ECLI:NL:GHSHE:2016:4037

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
200.178.451_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake cessie en factoringsovereenkomst tussen CS Factoring B.V. en V.O.F. met betrekking tot onbetaalde facturen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen CS Factoring B.V. en een V.O.F. betreffende de rechtsgeldigheid van een cessie van vorderingen. CS Factoring B.V. had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de V.O.F. voor een onbetaalde factuur van € 3.669,62, die was ontstaan uit een factoringsovereenkomst met Europestone International B.V. De V.O.F. had de factuur echter rechtstreeks aan Europestone betaald, wat leidde tot een geschil over de vraag of de cessie van de vordering aan CS rechtsgeldig was. Het hof heeft vastgesteld dat de cessie rechtsgeldig was, ondanks dat de V.O.F. had betaald aan Europestone. Het hof oordeelde dat de mededeling op de factuur voldoende was om de V.O.F. te informeren over de cessie en dat de V.O.F. niet op de mededelingen van Europestone had mogen vertrouwen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en veroordeelde de V.O.F. hoofdelijk tot betaling van het openstaande bedrag aan CS, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer 200.178.451/01
arrest van 6 september 2016
in de zaak van
CS Factoring B.V., voorheen genaamd
Credit Sales B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. E. Sonneveld te Bleiswijk,
tegen

1.[geïntimeerde 1] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[geïntimeerde 2]in diens hoedanigheid van vennoot,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3]in haar hoedanigheid van vennoot,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.J. Flipse te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 oktober 2015 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton, zittingsplaats Bergen op Zoom gewezen vonnis van 15 juli 2015 tussen appellante -CS- als eiseres in de hoofdzaak, en geïntimeerden -de V.O.F. (geïntimeerde sub 1), [geïntimeerde 2] (geïntimeerde sub 2) en [geïntimeerde 3] (geïntimeerde sub 3), tezamen de V.O.F. c.s.- als gedaagden in de hoofdzaak. Het vonnis is tevens gewezen in de vrijwaringszaak van de V.O.F. c.s. tegen de vennootschap naar Belgisch recht [vertegenwoordiger Europestone] Group BVBA.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • voornoemde dagvaarding van 5 oktober 2015;
  • de memorie van grieven d.d. 29 december 2015, waarbij producties zijn overgelegd;
  • de memorie van antwoord d.d. 9 februari 2016.
Nadat partijen arrest hebben gevraagd, is bepaald dat arrest wordt gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 3543783 CV EXPL 14-5916)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnis van 15 juli 2015, naar het vonnis d.d. 4 maart 2015 in het incident waarbij de V.O.F. c.s. zijn bevolen om twee in dat vonnis nader genoemde partijen in vrijwaring te dagvaarden en naar het tussenvonnis van 27 mei 2015 waarin partijen zijn uitgenodigd ter zitting te verschijnen.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1
Geen der partijen heeft bezwaren geuit tegen de door de kantonrechter in het vonnis van 15 juli 2015 onder 3.1 vastgestelde feiten, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Het hof gaat verder uit van nog enige enerzijds gestelde en anderzijds niet of onvoldoende betwiste feiten. Hierna volgt een opsomming van die feiten voor zover relevant.
a. Op 21 februari 2013 heeft CS, toen nog genaamd “Credit Sales” met Europestone International B.V. aangeduid als Verkoper, onder de naam “Overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen” (hierna: de factoringsovereenkomst, productie 1 bij inleidende dagvaarding) een overeenkomst gesloten. Art. 1 van de factoringsovereenkomst houdt in, voor zover relevant:
“artikel 1 – Verkoop en levering
-1. Gedurende de looptijd en onder de (opschortende) voorwaarden van de bepalingen in deze overeenkomst, verkoopt Verkoper aan Credit Sales (…) nader te specificeren (toekomstige) handelsvorderingen van Verkoper die nog aan afnemers van Verkoper dienen te worden gefactureerd (hierna ook te noemen: de “Vorderingen”). Verkoper verklaart dat deze overeenkomst als akte tot levering (bij voorbaat) van de Vorderingen is bestemd, terwijl deze levering door Credit Sales (bij voorbaat) wordt aanvaard.
- 2. Deze verkoop en koop en levering (cessie) van Vorderingen vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de debiteur van Verkoper niet failliet mag zijn verklaard (…)”.
