1.2.De eigenaar mag de accommodatie gebruiken voor eigen gebruik. De periode(s) van eigen gebruik van de accommodatie kan de eigenaar zelf inboeken via de eigenarensite van [C] . Indien de accommodatie niet op bovengenoemde wijze door de eigenaar wordt gereserveerd, wordt de eigenaar geacht niet zelf van de accommodatie gebruik te willen maken. Informatie vanuit [C] zal via de eigenarensite gecommuniceerd worden naar de eigenaar.”
9. Belanghebbende heeft een reserveringsoverzicht overgelegd, waaruit blijkt dat hij in 2013 op 18 dagen de woning in eigen gebruik heeft gehad. Uit dit reserveringsoverzicht volgt tevens dat de woning in 2013 minder dan 275 dagen verhuurd is geweest.
De Heffingsambtenaar heeft de in het reserveringsoverzicht opgenomen gegevens niet bestreden, zodat het Hof deze gegevens als vaststaand tussen partijen beschouwt.
10. De Heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat het gegeven dat de woning in 2013 voor minder dan 275 dagen werd verhuurd, betekent dat de woning voor meer dan 90 dagen beschikbaar was voor belanghebbende of zijn gezin.
11. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de woning 365 dagen per jaar verhuurd kan worden via [C] , behoudens de door belanghebbende via de eigenarensite gereserveerde perioden. Volgens belanghebbende is de woning buiten deze perioden niet voor eigen gebruik beschikbaar. Dat de woning in 2013 minder dan 275 dagen verhuurd werd, impliceert, volgens belanghebbende, derhalve niet een beschikbaarheid voor eigen gebruik van meer dan 90 dagen. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft belanghebbende gewezen op de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage van 19 mei 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4552, waarin dat Hof in een gelijksoortige zaak heeft beslist dat de woning op de dagen waarop deze niet door de belastingplichtige gebruikt werd en niet aan derden verhuurd werd, gelet op de tussen partijen gesloten overeenkomst, niet voor de belastingplichtige beschikbaar werd gehouden. 12. Ter zitting heeft belanghebbende hieraan toegevoegd dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen “ter beschikking houden” en “ter beschikking staan”. In de visie van belanghebbende werd de woning in 2013 door [C] ter beschikking gehouden van potentiële huurders (derden). De woning stond daarmee - behoudens genoemde 18 dagen -niet ter beschikking van belanghebbende, omdat belanghebbende niet vrijelijk over de woning kon beschikken. Volgens belanghebbende hield hij in 2013 de woning maar 18 dagen ter beschikking en was daar eerst sprake van na reservering voor eigen gebruik.
13. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 juli 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1657, geoordeeld dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur, maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. 14. Bij arrest van 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4972, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd“aan een eigenaar die zijn woning voor (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, ( a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel
( b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze gelet op het in de vorige alinea overwogene moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.”
15. Uit bovenstaande arresten volgt dat “van het voor zich of zijn gezin beschikbaar houden van de woning” geen sprake is voor de gedeelten van het jaar waarop eigen gebruik is uitgesloten als gevolg van verhuur of als gevolg van aan derden toegekende rechten tot verhuur (of wanneer eigen gebruik nodig is om de woning voor verhuur gereed te maken en te houden). In de overige gedeelten van het jaar is wel sprake van beschikbaar houden, ook als de woning voor verhuur beschikbaar is, maar niet feitelijk wordt verhuurd. Heffing van forensenbelasting blijft slechts achterwege indien het totaal van die gedeelten niet meer dan 90 dagen beloopt.
16. Naar het oordeel van het Hof noopt de jurisprudentie van de Hoge Raad tot de conclusie dat in onderhavig geval de woning op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar werd gehouden. Uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd blijkt niet dat het eigen gebruik van de woning in 2013 voor meer dan 275 dagen was uitgesloten. In tegenstelling tot hetgeen belanghebbende meent, werd de woning ook beschikbaar gehouden voor hem en zijn gezin op de dagen dat de woning (in theorie) voor verhuur aan derden beschikbaar was, maar niet feitelijk aan derden werd verhuurd. Dat belanghebbende een handeling diende te verrichten om daadwerkelijk zelf te kunnen beschikken over de woning, namelijk het plaatsen van een boeking op de eigenarensite, maakt niet dat belanghebbende op die dagen de woning niet voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar hield in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Verordening.
17. Uit het voorgaande volgt dat het door belanghebbende gemaakte onderscheid tussen het “ter beschikking houden” en het “ter beschikking staan” van een woning niet verenigbaar is met de zojuist uiteengezette leer van de Hoge Raad. Voor de interpretatie van de term “beschikbaar houden” zoals gedaan in de door belanghebbende aangehaalde uitspraak van Hof ’s-Gravenhage, acht het Hof, gelet op deze leer, evenmin ruimte.
Ten aanzien van het griffierecht
Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P.A.G.M. Cools, voorzitter, P.A.M. Pijnenburg en H.J. Cosijn, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2016.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 28 juli 2016.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.