Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Inmax B.V.,
1.de vennootschap onder firma [V.O.F.] V.O.F.,gevestigd en kantoor houdende te [kantoorplaats 2] ,
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 4],
wonende te ’ [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/01/235074/HAZA 11-1371)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis met producties;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidentele vordering met producties;
- de memorie van antwoord in het incident;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
(a) een verklaring voor recht dat Inmax toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de tussen partijen (het hof begrijpt: tussen Inmax en [V.O.F.] ) gemaakte afspraken voortvloeiende verplichtingen, althans dat Inmax onrechtmatig jegens [V.O.F.] c.s. heeft gehandeld;
(b) een veroordeling van Inmax tot vergoeding van door [V.O.F.] c.s. geleden schade ten bedrage van € 1.585,68;
(c) een verklaring voor recht dat voormelde beslagleggingen ongegrond en onrechtmatig zijn;
“Artikel 18 WvK (…) bepaalt voor de vennootschap onder firma dat elk der vennoten hoofdelijk verbonden is ‘wegens de verbindtenissen der vennootschap’. Daarin valt geen beperking te lezen tot verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat een vennoot is toegetreden. Voorts brengt de strekking van artikel 18 (…) WvK mee dat de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten alle schulden betreft die ten tijde van hun toetreding tot de vennootschap bestaan, of nadien ontstaan. Deze bepaling(…)(hof: beoogt)
immers de schuldeisers van een vennootschap onder firma (…) te beschermen in een situatie waarin het (van dat van de vennoten) afgescheiden vennootschapsvermogen ontoereikend is om aan alle verbintenissen van de vennootschap te voldoen, door hun een verhaalsmogelijkheid te geven op het vermogen van de (…) vennoot zelf. (…) De omstandigheid dat bij deze wetsuitleg de bestaande schuldeisers van de vennootschap er met de toetreding van een nieuwe vennoot een verhaalsmogelijkheid bij krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Daarvoor bestaat een deugdelijke grond, te weten dat deze schuldeisers een rechtsbetrekking zijn aangegaan met een vennootschap voor de verbintenissen waarvan de (…) vennoten krachtens de wet persoonlijk instaan. Het aanvaarden van hoofdelijke aansprakelijkheid van (…) vennoten van een vennootschap onder firma (…) voor bij hun toetreden reeds bestaande verbintenissen van de vennootschap dient bovendien de rechtszekerheid. Een onderzoek naar het ontstaansmoment van verbintenissen van de vennootschap, met het oog op de vraag welke vennoot of vennoten daarvoor kan of kunnen worden aangesproken, kan dan immers achterwege blijven. Aan de belangen van degene die overweegt als (…) vennoot toe te treden tot een bestaande vennootschap onder firma (…) wordt in voldoende mate tegemoet gekomen doordat hij kan bedingen dat hem inzage wordt gegeven in de schuldenpositie van de vennootschap, of dat hij in de gelegenheid wordt gesteld daarnaar zelf onderzoek te doen. Bovendien kan hij garanties bedingen van de overige vennoten en afspraken maken over de draagplicht ten aanzien van bestaande schulden.”Het hof sluit zich bij deze overwegingen aan. Voormeld verweer wordt derhalve verworpen en [geïntimeerde 4] wordt aansprakelijk gehouden voor de reeds voor zijn aantreden als vennoot bestaande schulden.
€ 29.300,- ter zake van onterechte omzetaftrek (I), € 45.471,85 ter zake van een verkeerde totaaltelling (II) en € 11.800,- ter zake van vliegtickets (III). [V.O.F.] c.s. heeft de verschuldigdheid van deze bedragen weersproken.
“Extra services voor deelnemers”)af dat de “extra services” op deze eindafrekening voor, na of gelijktijdig met de hoofdtour kunnen zijn verricht. Dit zou erop duiden dat met het begrip “extra services” op meer omzet wordt gedoeld dan uitsluitend op omzet die met pre- en aftertours samenhangen. Hoe dit ook zij, uit de afspraken van Inmax en [V.O.F.] valt naar het oordeel van het hof niet af te leiden dat de betreffende omzet aan Inmax toekomt, zoals Inmax heeft betoogd. Uit de door Inmax geformuleerde afspraak dat “
Inmax (…) recht(heeft)
op de omzet van de Challenge minus de door [V.O.F.] c.s. gemaakte en deugdelijk verantwoorde kosten voor wat betreft de standaardreis (kosten van vluchten, overnachtingen, maaltijden etc.)” (memorie van grieven 3.5 (iii)) volgt, gelet op de toevoeging “
voor wat betreft de standaardreis” na “
kosten”, eerder dat de betreffende omzet ook slechts de standaardreis betrof. Niet logisch is immers dat betreffende de kosten van “extra services” niets zou zijn afgesproken, terwijl dat wel zou zijn gedaan betreffende de uit die “extra services” voortkomende omzet. Het enkele feit dat de opbrengsten uit de pre- en aftertours expliciet waren uitgezonderd maakt niet dat opbrengsten uit andere “extra services” zondermeer aan Inmax toekomen. Omzet uit reis- en annuleringsverzekeringen werd ook als omzet van [V.O.F.] beschouwd. Nu expliciete noch impliciete afspraken betreffende de “extra services” voldoende onderbouwd zijn gesteld noch anderszins voldoende naar voren zijn gekomen en als uitgangspunt heeft te gelden dat degene die een bepaalde omzet genereert ook aanspraak heeft op deze omzet, ziet het hof geen grond voor toewijzing van het door Inmax ter zake gevorderde bedrag van € 29.300,-. Dit onderdeel van de vordering van Inmax komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Uit het bovenstaande volgt dat bewijslevering van de stelling van Inmax dat de afspraak betreffende de pre- en aftertours zag op pre- en aftertours die geheel los stonden van de standaardreis, Inmax niet kan baten. Het bewijsaanbod ter zake wordt daarom gepasseerd.
€ 320.262,10 opgenomen voor de gemaakte kosten ten behoeve van de standaardreis. [V.O.F.] heeft voorts, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken, aangevoerd dat de kosten, die met de extra services ten behoeve van de Inmax teams zijn gemaakt, niet in dit bedrag zijn opgenomen. Het is evident, en tussen partijen ook niet in geschil, dat tegenover de in de rekening en verantwoording opgenomen omzet aan extra services, ook de daarmee samenhangende kosten moeten worden opgenomen. Aldus zijn zowel de opbrengsten als de kosten slechts éénmaal in de rekening verwerkt. De stelling van Inmax faalt dus.
tevens voor deze 14 personen de kosten van afwijkende tickets (14 x EUR 650,-) als kosten[heeft]
opgevoerd in het kostenoverzicht”, maar het hof treft in dat overzicht geen (als zodanig herkenbaar) bedrag van € 9.100,- aan. Weliswaar lijkt [V.O.F.] Inmax in deze stelling tegemoet te komen (memorie van antwoord onder 67), maar dan nog blijft de stelling van Inmax te vaag onder welke post die kosten dan zouden schuilen.
4.De uitspraak
in conventie:
- het bedrag van € 982,71 is afgewezen;
- de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen;
- genoemde schadevergoedingsvordering is toegewezen;
- de proceskosten zijn gecompenseerd;
€ 452,- aan salaris advocaat;