- 3. De nadere specificatie van de Vorderingen en de acceptatie ervan door Credit Sales vindt plaats op de door Credit Sales opgestelde en aan Verkoper af te geven koopafrekening, welke koopafrekening als akte tot levering door Verkoper van de Vorderingen is bestemd.
(…)
Artikel 6 – Cessietekst en aanlevering Vorderingen
- 1. Alle door Verkoper aan Credit Sales verkochte Vorderingen worden gefactureerd op het brief- of factuurpapier van Verkoper en bevatten (minimaal) de navolgende mededeling en tekst:
“Europestone International B.V. maakt gebruik van factoring. In verband daarmee is het vorderingsrecht van (het vrije gedeelte van) deze factuur overgedragen aan Credit Sales B.V. te [vestigingsplaats 1] . Rechtsgeldige en bevrijdende betaling van (het vrije gedeelte van) deze factuur kan uitsluitend en moet binnen de op de factuur vermelde betalingstermijn plaatsvinden door betaling op rekening [rekeningnummer] ten name van Credit Sales B.V. te [vestigingsplaats 1] .”
- 2. Verkoper stelt de betreffende factuur in origineel en in kopie in tweevoud en voorzien van alle noodzakelijke bijlagen en/of bescheiden waaruit de rechtsgeldigheid van de Vordering en het geleverde blijkt, aan Credit Sales ter beschikking, waarna Credit Sales zorg draagt voor verzenden van de aan haar overgedragen originele factuur met de cessietekst met de betreffende bijlagen aan debiteur.
(…)”
De factoringsovereenkomst is namens Verkoper (hierna ook genoemd: Europestone) ondertekend door [vertegenwoordiger Europestone].
b. Bij factuur van 21 november 2013 (hierna ook: de vordering) van Europestone is aan de V.O.F. in rekening gebracht € 3.669,62 inclusief btw. Op die factuur (productie 2 inleidende dagvaarding) is vermeld, voor zover van belang:
“(…)
100% van het factuurbedrag dient binnen 30 dagen te zijn bijgeschreven op onderstaande rekening van Credit Sales.
Europe Stone maakt gebruik van factoring. In verband daarmee is het vorderingsrecht van (het vrije gedeelte van) deze factuur overgedragen aan Credit Sales B.V. te [vestigingsplaats 1] . Rechtsgeldige betaling van (het vrije gedeelte van) deze factuur kan uitsluitend en moet binnen 30 dagen na dagtekening van de factuur plaatsvinden door betaling op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Credit Sales B.V. te [vestigingsplaats 1] .
(…)
Kvk [KvK]
BTW [BTW]
ING Bank [ING Bank]
(…)”.
De gegevens achter “Kvk”, “BTW” en “ING Bank” zijn de gegevens van Europestone.
c. Europestone heeft voor de hiervoor onder sub b genoemde factuur drie andere opdrachten van de V.O.F. uitgevoerd en aan de V.O.F. gefactureerd. Daarmee is de hiervoor onder sub b genoemde factuur de vierde factuur van Europestone aan de V.O.F.
d. Op 2 december 2013 heeft de V.O.F. het factuurbedrag van € 3.669,62 op de (tevens op de factuur van 21 november 2013 vermelde) bankrekening [ING Bank] van Europestone overgemaakt.
e. Bij brief van 20 februari 2014 (productie 5 inleidende dagvaarding) laat CS aan de V.O.F. weten, voor zover hier van belang:
“(…)
Na controle door Credit Sales B.V. is gebleken dat u een factuurbedrag rechtstreeks aan Europestone (…) heeft betaald in plaats van aan Credit Sales B.V. Betreffende factuur is door Europestone (…) overgedragen op basis van factoring.
Het gaat om de (…) factuur (…) van 21-11-2013 (…) met een factuurbedrag van € 3.699,62.
Op bovengenoemde factuur staat weergegeven dat u uitsluitend rechtsgeldig en bevrijdend het factuurbedrag dient te betalen aan Credit Sales B.V. (…)
Wij verzoeken u om binnen 5 dagen het volledige factuurbedrag (…) alsnog aan Credit Sales B.V. te betalen (…)”.
