3.1.4.Met betrekking tot de uitvoering van de landbouwregeling is (onder meer) op voet van het bepaalde in artikel 27, lid 9 Wet Ob 1968 de Uitvoeringsbeschikking OB van toepassing. Artikel 28 van de Uitvoeringsbeschikking luidt als volgt:
“1. De aftrek en de teruggaaf op grond van artikel 27, vierde onderscheidenlijk vijfde lid, van de wet, vinden slechts plaats, indien de ondernemer aan wie de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer de goederen heeft geleverd, een door deze ondertekende verklaring kan overleggen waaruit blijkt, dat de goederen binnen het kader van de genoemde bepaling zijn geleverd, en waarin voorts zijn vermeld:
a. naam en adres van de leverancier;
b. de dag waarop de levering wordt verricht;
c. naam en adres van de afnemer;
d. de hoeveelheid van de goederen;
e. een duidelijke omschrijving van de goederen;
f. het in rekening gebrachte bedrag.
2. De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt opgemaakt vóór de vijftiende dag van de maand, volgende op die waarin de levering is verricht.
3. De aftrek vindt plaats in het belastingtijdvak waarin de goederen zijn geleverd.
4. Ingeval van leveringen aan veilingen en andere vaste afnemers kan, in afwijking van het eerste en het tweede lid, de landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer volstaan met een éénmaal per kalenderjaar af te geven verklaring waaruit blijkt, dat de goederen binnen het kader van artikel 27, vierde lid, van de wet zijn geleverd. In dat geval houdt degene aan wie de goederen worden geleverd, van iedere levering op zodanige wijze aantekening dat daaruit de in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, bedoelde gegevens blijken.
5. Het eerste tot en met vierde lid zijn ten aanzien van diensten voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.”