juni 2016.
2.2.
Appellant heeft de zaak aangebracht ter rolzitting van 28 juni 2016. Appellant heeft een advocaat doen stellen. Tegen geïntimeerde is verstek verleend.
2.3.
Appellant is in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na aanbrengen, derhalve uiterlijk op 26 juli 2016 te voldoen. Geconstateerd is dat appellant het griffierecht niet (tijdig) heeft voldaan.
2.4.
Nadat appellant in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over de toepassing van artikel 127a lid 3 Rv, heeft hij op de rol van 23 augustus 2016 een akte genomen.
2.5.
Hierna is bepaald dat arrest wordt gewezen.

3.De motivering

3.1.
Op grond van artikel 3 lid 1 jo. 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en artikel 353 jo. 127a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig (binnen vier weken na de eerste uitroeping van de zaak) heeft voldaan. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (art. 127a lid 3 Rv.).
3.2.
Volgens opgave van de financiële administratie heeft appellant het griffierecht op 27 juli 2016, derhalve één dag te laat, voldaan.
3.3.
Appellant is in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de toepasselijkheid van artikel 127a lid 3 Rv.
3.4.
Het is het hof uit de overgelegde stukken gebleken dat appellant de griffierechten één dag te laat heeft voldaan. Naar het oordeel van het hof zou het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie in het onderhavige geval gelet op het voorgaande leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, als bedoeld in artikel 127a lid 3 Rv. In deze omstandigheden is een ontslag van instantie een onevenredig zware sanctie op het gepleegde verzuim, zonder dat daarvoor enige rechtvaardiging is te vinden in de belangen van de wederpartij.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hof afziet van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie. Nu appellant al een eerste termijn voor het nemen van de memorie van grieven heeft gehad en deze memorie niet heeft genomen, zal het hof appellant nog éénmaal een uitstel (ambtshalve peremptoir) geven voor het nemen van de memorie van grieven.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 25 oktober 2016 (ambtshalve peremptoir) voor memorie van grieven aan de zijde van appellant;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.N.M. Antens, M.G.W.M. Stienissen en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 september 2016.
griffier rolraadsheer