De V.O.F. heeft niet betaald aan CS.
f. Bij ongedateerd schrijven (noot hof: niet aan het hof overgelegd) heeft [vertegenwoordiger Europestone] namens Europestone de V.O.F. bericht:
“Hierbij bevestig ik je nogmaals dat wij indertijd inderdaad hebben afgesproken dat jullie vanaf de derde factuur (…) rechtstreeks aan ons zouden betalen op ons rekeningnummer (…) zoals onderaan ook vermeld. Credit Sales was vanaf dat moment dan ook niet meer aan de orde. (…) ook de vierde door ons verzonden factuur (…) d.d. 21 november 2013 van € 3669,62 hebben jullie dan ook keurig conform afspraak op ons rekeningnummer betaald. In verband met de hiervoor genoemde afspraak hebben wij op de derde en vierde factuur ook ons rekeningnummer vermeld. (…) Zoals we jullie al eerder hebben bevestigd hebben jullie op ons verzoek op ons rekeningnummer betaald.”
4.2
CS heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dit toelaat, de V.O.F. c.s. hoofdelijk zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CS te betalen € 4.499,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.669,62 vanaf 30 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, één en ander met veroordeling van de V.O.F. c.s. in de kosten van het geding en, zoals het hof begrijpt, in de nakosten, welke nakosten zonder betekening € 131,- bedragen en € 199,- indien betekening noodzakelijk is.
De vordering in de hoofdzaak is afgewezen omdat, kort gezegd, volgens de kantonrechter de vordering niet conform alle daarvoor geldende vereisten aan CS is gecedeerd. De vordering in de vrijwaringszaak van de V.O.F. c.s. tegen [vertegenwoordiger Europestone] Group BVBA is afgewezen omdat in de hoofdzaak een veroordeling van de V.O.F. c.s. is uitgebleven. De kantonrechter heeft CS veroordeeld in de kosten van de hoofdzaak en in de kosten van de vrijwaringszaak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.3
Bij memorie van grieven heeft CS vier grieven voorgedragen en heeft zij gevorderd dat het hof, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 15 juli 2015 zal vernietigen en haar vorderingen ten aanzien van de V.O.F. c.s. alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de V.O.F. c.s. in de kosten van beide instanties alsmede in de nakosten en in de proceskosten in de vrijwaringszaak.
De V.O.F. c.s. voeren verweer.
4.4
De eerste twee grieven leggen tezamen de vraag voor of de vordering door Europestone is gecedeerd aan CS. Het hof zal deze twee grieven gezamenlijk beoordelen.
Voor een rechtsgeldige cessie is krachtens art. 3:84 BW nodig een levering krachtens geldige titel door een beschikkingsbevoegde. De leveringshandeling geschiedt krachtens art. 3:94 lid 1 BW door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan de debiteur (de V.O.F. c.s.) door de vervreemder (Europestone) of de verkrijger (CS). De wet stelt geen eisen aan de inhoud van de mededeling aan de debiteur noch aan de wijze waarop die mededeling moet zijn gedaan. De wet verzet zich niet tegen dubbelfuncties in die zin dat het mogelijk is dat de titel krachtens welke wordt geleverd én de akte die voor de levering is bestemd, in hetzelfde stuk worden neergelegd, mits dit stuk in elk geval een akte is. In die akte hoeft niet een met zoveel woorden tot cessie strekkende verklaring van de cedent (Europestone) te worden opgenomen. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel in onderling verband en samenhang met andere akten of feiten, kan worden vastgesteld dat de akte tot cessie is bestemd. Een redelijke, op de praktijk afgestemde, uitleg van het in art. 3:94 lid 1 BW bedoelde vereiste van een akte voor de levering brengt mee dat voldoende is dat CS als verkrijger van de vordering redelijkerwijs uit de akte heeft mogen begrijpen dat zij tot levering was bedoeld (HR 29 juni 2001, NJ 2001, 662. Zie ook HR14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7386 en de conclusie daarbij, ECLI:NL:PHR:2013:BZ7386).
De hiervoor in rov. 4.1 sub a genoemde overeenkomst is neergelegd in een akte. Die overeenkomst heeft als benaming “Overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen”. Art. 1 heeft als hoofd de woorden “
Verkoop en levering”en art. 6 heeft als hoofd de woorden “
Cessietekst en aanlevering Vorderingen”.De in art. 6 van de factoringsovereenkomst opgenomen cessietekst bevat woorden als “
het vorderingsrecht van (…) deze factuur(is)
overgedragen aan Credit Sales B.V. te [vestigingsplaats 1] ”en
“Rechtsgeldige en bevrijdende betaling”kan enkel op het rekeningnummer van CS. Uit al deze gegevens in de akte in onderling verband en samenhang bezien, heeft CS mogen begrijpen dat de akte tot levering was bedoeld. De mededeling van die akte is vormvrij en kan ook door Europestone worden gedaan. De mededeling op de factuur van 21 november 2013 is een voldoende duidelijke mededeling aan de V.O.F. dat een akte als bedoeld in art. 3:94 lid 1 BW is opgemaakt. De wet kent niet als vereiste dat het woord “akte” met zoveel woorden moet worden genoemd, noch kent de wet het vereiste dat die mededeling in elk geval de datum waarop die akte is opgemaakt moet bevatten. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering rechtsgeldig door Europestone aan CS is overgedragen, zodat de grieven 1 en 2 slagen.
4.5.1
De overige grieven betreffen het volgende. De V.O.F. c.s. stellen dat zij al bij de tweede factuur van Europestone aan Europestone hebben meegedeeld dat zij gewend zijn heel spoedig te betalen en dat wat de V.O.F. betreft betaling via een incassobureau totaal niet nodig was. Daarop heeft Europestone laten weten dat betaling via een incassobureau ook niet nodig was, waarbij zij meedeelde dat zij voortaan op de facturen het rekeningnummer van Europestone zou vermelden, en dat de V.O.F. c.s. voortaan rechtstreeks aan Europestone zou dienen te betalen. Aldus, nog steeds volgens de V.O.F. c.s, is geschied bij de derde factuur. Die is dus betaald door storting van het gefactureerde bedrag op de rekening van Europestone ondanks het feit dat ook op deze factuur de hiervoor in rov. 4.1 sub b vermelde tekst stond. CS heeft hierover bij de V.O.F. c.s. gereclameerd, maar nadat de V.O.F. c.s. CS hebben laten weten die factuur reeds te hebben betaald door storting op de rekening van Europestone, heeft CS verder geen stappen ondernomen. Op grond daarvan, aldus de V.O.F. c.s., hebben zij erop mogen vertrouwen dat zij ook de onderhavige vierde factuur rechtsgeldig en bevrijdend konden betalen aan Europestone. Het hof begrijpt dat zij hiermee een beroep doen op art. 6:34 BW.
4.5.2
Het hof stelt voorop dat in elk geval ook op de tweede factuur (productie 2 conclusie van antwoord) en op de derde factuur de hiervoor in rov. 4.1 sub b vermelde cessiemededeling was vermeld. De V.O.F. c.s. stellen verder dat zij de tweede factuur hebben voldaan door middel van storting van het bedrag op de rekening van CS (nr. 4 conclusie van antwoord). Daaruit volgt dat zij begrepen, in elk geval, gelet op onder meer de woorden “
het vorderingsrecht van (…) deze factuur (is) overgedragen aan Credit Sales”en
“Rechtsgeldige betaling van (…) deze factuur kan uitsluitend en moet binnen 30 dagen na dagtekening van de factuur plaatsvinden door betaling op rekeningnummer [rekeningnummer]”hadden moeten begrijpen dat Europestone geen rechthebbende was van de vordering(en). Europestone kon alleen maar (weer) rechthebbende van die vordering(en) worden door retro-cessie. Met de enkele mededeling van Europestone dat de facturen konden worden betaald door storting op het rekeningnummer van Europestone is geen sprake van een retro-cessie. De betreffende mededelingen van Europestone moeten worden bezien als dermate in strijd met hetgeen op de facturen ter zake de betaling was vermeld, dat de V.O.F. c.s. niet op die woorden mochten vertrouwen zonder in elk geval een en ander bij CS te controleren. Er zijn dan ook geen redelijke gronden waarop de V.O.F. c.s. hebben kunnen aannemen dat Europestone bevoegd was om de betaling in ontvangst te nemen. Dit is niet anders indien wordt meegewogen dat CS geen verdere stappen richting de V.O.F. c.s. heeft gezet nadat de derde factuur niet aan CS is betaald. De V.O.F. hadden immers wat dit betreft in elk geval rekening moeten houden met de mogelijkheid dat Europestone de onrechtmatigheid van de ontvangst van de betaling van dat bedrag van de derde factuur had ingezien, en dus zelf (alsnog) tot betaling van dat bedrag aan CS was overgegaan. Het hof laat dan nog daar dat het tijdsverloop tussen de contacten tussen CS en de V.O.F. c.s. omtrent die van 18 september 2013 zijnde derde factuur en de vierde factuur van 21 november 2013 niet zodanig lang is dat daar gevolgen aan verbonden kunnen worden. Aan de stelling van de V.O.F. c.s. dat de mededeling zoals hiervoor in rov. 4.1 sub b een voorgedrukte tekst betrof (zie nr. 14 conclusie van antwoord) gaat het hof voorbij omdat zij daaraan geen relevante rechtsgevolgen hebben verbonden. Het hof laat dan nog daar dat niet duidelijk is waarom de V.O.F. c.s. wat deze passage betreft spreken over een “voorgedrukte tekst” op de maar aan 1 zijde en uit 1 pagina bestaande factuur. Al met al zijn er niet voldoende redenen voor honorering van het door VOF gestelde vertrouwen.
4.6
De V.O.F. c.s. hebben verder aangevoerd dat het voor hen als leek niet duidelijk was wat in de voorgedrukte tekst moest worden verstaan onder de woorden “het vrije gedeelte van de factuur” (nr. 16 conclusie van antwoord). Zo dit verweer niet al gepasseerd moet worden omdat de V.O.F. c.s. zonder meer in elk geval de tweede factuur aan CS hebben betaald, gaat het hof aan dit verweer voorbij omdat zij dan, juist als leek, hadden moeten vragen wat dit betekende voordat zij tot betaling overgingen.
4.7.1
De V.O.F. c.s. hebben subsidiair de verschuldigdheid van de door CS gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke (handels)rente betwist.
4.7.2
CS heeft in haar inleidende dagvaarding ter zake de incassokosten niet meer gesteld dan dat (de advocaat van) CS onderzoek heeft verricht naar de ondernemingsvorm en vestigingsplaats van de V.O.F., haar verhaalbaarheid en dossieraanleg heeft gedaan. Gelet op de betwisting door de V.O.F. c.s. en het feit dat de genoemde posten zonder nadere toelichting eerder moeten worden beschouwd als kosten ter voorbereiding van een procedure, diende CS op deze vordering een nadere toelichting te geven. Nu die toelichting ontbreekt, zal het hof de gevorderde incassokosten afwijzen omdat onvoldoende is gebleken dat dergelijke kosten zijn gemaakt.
4.7.3
De hiervoor in rov. 4.1 sub b genoemde tekst houdt onder meer in dat de factuur binnen 30 dagen na dagtekening moet worden betaald. Dit betekent dat de gevorderde rente toewijsbaar is.
4.8
Het hof gaat voorbij aan de bewijsaanbiedingen van de V.O.F. c.s. Voor zover zij bewijs van feiten hebben aangeboden, is het hof in het vorenstaande al van de juistheid van die feiten uitgegaan. Het door de V.O.F. c.s. gedane aanbod om te bewijzen dat geen sprake is van een geldige cessie, wordt gepasseerd omdat het niet betrekking heeft op het bewijs van feiten. Voor zover zij met dit aanbod hebben bedoeld feiten te willen bewijzen op grond waarvan tot de conclusie moet worden gekomen dat geen sprake is van geldige cessie, hebben zij geen andere feiten genoemd die zij willen bewijzen dan de feiten waarvan het hof al is uitgegaan.
4.9
Het hof zal het vonnis vernietigen en de vordering toewijzen. De V.O.F. c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in dit beroep worden veroordeeld. Het hof zal de kosten van CS in het vrijwaringsincident bepalen op nihil. Er zijn geen termen om CS te veroordelen in de kosten van de vrijwaringszaak van de V.O.F. c.s. tegen [vertegenwoordiger Europestone] Group BVBA.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het tussen partijen op 15 juli 2015 gewezen vonnis en doet opnieuw recht als volgt:
veroordeelt de V.O.F. c.s. hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CS te betalen € 3.669,62, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 21 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de V.O.F. c.s. hoofdelijk in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Hurks worden begroot op € 462,- aan griffierecht, € 93,80 betekening dagvaarding en € 400,- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 711,- aan griffierecht, € 94,19 betekening dagvaarding en op € 632,- aan salaris advocaat voor het hoger beroep, en voor wat betreft de nakosten op € 131,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken (proces)kostenveroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien (14) dagen na de dag van deze uitspraak;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en Th.J.A. Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2016.
griffier rolraadsheer